Het goede leven: het vergt wel iets en geeft veel terug
Dezer
Dagen
Met oog op winst maar
geen kosten maken
Het eigen leven en verder (n)iets
Discussies over het beleid
lopen vaak uit op de vraag wat er voor mij in het vat zit, maar dan gaat het
over niets anders dan de financiële kant van de zaak. Niets op tegen dat we
onze eigen financiën en administratie op orde houden, want anders komen er maar
problemen van. Het punt is dat het deel is van een groter geheel, van de vraag
hoe we het goede leven inrichten. Natuurlijk is dat geen zaak voor overheid en
vakbonden alleen, terwijl er toch genoeg instanties voorhanden zijn die er zich
mee inlaten en wel ten goede. Merkwaardig evenwel dat we onze emotionele
boekhouding ook meticuleus bijhouden en vooral alleen genoegen nemen met wat
ons echt aangenaam en van belang lijkt. Ons handelen moeten we volgens sommige
experten richten op maximaal plezier, maar zolang we niet onderzoeken wat ons
genoegen verhoogt, zullen we mogelijkheden onverkend laten, die ook hun
betekenis hebben.
Dit is geen moraliserend
onderzoek, maar toch zal een welwillende, zo mogelijk ook een kwaadwillige er
een moraliserende opzet in vinden. Veel kan ik er niet aan doen, maar toch, het
ligt eraan dat we dezer dagen moraal en geluk zeer nauw met elkaar verbonden
achten en in wezen geldt dat de "Moraal" dat geluk niet in de weg mag
noch kan staan. Maar moraal is niet enkel datgene wat vanwege autoriteiten op
ons bord wordt gelegd. Het gaat ook om de vraag hoe we inderdaad ons eigen
geluk, ons welbevinden optimaliseren kunnen, maar ook en tegelijk, met anderen
samen dingen kunnen ondernemen.
Deze ochtend, 22 oktober ging
het in een radioprogramma, Hautekiet op radio 1, over inspraak van kinderen in het huwelijk van hun
ouders en vooral als er sprake is van scheiding, pijnlijke vechtscheiding. Men
heeft de afgelopen dertig jaar de moraliserende en disciplinerende aspecten in
het familierecht terzijde geschoven, want de wet mocht het eigen geluk niet in
de weg staan, daarover kon geen twijfel bestaan, dat de overheid zich hier niet
in te mengen heeft. Geluk en zeker familierecht botsen zo te zien te wel eens.
Tegelijk menen sommige synodevaders die twee weken in Rome met elkaar op het
scherp van de snee hebben gedebatteerd, dat men mensen niet mag toelaten als ze
na een scheiding toch hertrouwen ter communie te gaan. Ook voor homo's en
lesbiennes, transgenders etc. willen zij de deur dicht houden, maar in de
praktijk wordt weinig gezegd en veel met stilzwijgen geaccepteerd. Toch blijft
het een probleem dat de kerk de moraliserende en disciplinerende werking van de
moraaltheologie staande houdt, terwijl zowel Christus als de mensen die de kerk
opbouwden en zich door de omstandigheden gedwongen over uitsluiting moesten
buigen, waar ze minder dan wij toe kwamen. Want de kerk die we vandaag kennen,
bestaat voor een groter deel dan de synodevaders lijken door te hebben op
inzichten die vooral in de negentiende eeuw en dan nog in de strijd tegen het
modernisme zijn ontwikkeld; doorheen die strijd tegen het modernisme kreeg de
zielenzorg een uitermate repressief karakter. De tegenstanders van de kerk
hebben zich wel eens vergist door de weeffouten in de kerk principieel te achten,
want in de strijd tegen het modernisme, ging de kerk van de weeromstuit de
administratieve en conceptuele begrippen van de moderniteit overnemen, waardoor
de strijd leidde tot innerlijke contradicties die evenwel het debat over het
goede leven onmogelijk maakten.
De vragen naar welbevinden,
individueel welbevinden en maatschappelijke tevredenheid wordt vandaag wel
vaker gesteld en dan merkt men dat deelname aan het goede leven bevorderd
wordt, maar tegen een minimale financiële kostprijs: studenten willen gratis
studeren, wat in Duitsland overigens kan, maar ook ziet men daar dat studenten
soms veel tijd nemen om hun studie af te ronden. Bij ons lijkt de haast soms
wat te groot, maar tegelijk, denk ik, gaat het al te vaak niet over het
engagement dat studeren impliciet veronderstelt. Aangezien het discours van de
rectoren, maar evenmin dat van de studenten die kwestie belicht en de oppositie
tegen de beleidmaatregelen rond inschrijvingsgelden alleen gaat over het risico
dat een aantal mensen niet meer zal kunnen studeren, ontstaat er wel een
probleem, want het studeren aan de universiteit en hogeschool is ook een
kwestie van persoonlijke verantwoordelijkheid. Oeps! Als dit niet moralistisch
klinkt, dan weet ik het ook niet meer. Maar studeren betekent toch iets meer
dan het diploma halen. Het vergt van een studente of student veel om
geleidelijk de vele facetten over een onderwerp, de verschillende lagen van een
onderzoeks- of kennisdomein te overzien en te doorzien waar dan de eigen
bijdrage zou kunnen liggen, via papers en andere onderzoeksprojecten.
De inzet voor het studeren
nodig kan men niet altijd aan andere activiteiten besteden, al blijft het
bewonderenswaardig dat men studenten ziet doorgaan met het leiden van een groep
in de jeugdbeweging, want die inzet kan inderdaad behalve vormend werken voor
de leden van de groep, maar ook voor de leidinggevende zelf veel bijbrengen,
zelfkennis. Maar toch, studeren zelf betekent dat men niet enkel een geleerde
papegaai wordt - nog maar eens - maar ook dat men doorheen het curriculum zelf
van al die losliggende stukken kennis iets weet te maken.
De winst die men zo kan maken,
blijkt altijd weer niet enkel voor de eigen persoon van belang, maar helpt hem
of haar een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk welbevinden. En toch,
net omdat die kwestie zelden in het geding gebracht wordt, blijken we
onverwacht blind voor wat mogelijk is in de samenleving. Ook hier weer bestaat
het risico dat onze blik zozeer op wat er voor ons in zit gericht is, dat we
achteraf pas doorkrijgen dat we niet alle mogelijkheden hebben aangewend.
Sommige mensen noemen zich graag sociaal, maar dat betekent dat ze veel
vrienden hebben, veel in de gelegenheid zijn met anderen rustig een glas te
drinken, maar of ze ermee voldoende onder ogen zien of willen zien dat ze in
hun handelen misschien net hardvochtig uit de hoek komen, blijft onbesproken.
Sociaal zijn en mensen
bijstaan indien nodig, het zijn twee verschillende zaken. Zoals prof. em. dr.
Herman de Dijn in Streven beschreef, komt ook in de zorg vaak de
professionaliteit, de vermeende professionaliteit in conflict met de inzet voor
wat er aan werkelijke nood bestaat, in een verpleeghuis of in de geestelijke
gezondheidszorg of het onderwijs. Niet enkel de managementcultuur zorgt voor
een zekere verschuiving van het perspectief naar een zorg die niet meer
persoonlijk wil wezen, maar objectiverend, herleid de patiënt, de leerling wel
eens tot een statisch gegeven en kan men alleen maar betreuren. Gelukkig
blijven er genoeg die het persoonlijke laten prevaleren, ook in het onderwijs.
Waar het dan om gaat, als we
ons afvragen of we winst kunnen halen uit alles, ook uit relaties zonder er de
kosten, de lasten die ze met zich mee brengen te accepteren. Het blijkt vaak
dat mensen die hun eigen inzichten en gedrag willen afmeten aan wat hen baat
brengt en zich succesvol wanen, merken dat ze in hun onmiddellijke omgeving
niet altijd even open van geest blijken. Het probleem blijkt erin te bestaan
dat men ongewild de eigen inbreng in een vriendschap of liefde niet altijd
lijkt te willen inbrengen, maar er de genoegens van wil plukken. Nu goed, soms
kan het werken, maar als, zoals deze ochtend weer eens bleek dat een scheiding
heel wat mee kan brengen voor kinderen en men dat kinderleed minimaliseren wil
want "ze groeien er wel mee door en komen er wel overheen" of nog
"tja, ze zijn er nu wel, maar moet ik daarom mijn persoonlijke geluk
opgeven?", dan kan men zich afvragen hoe het zit met dat goede samenleven?
Men kan dit afdoen als
moraliseren, maar het gaat om de vaststelling dat we in een aantal grote
debatten vaak blind blijken voor wat we op het terrein, in het dagelijkse de
interactie tussen personen, waarbij onder meer individuele veerkracht van groot
gewicht is, maar als men spreekt over het behoeden van kinderen en jongeren
voor traumatische ervaringen, dan komt het wel vaker voor dat men vergeet dat
men, in het beste geval, ongewild trauma's kan bezorgen, alleen al door te
beweren dat iets niet persoonlijk bedoeld moet heten. Het gaat dan om een
onachtzaamheid die Hannah Arendt in haar nadenken over "oordeel en
verantwoordelijkheid" opnieuw te berde bracht, nadat ze al heel expliciet
over de banaliteit heeft gesproken in verband met Adolf Eichmann. Men kan nu op
goede grond komen zeggen dat Eichmann wel degelijk antisemitisch ingesteld was
en het plan van de Nazi's niet alleen steunde, maar zelfs Himmler verweet
zaakjes te doen over Hongaarse joodse mensen in ruil voor brood. Nu het was
Arendt die aan dat aspect zeer zeker niet voorbij is gegaan. Maar de banaliteit
van het dagelijkse leven, vormde voor Arendt een belangrijke topic, niet enkel
in de zin van de banaliteit van het kwaad, i.e. het onachtzaam handelen, maar
ook in de andere richting, van het goede te doen, of het na te laten.
Dezer dagen blijken we
allergisch voor dit soort overwegingen, want we menen dat bijvoorbeeld wat bij
wet is vastgelegd en met de beste bedoelingen tot stand is gekomen, impliceert
dat de uitvoeringsmodaliteiten al meteen vastliggen. Net daar geeft de
technocratische verleiding ons bij de smiezen, want het is nodig dat ook de
uitvoering aan onderzoek onderworpen wordt en onderweg tijdig bijgestuurd
wordt. In dezelfde orde, blijkt in de omgang tussen mensen in een verschillende
machtspositie vaak problematisch. Men klaagt wel de autoriteit van leraren aan,
ook van artsen en anderen, zonder in te zien dat de ene leraar de andere niet
is, de ene arts tijd neemt en de andere soms te snel tot een oordeel komt.
Maar in het debat dat ik hier
wenste aan te snijden, op het niveau van het persoonlijke leven kan die
onachtzaamheid ook traumatische vormen aannemen. Maar net omdat het om
onachtzaamheid gaat, zou men kunnen zeggen dat er niets aan te doel valt, maar
het gaat dan wel over iets wat we nalaten. Men kan evenwel het goede leven én
het goede samenleving niet los van elkaar zien. Ook hier zou men kunnen
proberen te onderzoeken waar het over gaat. Jongeren, schreef Thomas Mann
houden ervan te onderzoeken en als we ons Raskolnikov in herinnering roepen, de
held van "Schuld en Boete" - ik weet het, nu kreeg de titel de vertaling
"misdaad en straf", wat ook kan, maar het slot van de roman van
Dostojewski laat zien dat de man op zeker ogenblik tot schuldinzicht is
gekomen, iets wat rechters, journalisten en het publiek lijken te vragen van
misdadigers, want dat kan hen een jaartje of meer in de cel schelen. Niet dat
het niet kan, dat mensen een inzicht krijgen in hun handelen en hun schuld,
maar tegelijk, zij gaan vaker dan we denken uit van een middel en doelrelatie
uit, dat schuldinzicht en excuses maken hun zaak bevordert, niet dat ze er al
aan toe zouden zijn. Soms kan zwijgen dit schuldinzicht nog beter weergeven.
wat betekent dat we de schijn die men kan oproepen niet uit het oog mag
verliezen.
Maar als we in de samenleving
en het publieke debat de evidentie accepteren dat we moeten pakken wat ons ter
beschikking staat, of net niet, dan moeten we niet verrast zijn dat mensen
elkaar eens de duivel durven aandoen. We zijn geen engelen, we moeten het ook
niet proberen te worden, want fataal worden we dan wel beesten, woeste beesten
veranderen. De kwestie die ik wilde onderzoeken komt wat mij betreft aan de
orde telkens in de media over zaken als echtscheiding of grensoverschrijdend
gedrag aan de orde is. Het mag duidelijk zijn, denk ik dat we dat van anderen
niet accepteren, maar in de mate dat we zelf bij machte zijn het enigszins
anders te proberen, zullen we misschien anderen inspireren. We kunnen het dus
niet zo voorstellen dat wat we doen voor anderen, wat ons betreft, geen
gevolgen heeft. Nu, ik kan niet beweren dat iedereen daarom op enige manier in
de fout is gegaan. Want ik kan nooit, zelfs experten als sociologen en
psychologen kunnen dat niet tenzij als ze met concrete voorvallen aan de slag
kunnen gaan. Maar we kunnen ons wel inbeelden, empathie noemt men dat dan, wat
anderen kunnen ervaren, als we pikken wat we vanzelf als ons toekomend
beschouwen en vergeten dat we misschien iemand onrecht doen. Daarom is de
discussie over de banaliteit van het kwaad niet enkel een zaak van duistere
criminele geesten, maar ook, of beter net voor ons, van belang. Niet om geen
schuld te dragen, maar in de wijze waarop we anderen erkennen in het vervullen
van onze eigen wensen, ook mee in onze overwegingen op te nemen. Nog eens,
mocht dit moraliseren heten, dan kan men evengoed aangeven dat nadenken over
het goede leven en het goede samenleven gewoon zonder voorwerp is. Maar dan
kiezen we voor een instantie die boven ons staat om de wetten op te leggen,
vaak meer draconisch dan nodig is: Leviathan dus en dat moeten we echt niet
willen. Toch zie ik aanleiding daarover na te denken, omdat vele actoren in de
publieke cultuur hier wel oren naar hebben. Maar net daarom moeten we het over
de banaliteit durven te hebben, over de contingentie... want met die realiteit
leven we altijd.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten