Nadenken over vermogensbelasting
Reflectie
Debat over
vermogensbelasting
vermogensbelasting
naar een evenwichtiger en dynamischer belastingstelsel
De debatten stoppen niet en
dat mag niet verbazen: men klaagt over de hoge belastingen op arbeid en over de
moeilijk weg te werken indruk dat de overheid niet altijd even kordaat de
vinger op de knip houdt. Toch blijkt het probleem complexer dan sommigen, die
nu in de oppositie zitten, willen accepteren. Het zou dan kunnen en moeten gaan
om wat Wilfried Dewachter schreef over de particratie, maar dat laten we nog
even terzijde, maar ook over de vraag hoe men kapitalen kan mobiliseren.
De uitdaging voor de overheden
zijn niet min en er kan moeilijk omheen de vaststelling gegaan worden dat
sommige landen zwaar belasten en - naar het beeld van Manderville - private
vices niet altijd tot nut van 't algemeen ingezet worden. Maar hoe zit het nu?
Neem nu het feit dat mensen uit overheidsdiensten, mensen met een goed betaald
politiek mandaat namens hun instelling in allerlei bestuursinstellingen zetten
en er particulier de revenuen van opstrijken. Dat roept vragen op: wie namens
een gemeente in een intercommunale zit, moet niet de zitpenningen zelf
opstrijken, maar die aan de instelling die hij of zij vertegenwoordigt
doorstorten. Men zal dit naïef noemen, maar het is me bij de afwikkeling van
het Dexiaverhaal wel opgevallen dat al die leden van de raad van bestuur van
het Gemeentefonds nooit over hun inkomsten uit dat mandaat verantwoording
hebben afgelegd. Men kan dit hoogstens een perverse vorm van personaliseren van
overheidsmiddelen noemen. Het blijkt bij nader toezien de basis voor een
regentenmaatschappij.
Wellicht moeten we dit thema
toch wel beter uit de doeken doen, want sommigen zullen mij zeggen dat dit
evident is, dat mensen betaald krijgen voor hun inspanningen. Maar het kan ook
een pervertering blijken van de bestuurscultuur en dan moet daar wel even de
vinger op de wonde gelegd worden, want het zijn middelen die aan het publieke middelen
worden onttrokken en waarvoor god en klein pierke belasting betaling. Maar het
is ook een kanaal dat er mee toe bijdraagt dat de kloof tussen arm en rijk er
niet kleiner op wordt en als linkse politici zich daar niet van bewust zijn,
dan moet men het hen maar onder de neus wrijven: wie namens een publiek lichaam
zetelt in bestuurscolleges moet er minstens een substantieel aan dat lichaam
dat hem of haar mandateert doorstorten. Men wil artsen nu verplichten een deel
van hun inkomen via een basisinkomen laten verwerven en vervolgens een
nauwelijks relevant te noemen deel via variabele verloning, i.e. honoraria laten
bijverdienen. Onder meer psychiaters kunnen laten gelden dat hun verdienste
niet altijd in verhouding is met hun inspanningen.
Het is gemakkelijk op grond
van ressentiment naar de inkomens van anderen te kijken, het is moeilijk hoge
belastingen op arbeid te verantwoorden als politici hun oude gewoonten ook niet
op de schop nemen en tegelijk de ongelijkheid aanvallen. Men zal daar ook zelf
een en ander in overweging moeten nemen. Kleine bedrijven worden door de
IKEA-wet tot sluiting aangezet, wat hen niet goed uitkomt, maar ook ons als
levensgenieters in het gedrang brengt. Tegelijk ziet men dat grote spelers de
inzet van eigen middelen beperken en ontmoedigd worden hier nog te investeren.
Onder meer de complexe wetgeving speelt hier mee en de trage besluitvorming. Maar
wie zou willen investeren en zelf de risico's daarvan accepteert, komt bij de
banken van een koude kermis thuis. Waarom zou men niet verder gaan in het
ondersteunen van renteniers die hier wel degelijk hun risico's willen aangaan?
Sommigen noemen hem nog steeds
een verrader van de sociale kwestie, maar Chris Vandenbroecke bracht onder meer
met zijn visie op het niet zo arme Vlaanderen in de 18de eeuw toen aan de ene
kant via thuisnijverheid een zekere welstand gerealiseerd werd, terwijl aan de
andere kant de middelgrote landbouwbedrijven en andere delen van de economie sterk
groeiden, door betere technieken, aan de orde dat Vlaanderen onder het Ancien
Régime misschien niet duaal was, maar wel degelijk zeer verscheiden niveaus van
welvaart kende. Het feit dat na de Napoleontische oorlogen en continentale
blokkade die voorsprong teniet was gedaan en die was voort gekomen uit de
groene revolutie terwijl de demografische ontwikkeling zorgde voor sterke druk
op de tewerkstelling, blijft al even vaak buiten het passende beeld. Pas na
1850 zou het geleidelijk tot een nieuw evenwicht komen, dankzij migratie binnen
Vlaanderen, want de steden groeiden snel aan, hoewel dat in de
"schoolboekskes" niet te lezen valt, terwijl tegelijk sinds de 18de
eeuw de infrastructuurwerken hand over hand waren toegenomen en onder
Maria-Theresia en Jozef II de slapende kapitalen werden gemobiliseerd. Tijdens
de negentiende eeuw groeide Wallonië uit tot een economische topregio in
Europa, met erbovenop ook nog eens een heel sterke politieke cohesie binnen de
elites. Het cijnskiesrecht was niet democratisch, maar in die eerste 80 jaar
was de cohesie in het beleid wel sterk. Nu de democratie nagenoeg iedereen
lijkt te betrekken, merkt men dat de afwijzing van welk beleid dan ook veel
sterker dan ooit.
Heeft Maggy Tatcher werkelijk
gesteld: "there is no such thing as a society"? Het sluit aan bij wat
men sinds Mei '68 ook is gaan claimen, al onthouden wij vooral het collectivistisch
discours, maar even sterk klonk ook de gedachte door dat mensen helemaal geen
autoriteit meer mochten aanvaarden, dus zeker ook geen sociale controle en dus
diende men de verboden en wetten zover mogelijk terug te dringen. Behoren tot
een gemeenschap? Een ideaal wat betreft de commune, een afgrijselijke gedachte
als het om de samenleving gaat.
Ook Verhofstadt heeft ooit
geclaimd dat mensen zich uit de samenleving terug moeten kunnen trekken. Waarom
zouden u en ik dat mogen en anderen, die vermaledijde rijkaards niet? Zij doen
het, zegt men en weigeren belastingen op hun bezit af te dragen. Misschien ligt
daar dus niet zozeer een juridisch, mogelijkerwijze zelfs geen ethisch probleem
aan ten grondslag, maar precies dat cruciale punt dat we kunnen vatten in een
term als patriottisme.
Bereidheid belastingen te
betalen? Velen zullen het wel weten, want waarom zou men voor een verkwistende
overheid betalen en erger nog voor al die anderen, de onnozelaars, de
dommeriken, de idioten, die niet weten hoe men leven moet. De minachting voor
anderen, gewoon wegens eigen succes en het vermeende falen van anderen, het
klinkt altijd weer door. Als de overheid voorzieningen treft voor
gehandicapten, mensen met een mentale achterstand, zal men al eens horen dat
men dat maar voorkomen moet. De zorgen van anderen? Het zijn alvast de mijne
niet.
Besluit is niet dat men, zoals de aanhangers
doen, vertellen dat de sterkste schouders alles moeten dragen en de
ongelijkheid ten koste van alles terug gedrongen. Die ongelijkheid kan wel zeer
ontwrichtend werken in een samenleving als de 1 % de anderen menen te mogen
wegzetten als - helaas - Untermenschen. Het feit evenwel dat men die
ongelijkheid wil wegwerken om redenen van ressentiment en rancune zal de
welwillendheid niet bevorderen.
Fair taxation? Het ligt eraan
hoe we het ervaren, want een deel van onze belasting zien we zelden op ons bord
verschijnen, omdat ze aan de bron geheven wordt, want goed het loonstrookje
vertelt veel, maar niet alles. De moeilijkheid is dat we ook één en ander
terugkrijgen, zoals veiligheid, hygiënisch voedsel, zuiver water en infrastructuur.
Het blijkt moeilijker dan alleen maar een beroep te doen op het ethisch
aanvoelen van mensen, te vragen dat men zou bijdragen aan het algemeen belang.
Meer nog, de ethische claim die uit gaat van de notie "homo
economicus" kan men evenmin negeren. Hoe zal men die botsing tussen de
homo economicus - een fantoom, zegt Tomas Sedlacek - en de burger met elkaar
verzoenen? Het is een vraag die het wezen raakt van de contemporaine
democratie, want de burger weet dat hij of zij iets kan betekenen voor de
samenleving waartoe hij/zij behoort, maar ook dat dit verantwoord kan en moet
worden. In die zin laten de media vaak kansen voorbij gaan om beide vormen van
omgaan met het publieke tegen elkaar af te wegen.
We kunnen niet anders dan hier
toch ook de gedachte in overweging nemen dat zowel links als rechts vaak
neerkijken op werk, zeker op eenvoudig werk
en laatst werd nog een boek uitgegeven onder de titel Tegen de Kruideniers en eerlijk gezegd, weer komt de bescheiden
middenstander er bekaaid af, de mannen en vrouwen die zorgen dat ze ons vers
fruit, groenten, kruiden en nog zoveel kunnen bezorgen, want het alternatief,
nog eens, zijn de grootgrutters, die de prijzen doen kelderen, die de boeren en
tuinders hun winstmarges misgunnen en die via de beurs gemakkelijk geld kunnen
ophalen. Dankzij Guy Verhofstadt staan die kruideniers, beenhouwers en bakkers
in het volle windveld. Sommige grootgrutters ontnemen ons het gevoel voor wat
een eerlijke prijs is en zelf zijn we niet altijd geneigd de hele
productieketen van ons voedsel en andere consumptiegoederen goed te overzien.
Vaak zijn het ook de
kruideniers die het amateurtoneel in het dorp wat ondersteunen, die een lokale
club voor judo of andere minder voyante sporten mild bedenken en zelfs,
mijnheer Luc Devoldere, cultuur ondersteunen. Dubbel op, zal u zeggen, maar het
is juist de flagrante tegenspraak met zichzelf die me stoort: men kan niet
pleiten voor een begin van humanisme en zich richten tegen een (imaginaire)
beroepsgroep, die overigens bijna verdwenen is.
De schrijnende ongelijkheid
waartegen Piketty zich verzet, wordt alvast door Tomas Sedlacek afdoende
bijgesteld om het mogelijk te maken de waardering van mensen voor anderen, die
in andere omstandigheden leven een kans te geven. Natuurlijk kan een overheid
niet wachten tot Warren Buffet of Bill Gates hun milde bijdrage zullen storten,
hoe graag zij dat ook blijkbaar zelf willen. De overheid moet transparante,
voorspelbare wetgeving uitvaardigen en doen naleven. Dat behelst wetgeving,
bureaucratische handelingen en handhaving, eventueel via de strafwet. Via
allerlei gunstmaatregelen heeft men de afgelopen jaren mensen ertoe kunnen
bewegen een deel van het geheime patrimonium toch opnieuw aan te geven. Maar
het schiep een nieuwe vorm van onrecht, want deze mensen werden wel wat
ontzien.
Het zal er dus op aankomen dat
belastingen op vermogen niet uitdraait op een jacht op miljonairs, maar wel dat
men begrijpt dat men niet enkel lasten op arbeid en consumptie kan leggen. Men
kan het dus verdedigen dat men de belastingen op inkomsten uit arbeid of
kapitaalsinkomsten die men haalt uit risicodragende investeringen waarvoor men
zelf verantwoordelijk is, en er dus ook bij faling de volle schuld voor te
dragen krijgt, anders behandelt dan inkomen uit vermogen. Maar de huurmarkt
laat dan weer zien dat een redelijk elastische vrije huurmarkt ook voordelen
heeft, voor de huurders wel te verstaan. Men kan evenwel bezwaarlijk
aannemelijk maken dat de liquidatiebonus, waarop men 25 % belasting - vroeger bedroeg
die 10 % -moet betalen geen dubbele belasting zou zijn en dat die KMO's en
ZZP-ers geen reden hebben om deze unfaire behandeling aan te klagen.
Waar het heel precies omgaat
is vermogens die men via erfenis zou ontvangen hebben of zelfs gedeeltelijk
zelf heeft opgebouwd, maar die men niet langer in risicovolle ondernemingen
wenst te beleggen, maar via rent seeking behaviour wenst te verzekeren niet ook
deels belast zou kunnen worden. Nog eens, dan zal men als overheid a) het
beleid sterker moeten verantwoorden; b) aannemelijk maken dat men van de
overheid geen cliëntelistisch apparaat maakt - al lijken sommige zeer
welgestelde families hier ook wel raad mee, c.q. zij helpen hun kinderen in
goed gedoteerde overheidsjobs en c) dat men ook het begrip solidariteit opnieuw
transparanter maakt, zonder dat daarom die zeer rijke mensen of sukkelaars die
leven van een uitkering geculpabiliseerd worden.
Hier denk ik, hebben de brede
media een verantwoordelijkheid. Men kan blijven zeuren over de collaboratie,
over onrecht van de patroons in de tijd van Daens, maar wat we vandaag doen,
weet men handig buiten beeld te houden. Het kan voor een samenleving ook goed
zijn dat er grote vermogens zijn, waarbij de trotse eigenaren zich wel een
maatschappelijke verantwoordelijkheid toekennen en er ook naar handelen. Maar
als we niet opnieuw in overweging nemen, dat we samen een samenleving vormen,
met wetten over privacy, over een terughoudende overheid als het op
binnentreden van de particuliere woningen gaat, dan nog zal men dat samenleving
vormen ook moeten expliciteren, ondanks Tatcher, ondanks Verhofstadt want die
twee waren niet voor dereguleren, maar wilden, zoals de Tea Party movement de
staat liquideren en op de een of andere manier een sociaal en economisch
darwinisme doen zegevieren. California, met een grote inspraak vanwege de
burgers in de belastingen: minder, minder, minder en de vastlegging van
uitgaven, van sociale aard: meer, meer en nog meer, laat zien dat een staat
failliet kan gaan aan die inconsistentie en een gebrek aan overzicht vanwege
burgers. Maar wil men een dynamische samenleving, dan zal men ook een
overheidsoptreden moeten accepteren dat niet altijd de persoonlijke belangen
van elkeen bedient dan wel ontziet. Hierover is het bij de discussie tussen
meerderheid en oppositie in de Kamer niet gegaan. Misschien moet de meerderheid
nu eens gaan nadenken over grote kapitaalbezitters, of ze nu
rechtspersoonlijkheid hebben of niet, en hoe die kunnen participeren in het
economische herstel, door zelf te investeren of door een deel van hun vermogen
volgens de regels van de rechtsstaat - en dus de bescherming van het particulier
bezit - toch te laten, te gaan belasten. Maar dan moet de staat ervan afzien de
belastinginkomsten te willen maximaliseren, zowel voor de belastingen op
arbeid, op consumptie als op allerlei vormen van vermogen, immobiliën,
waardepapieren en andere.
Nu lijkt voor sommigen
eigendom opnieuw of nog altijd diefstal, maar zo zal men niet zo gauw een
wederzijds begrip kunnen onderbouwen en dreigen de mensen met Tatcher te roepen:
"there is no such thing as a society". Ideologisch de natie
verwerpen, maar de staat in ere houden, helpt overigens ook niet echt om mensen
op andere ideeën te brengen. Het debat over fiscaal beleid vormt tot slot de
kern van de democratie, omdat hierin de participatie van burgers het helderst
aan de orde komt. Dat de media de burger hiervan slechts in grote trekken op de
hoogte houden en doorgaans alleen de ideologische twistpunten serveren, mag ons
verwonderen, het zegt veel over hoe die media in wezen de particratie steunen
en zo de democratische geplogenheden slechts lippendienst bewijzen. Ook van
mediamensen, journalisten mag men een loyauteit ten aanzien van de samenleving verwachten,
ongeacht hun ideologische aanhorigheid.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten