Mut zur Freiheit
Dezer
Dagen
Moed tot Vrijheid
Het vermoeden wat het kan brengen
We
vonden eerder al hoe erg het is dat de Vlaamse media slechts beperkt de
herdenking van 25 jaar val van de Muur en die muur is niet vanzelf omgevallen.
Het probleem waar we voor staan betreft het geloof in een ideologie die door de
ervaring steeds weer gefrustreerd werd. De gedachte dat de Partij, de
communistische partij vanzelfsprekend gelijk had, niet kon falen en dat niemand
dus mocht twijfelen aan het historische gelijk van de partij, werd in de
zogenaamde loden jaren, toen Reagan en Tatcher alle aandacht voor zich
opeisten, niet meer zo expliciet herhaald, maar de ideologie zelf, bleek nog
steeds voor velen, ook aan onze universiteiten onverkort valabel, al was er
niet direct een partij die de ideologie in actie en praxis kon vertalen.
Meerdere
redenen kan een tijdgenoot aanvoeren waarom de val van Erich Honnecker, het
succes van Solidarnosk en al die andere omwentelingen zoveel indruk maakte,
overal, behalve zo te zien bij de Vlaamse media. De afgelopen dagen was de
bereidheid om te berichten over de herdenkingen van 9 november 1989 in
Duitsland - uiteraard - indrukwekkend, ook in Nederland en Frankrijk kon men er
blijkbaar niet aan voorbij, maar in Vlaanderen bleef het opvallend stil. Op NPO
2 kon men een uur lang de gebeurtenissen zien die zich toen en gisteren in
Berlijn hebben afgespeeld. Op de Franse televisie werd ook een mooi stuk
getoond en staat dit niet de herdenking van de Grote Oorlog in de weg.
Overigens,
misschien viel er ook een mooie documentaire te zien over de Derde Republiek,
die op zich een mooie introductie biedt tot de Franse geestesgesteldheid, c.q.
revanchisme en het herstellen van het zelfbewustzijn. De Derde Republiek werd
opgericht na de Val van Napoleon III en de smadelijke nederlaag bij Sedan in
1870. Het gaat dan over de bijna legendarische minister van nationale opvoeding
Jules Ferry en over "la Vengeance". Het verlies van Alsace-Lorraine
en Straatsburg door de nederlaag van 1870 en de keizerskroning van de
Pruisische koning waren de druppels die generaties lang de Franse burgers en
regeringsleiders deden koken.
De
gebeurtenissen in Berlijn, van 25 jaar geleden, die gisteren herdacht werden,
terwijl dit land de verloren onschuld van het IJzerfront blijft herdenken alsof
het niet een eeuw geleden is, maakt ons dus duidelijk blind voor wat er aan
substraat is gelegd waarin de oorlogsbereidheid kon opbloeien. Want de Derde Republiek voerde een programma in dat
op het versterken van het patriottisme gericht was. De analyse van de
smadelijke gebeurtenissen van 1870 hadden immers geleerd dat de Pruisen veel
meer patriottisch gezind waren, beter uitgerust en beter voorbereid op de
oorlog, beter geschoold ook.
Er
mag dan veel veranderd zijn in Frankrijk, op een punt is alles bij het oude
gebleven: het onderwijs diende en dient het patriottisme aan te kweken bij de
leerlingen. Van Vercingetorix over Clovis tot De Gaulle - de nieuwe naam in de
canon van helden sinds Ernest Lavisse zijn populistische schoolboeken schreef -,
dienden leerlingen te leren wat goed Frans gedrag is en ook links, getuige
Mitterand, heeft nooit echt afstand genomen van die benadering der dingen.
Erger nog, De Vde Republiek, waarin de President een veel grotere macht heeft
dan goed is voor een democratie, waarbij de regering, de ministers altijd
moeten vrezen in ongenade te vallen als de president slecht scoort in de
opiniepeilingen, heeft na Giscard veel van haar wervende kracht verloren.
Het
feit dat de Franse televisie een documentaire maakte over de patriottische
opdracht van het lager onderwijs in het Frankrijk van de schande, het Frankrijk
van de Derde Republiek, geeft aan dat men daar bereid is de kwestie grondiger
te onderzoeken. Nu kan men dat onderwijsprogramma van Jules Ferry niet enkel
toetsen aan het volgens sommigen verderfelijke nationalisme - alsof een
ideologie alleen maar negatief kan uitpakken - maar heeft het ook mogelijk
gemaakt dat jonge knapen die er iets van bakten ook kansen kregen voor
middelbaar onderwijs, want men wilde, naar het voorbeeld van Duitsland de jongeren
zo goed mogelijk opleiden, wat dus zowel voor die jongeren als voor de staat,
"La Nation" goed zou uitpakken.
De
afgelopen maanden is op de Duitse, Nederlandse en Franse televisie behoorlijk
wat aandacht besteed aan de gebeurtenissen van 9 november, zoals over de vraag
hoe men de positie van het individu dient te waarderen. De titel van het
Burgerfeest "Mut zur Freiheit" waarbij noch de President noch de
Kanselier, mevrouw Merkel het woord namen, maar waar de Ode aan de Vreugde, het
laatste deel van de 9de symphonie van Ludwig von vertolkt werd, waar Wolf
Bierman nog eens zong en waar de Val herdacht werd en deed de vraag stellen,
opnieuw stellen: Wat nu?
Het
blijft markant dat men die vraag kan stellen: hebben we de moed om onze
verworven vrijheid te veroveren, aan te wenden. Ik vond de idee wel aanspreken,
want het kan toch niet dat we na 1989 geloven dat mensen niet over vrijheid
zouden kunnen beschikken. Maar er is meer dan alleen de formele vrijheid, de
grondwettelijke vrijheden. Deze zijn negatief geformuleerd in de zin dat de
overheid niet mag tussenkomen als burgers zich verenigen willen, hun gedacht
willen zeggen of willen ondernemen. De vraag of men positieve vrijheden moet
onderschrijven blijft altijd nog een heikele kwestie, zoals Alicja Gescinska in
een hoofdstuk over het denken van Leszek Kolakowski schrijft. Kolakowski verzet
zich, zoals Isaiah Berlin tegen het invoeren van positieve vrijheden, maar zijn
kijk op negatieve vrijheden is dan weer genuanceerder, zodat de verhouding
tussen overheid en burgers in het ontwikkelen van een vrije en open samenleving
altijd weer een discussie vergt over wat die vrijheden moeten bevorderen,
emancipatie en waar men elkaar enigszins dient in te tomen, maatschappelijke
stabiliteit. Of dat zomaar bij wet moet, dat intomen is ook voor Kolakowski een
vraag. Wel meent ook hij, met zijn ervaring in de Poolse Communistische partij,
dat vrijheid moed blijkt te vergen en dat we die ook moeten veroveren. De
partij kan geen gelijk halen als er geen weerstand is.
Maar
het hoeft ook niet zo te zijn dat mensen vanzelfsprekend tegen de regering in
het geweer komen, zoals men de afgelopen weken wel kon horen, ook van
intellectuelen die niet zo heel veel meer te vrezen hebben van het
regeringsbeleid. De kwesties die vandaag aan de orde zijn, lijken tijdgebonden,
eigen aan de omstandigheden van de crisis
maar het kan ook dat er veel meer ideologische aandrijving achter het verzet
zit, dan de omstandigheden laten vermoeden. De crisis gaat over veel, maar niet
over de vraag of we de moed tot vrijheid op kunnen brengen. Het gaat om de
vraag of we nog wel bezig zijn de dag van morgen voor te bereiden. In die zin
vormt de herdenkingsagenda in Vlaanderen wel een probleem, want zelfs WO I ging
om meer dan om het redden van het Vaderland. Het valt mij op dat slechts weinig
stemmen in het herdenkingskoor zich buigen over de modernistische aspecten, zowel
in hoofde van de militairen als in hoofde van de soldaat-vrijwilligers, maar
ook de burgers zelf waren voor de oorlog niet immuun gebleken voor de lokroep
van de moderniteit.
Hoe
zullen we het begrip moderniteit omschrijven? Het gaat, voor de
duizelingwekkende jaren om de ontwikkeling van industrie, de kunsten, de
gedachten en voorstellingen, de ontvoogding van de menselijke persoon en dat
alles in razend tempo, zoals onder anderen Philipp Blom het beschreef. Maar men
kan ook verwijzen naar Modris Eksteins en Peter Gay, die alle aspecten van die
periode, de beloftevolle jaren voor augustus 1914, onder de aandacht brachten.
Opvallend is dat maar weinig auteurs de ontwikkelingen hebben beschreven in
Praag, Warschau, Riga of Lviv, Boedapest en Sophia, het voormalige Oostblok
dus. Het betekent onder meer dat we echt moeten nadenken of we de oorlog en
alles wat volgde wel kunnen zien als uitingen van moderniteit, meer nog, of we
de moderniteit bekijken kunnen als een utopisme? De moed tot vrijheid betekent
dan ook dat we ons vrij kunnen maken van obligate inzichten, waar we zelf de druk
niet van kunnen vatten. Het blijft opvallend dat we op die manier niet tot het
debat komen hoe we met utopische en met utopistische inzichten kunnen omgaan.
Zoals Rudiger Safranski het vertolkte, kan het geen kwaad onze politieke visie
niet al vooraf te fnuiken door al te realistische inzichten, maar er ook een
zekere verbeelding over wat zou kunnen zijn, in te vervlechten. Zonder ideaal
geen werkbaar politiek verhaal. Alleen, zo laat hij ook zien, kan het fout
lopen als dat ideaal al te stringent de visie op mens en samenleving gaat
bepalen.
Men
lijkt ook de vraag uit de weg te gaan hoe het komt dat twee van de hoogste
ambten in het nieuwe Duitsland op de schouders rusten van mensen die de hele
geschiedenis van de DDR hebben meegemaakt en aan den lijve ondervonden. Voor
ons lijkt dat een fait divers, voor hen en voor de Duitsers is het duidelijk
dat zij met recht uitdrukking geven aan de idee dat vrijheid een hoog goed is.
Maar vrijheid is tegelijk helder en onvatbaar. Helder omdat men weet dat er
niets of zeer weinig ons in ons handelen kan beperken, onvatbaar omdat we niet
goed weten waartoe de vrijheid ingezet kan worden. De veertig jaar onvrijheid
en de spanningen die dat met zich mee heeft gebracht, blijft voor ons een
verhaal dat ver van ons bed blijft. Joachim Gauck heeft dan ook al een aantal
keren zijn gedachten laten gaan over wat die vrijheid voor ons kan betekenen.
Een rede werd uitgegeven onder de titel: laat je niet regeren door angst maar
door moed.
Conclusie:
Het
feest in Berlijn onder het motto "Mut zur Freiheit" kon mij wel
inspireren. Hoezeer er ook reden mag zijn de zaken niet zomaar evident te
vinden en de gedachte ook met enige achterdocht te bejegenen, dan nog is de
vraag of we de moed hebben de geboden vrijheid gunstig aan te pakken. Wie de
onvrijheid van het DDR-bestel niet gekend heeft, lijkt ook minder gevoelig voor
de vrijheid die we genieten. Meer nog, zoals Hannah Arendt al beschreef, leeft
de gedachte dat vrijheid een illusie is, sterker dan ooit. Het debat hierover
blijft nog wel sudderen, maar lijkt voorbij. Nu de herdenking van de Wende
onder het motto "Moed tot vrijheid" gevierd werd, komt het er dus op
aan de discussie opnieuw aan te vatten. Vrijheid is een lastig iets, waar
sommige filosofen en wetenschappers liefst van af willen. Zouden we dus niet
beter zulk een motto laten vallen? Of geven we dan precies aan waarom vrijheid
meer is dan een illusie. Want hoe kan men humanisme claimen als men de vrijheid
eraan geeft?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten