Nationalisme versus antinationalisme
Dezer
Dagen
De kracht der tegenstellingen
Voor
en tegen nationalisme
De
ene dag hoor je fulmineren tegen nationalisme omdat dit aan de oorsprong van de
ellende van de 20ste eeuw zou liggen, terwijl Thierry Baudet net de EU als de
bron van alle onheil voorstelt en in de EU vooral de grootste vijand van Europa
en de Europeanen ziet. Scherper kan de tegenstelling niet wezen en het is
tekenend voor Klara dat de omroep zo tegengestelde inzichten aan bod laat
komen. Maar in de heftigheid van hun overtuiging vinden Dirk Verhofstadt en
Thierry Baudet elkaar wel weer en ook in hun interesse voor de klassieke muziek
ontlopen ze elkaar niet. Maar toch, de tegenstelling over hoe het nu verder
moet met dit subcontinent, mag aan onze aandacht niet ontsnappen, want het is
te opvallend dat die beide stellingen, nu, anno domini 2014 zo scherp op de
snee wordt gevoerd en dat heeft niet enkel met de aard van het nationalisme
zelf te maken, maar ook, valt te vermoeden, met de problematiek van de
moderniteit zelf.
Het
gaat over mythes, moet gezegd, maar duidelijk is dat niet, want beide gaan uit
van de gedachte dat hun benadering vooral rationeel zou zijn, terwijl ze al dan
niet bewust bepaalde aspecten van hun eigen visie uit de weg gaan. Om maar iets
te zeggen, Dirk Verhofstadt is er stellig van overtuigd dat de
uitroeiingskampen - van de nazi's - voortkomen uit een ongebreideld
nationalisme, terwijl men met Adorno kan vaststellen dat zowel het nationalisme
als het nazisme en Stalinisme voortkomen uit een ongeremd modernisme. Het
bouwen van de modelstad in de Oeral, waar de techniek tot een optimaal geheel
zou voeren, maar in de werkelijkheid, zeker voor de arbeiders van de nieuwe
stad nogal eng uitpakte, Magnitogorsk, werd voor een groot deel een goelag,
waar dwangarbeid de regel was. De Amerikaanse ingenieurs die de zaak onder
handen hadden, stelden al gauw vast dat Stalin voor mensen weinig aandacht had.
De technologische vernieuwing was voor hem primordiaal en dat blijkt het punt
te zijn dat Adorno aanzette in de oorlogen van de 20ste eeuw de ontremming van
de moderniteit en dus van de Aufklärung te zien, wat niet iedereen in dank kan
afnemen, want de Verlichting is toch nu net de bron van alle heil. Voor
sommigen mag men niet spreken over totalitarisme, zoals Arendt al deed in 1951,
toen ze haar studie van de oorsprong van het totalitarisme publiceerde, waarin
ze communisme en nationaalsocialisme, fascisme net wel in een beweging
benaderde.
Thierry
Baudet vindt dat het bestuur van de EU in het dagelijkse leven te ondoorzichtig
uitpakt en te zeer als een moloch over al die 500 miljoen Europeanen wordt
uitgespreid. Het blijft zeer opmerkelijk dat hij omwille van een aantal
observaties over ambtelijk bestuur en
technocratische vergissingen meent dàt Europa te moeten afschrijven, zonder dat
hij de idee ingang kan doen vinden dat binnen de nationale grenzen en
bestuurlijke cultuur diezelfde ambtelijke vormen en technocratische vergissingen
niet mee voor problemen zouden kunnen zorgen. Het nationale kader belet niet
dat bepaalde beleidskeuzes de voorkeur krijgen en tegelijk weten we dat die
beleidskeuzes vaak door een grote consensus binnen de Europese bestuurlijke
elites bepaald worden, al was het maar dat men landen met elkaar vergelijkt en
daaruit de best available practices meent
te mogen afleiden. Dan verdwijnt dat nationale vanzelf weer via de achterdeur.
En als we de academische debatten inzake politieke wetenschappen, maar zeer
zeker ook inzake bestuurskunde bekijken, voor zover er iets van te vernemen
valt buiten de ivoren torens, dan blijkt men met bestuurskracht niet per se die
dingen te bedoelen die Thierry Baudet voor ogen heeft staan, maar ten gronde
zal ook Dirk Verhofstadt er een en ander tegenin te brengen hebben, net omdat
die opvattingen over bestuurskunde vaak het individu en elke burger als persoon
in zijn of haar bijzonderheid niet kan erkennen of herkennen.
Het
verhaal van dat grote Europa, dat volgens de een de nationale en vooral de
nationalistische demon verdrijven kan en volgens de ander net de nationale
esprit onderdrukt, kan inderdaad alleen maar polariseren en dat bederft het
debat ten enen male. Hoe het dan wel kan? Dat is nu net de katharsis waar we
als Europeanen op afvaren, waarbij een koortje sirenen ons richting natiestaat
verleiden en ons op de rotsen van versplintering en gebrek aan solidariteit
tegenover de buitenwereld, de wereld buiten Europa te pletter laten varen. Maar
een ander koortje wil ons naar een verenigd doch ook cultureel amorf,
gelijkgeschakeld Europa, waar iedereen de normen van een zogenaamde
Angelsaksisch model omhelzen zal, verleiden en daar komen we dan
vanzelfsprekend in een draaikolk terecht waar het Europese schip uit elkaar
gerukt de diepte in wordt gezogen.
De
polarisering, zo zegden we al vaker, laat geen ruimte voor debatten over het
concrete, zonder in absoluta terecht te komen. De politieke eenheid die Europa
van node heeft, kan men geenszins monolithisch opvatten, dat wil zeggen dat
Europa altijd intern de eigenheid van regio's en al dan niet grote culturen kan
en moet respecteren. Want het blijft vreemd dat iedereen lijkt te aan te
schurken tegen een Angelsaksische cultuur waarvan de native speakers net van
Europa niets willen weten, omdat ze vinden dat Europa de grootsheid van het UK
ondergraven zou. En in Europa zijn er culturen, zeker de Duitse, maar ook
andere die intens met die Europese eenwording bezig durven te zijn, maar die worden
nauwelijks op hun waarde geschat.
Dirk
Verhofstadt laat in zijn onvoorwaardelijke afkeer van nationalisme zien hoe eng
denkend men uit de hoek kan komen. Tegelijk zal men Thierry Baudet voor de
voeten werpen dat zijn visie op de natiestaat voor Europa als geheel en de
afzonderlijke lidstaten op termijn zeer destructief en zelfs autodestructief
zal uitpakken, omdat de groei van de afzonderlijke economische entiteiten niet
per se een zero sum game mag heten. De vraag is dan hoe we buiten die maalstroom
van elkaar uitsluitende visies kunnen beginnen te denken over een maat houdende
bestuurlijke visie op Europa en in de lidstaten en dat vergt een debat over wat
we wezenlijk achten aan beleid. Het fiscale probleem in Europa laat zien dat
die discussie niet vanzelfsprekend beslecht kan worden op grond van duidelijke
criteria, net omdat lage aanslagvoeten de belastbare massa kan doen toenemen,
waardoor de inkomsten voor de schatkist hoger uitpakken. De fiscale
concurrentie vormt evenwel een adagium van de liberale Verhofstadt, terwijl ook
Baudet het hier wel eens mee zal zijn dat Nederland het bijzonder beleid ten
aanzien van The Rolling Stones en Starbucks best onder de regie van de
Nederlandse minister van financiën blijft en daarmee komen zij uit op het punt dat
in concrete domeinen de verschillen irrelevant blijken.
Maar
hoe zal Europa dan evolueren? En wat vinden wij als burgers wenselijk? Het vrij
verkeer van personen vinden we vooral voor onszelf en onze naasten heerlijk,
maar als het op concurrentie op de arbeidsmarkt aankomt, blijkt dat vrij
verkeer geen zegen. Ook het vrij verkeer van diensten en van kapitalen blijft
voor velen een steen des aanstoots, als de eigen positie in het gedrang komt. Hoe
lossen we het op? Voor Baudet is het eenvoudig en die wil de boel in een
beweging afschaffen, afbreken, maar hij wil wel de voordelen van een grotere
Nederlandstalige markt door Vlaanderen bij Nederland te integreren, wat sommige
Vlamingen, die hun orangistische voorzaten vergeten zijn, niet goed zou
uitkomen, want die verkiezen om onduidelijke redenen Parijs boven Amsterdam,
Leiden of Den Haag. Zelf kan ik best genieten van een bezoek aan Parijs of aan
Den Haag, A'dam, zonder dat ik een rangorde aan dat genot zou geven en ook wat
de regelmatige omgang met de Nederlandse cultuur aangaat, met de Franse en
Duitse... de Angelsaksische, kan ik daar geen echte voorkeuren naar voor
schuiven. Maar wel zijn er voorkeuren wat de cultuuruitingen betreft, maar dat
is pas persoonlijk natuurlijk.
Tot
slot denk ik dat beide stellingnames, tegen én voor nationalisme meer problemen
oproepen dan ze oplossen, want zoals Herder al wist en ook Rudiger Safranski
liet zien in zijn essay over de Romantiek als een Duitse aangelegenheid, hoeft
nationalisme niet tot superioriteitscomplexen te leiden, maar tegelijk kan
Europese samenwerking niet leiden tot het wegplamuren van allerlei verschillen,
ook niet als het om Nederland en Vlaanderen gaat, dus al helemaal niet wat de
Duitse en de Franse of Spaanse samenlevingen aangaat. Dat betekent dat Europa
bestuursmatig altijd tussen dat gegeven verschil en optimale samenwerking moet
laveren en dat is niet altijd evident, vanzelfsprekend. Daarom dient Europa en
het debat over het beleid van de EU-instellingen beter aan de orde te komen in
het publieke debat en daar spelen nationale gevoeligheden, tot spijt van wij
het benijdt, altijd een cruciale rol. Maar dan moet men dus aanvaarden dat
culturen, samenlevingen binnen Europa bepaalde eigenheden kennen die Europa dient
te erkennen, maar tegelijk mag men binnen die culturen dan ook niet doen alsof
ze geen redenen hebben de belangen en eigenheden van anderen te minachten of
beaat te vereren. Op dat vlak staat Europa vooralsnog niet zo heel ver, omdat
juist de idee prevaleert dat men iedereen op dezelfde manier zal bejegenen,
maar waardoor de identiteiten met elkaar in botsing gaan komen. Wie Europeaan
wil zijn kan geen Belgisch patriot zijn of Vlaams patriot? Dat lijkt me een
misvatting, die beide vertolkers van hun nationale respectievelijk
antinationalistische betoog niet afdoende onderkennen. Maar het probleem dat
men moet oplossen betreft de Europese besluitvorming en dan vooral de
communautaire besluitvorming die vaak te regelzuchtig is gebleken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten