Wie gelooft die mensen nog
Brief
Aan de kunstenaars-vrijbuiters
en de bedreven opiniemakers
Brugge,
18 november 2014
Geachte
Dames en Heren,
Het doet goed te weten dat er nog mensen
zijn die zich druk maken over het algemeen belang, de vooruitgang, de
esthetische facetten van ons bestaan, maar misschien begrijpt u het publiek
niet goed, waarvan u altijd weer zoveel verwacht en dat u toch telkens weer
weet te ontgoochelen. U meent dat u staat voor vernieuwing en verandering,
verbetering, maar u vertikt het, deels terecht, het publiek te behagen. Net
omdat ik van kunsten hou, van architectuur over literatuur tot muziek acht ik
mij genoopt u deze brief te schrijven, want soms vraag ik mij af wie die
mensen, jullie kunstenaars m/v nog geloven kan.
De vraag blijft waarom kunstenaars zich
graag als zalmen voorstellen, dat wil zeggen de indruk wekken willen dat ze
tegen de stroom opzwemmen en zich ook wel eens beter voelen dan de zogenaamde
gewone man. Laat u dit gezegd zijn, er zijn geen gewone mensen. En vervolgens
kan men zoveel zeuren als men wil over kleinburgerlijkheid, het valt op dat de
verlangens van sommige artiesten misschien ook wel kleinburgerlijk mogen heten.
Het blijft moeilijk vast te stellen wat nu klein- dan wel grootburgerlijk mag
heten, of beter, wat passend mag heten, want in materiële termen uitgedrukt,
blijken de mogelijkheden om zich te onderscheiden beperkter dan een paar
generaties geleden het geval was. Bovendien, vele kunstenaars zullen ook het
grootburgerlijke niet zo graag zien komen.
En toch, van Beethoven kon met zijn
kwartetten slechts bij een select publiek terecht, maar toegegeven, Ludwig van
Beethoven was ook een aanhanger van de Franse Revolutie, al zal hij wellicht de
gevolgen van de Terreur niet zo graag vernomen hebben. En Rubens, ook hij kon
niet zonder welvarende opdrachtgevers. Ook bleek al in de handel van
pronkstukken van Brusselse wandtapijten, evengoed als in verkopen van gravures,
etsen in Antwerpen en later in Amsterdam, maar ook elders dat mensen wel
degelijk belangstelling hadden voor de versiering van hun dagelijkse bestaan,
hoe kleinburgerlijk dat ook mag lijken. Want kunstenaars kunnen niet anders dan
hopen een publiek te vinden, soms zeer gedistingeerd, soms wat volkser, maar altijd
wel op de hoogte van wat er speelt. Want laten we toch maar eens vaststellen
dat de toegang tot musea, tentoonstellingen en toneelhuizen vandaag zeer
democratisch is en dat geldt ook voor de operahuizen, al is daar de beperking
bepaald door de omvang van de zaal en het aantal zitplaatsen. Maar er is nogal
wat gelegenheid om zich met cultuur in te laten. Voor we onszelf wijsmaken dat
het vroeger anders was, minder goed, het was nu eenmaal de tijd van
miserabilisme en uitbuiting van het proletariaat, maar mensen gingen naar de
opera, er was amateurtoneel en verschillende verenigingen zetten zich in voor
weliswaar verzuilde bibliotheken, maar er was wel een en ander. Natuurlijk was
er ook volks vermaak, maar wie naar de wereld voor WO I of tijdens het
Interbellum kijkt merkt dat de scholing toeneemt en de toegang tot de kunsten
evenzeer toenam, alleen past dat niet in de beeldvorming van dat vroeger dat we
graag koesteren, omdat het past bij de idee dat de vooruitgang impliceert dat
het vroeger, voor de arbeiders, echt een rampzalig leven was, zonder enige
verpozing werken en zich verliezen in drank tijdens de schaarse vrije uren.
Toch menen kunstenaars dat ze zich vooral
voor armen, uitgebuite mensen en achtergestelde anderen moeten
inzetten. Natuurlijk helpt men mensen in nood, wijst men aperte
onrechtvaardigheid af, maar toch gaat het niet enkel om absoluta en abstracta,
als men deze wereld iets beter maken wil. Want dan zal men toch wel in het
concrete leven principes vorm dienen te geven die men graag bij anderen
aanprijst. Het kan zijn dat dit niet altijd lukt, maar toch is het
belangwekkend vast te stellen dat nogal wat artiesten heel wel het discours
beheersen over rechtvaardigheid, maar niet altijd goed zien dat men zelf ook
zeer onrechtvaardig kan handelen. Het debat valt evenwel niet stil en men zal
zich niet gehinderd weten als men over het interbellum spreken wil, want zeker
na 1933 komen we toch in de Nazi-tijd terecht en veel uitleg is er niet nodig,
dan. Alleen, het was een moeilijke en toch moedige tijd, met de The New Deal
van Franklin Delano Roosevelt, het Plan de Man bij ons - al werd de man na 1940
bereid gevonden de arbeidersbeweging in de collaboratie binnen te loodsen, maar
in 1934 werd hij door vriend en vijand geloofd omwille van zijn plan de
economie opnieuw wat dynamischer te maken. Overigens, het gebruik van fakkels
is niet enkel iets van nazi's en
fascisten, maar wordt al tijden gebruikt voor bijzondere betogingen, al werd
het ook vaak verboden. De lichtarchitectuur van Albert Speer wordt vandaag
ruimschoots overtroffen op alle mogelijke plaatsen en zelfs bij de grote
festiviteiten bij de viering van 25 jaar einde van de DDR in Berlijn kon men
prachtig lichtwerk zien.
Wat betekent het dan dat een kunstenaar
een bijzondere rol zou op te nemen hebben in het publieke debat, want in het
democratische debat mag men toch veronderstellen dat elke spreker toch gelijk
is, los van maatschappelijk aanzien en andere elementen. De realiteit laat dan
wel zien dat aanzien en expertise vaak tot meer autoriteit leiden en daar
hoeven we ons niet zo druk over te maken, want het ligt in de natuur der dingen
dat mensen voor informatie op elkaar moeten vertrouwen en dat sommige mensen
dan een bijzondere positie innemen, kan men moeilijk negeren. Toch blijken
vooral de media de toegankelijkheid te beperken en omgekeerd een beperkt aantal
mensen alle kansen te geven hun verhaal te doen, waarbij we ook een kransje
kunstenaars mogen rekenen. Zij kunnen een actie opzetten om de verkiezingen mee
te beinvloeden, zoals een concert op de kaaien in Antwerpen. Moeten we ons daar
veel vragen bij stellen? De situatie in 2006 was zo dat de kiezer in feite
slechts tussen twee opties kon kiezen, leek het, want zo had men de
verkiezingen voorgesteld in die stad. Het Vlaams Belang diende verslagen te
worden en dat zorgde voor een duel zonder voorgaande, waarbij het VB nog altijd
redelijk fors scoorde, maar wel glansrijk werd verslagen. Het concert op de
kaaien zal er wel voor iets tussen gezeten hebben, net als de voortdurende
discussies over wie nu de stad zou mogen besturen.
Twee observaties: de zangers en anderen
die zich engageerden hadden perfect het recht om zich voor een kandidaat en
lijst in te zetten. Het gaat erom dat iedereen zich mag en moet kunnen
uitspreken en men kan er donder op zeggen, dat in sommige cafés de discussies
niet minder scherp waren, maar dan precies tegen die zangers en co. Een tweede
observatie gaat over het feit dat de verkiezingen in 't Stad echt wel een
nationale kwestie waren, zodat de Antwerpse Gemeenteraad plots een pars pro
toto werd. Maar toch leefde er in Vlaanderen ook enige argwaan tegen het
gebeuren, omdat men de indruk had dat sommige mensen hun opinie konden geven en
andere niet. Later zou de truuk opnieuw toegepast worden, maar N-VA kon de SP-a
wel verslaan en dat zorgde voor heel wat geween en tandengeknars.
Toch kan men ook vaststellen dat het
geschreeuw en gedoe tegen een partij, van links
tegen rechts echt wel voor veel mensen
storend werkte en dat men vond dat wie zich kunstenaar noemt ook wel
vanzelfsprekend links zou zijn, meer nog dat het plicht is links te zijn, want
die kunstenaar is maakt telkens iets nieuws en is dus vanzelfsprekend
vernieuwend. Of Links nog echt vernieuwend uitpakt, blijft maar aan te tonen en
bovendien, als men beweert voor kritiek te staan en niet zomaar aan te nemen
wat gezegd komt, als het maar van betrouwbare zegslieden m/v komt, dan kan men
zich toch maar moeilijk kritisch noemt.
Het gaat erom denk ik, zoals Michael
Borremans aantoonde ter gelegenheid van de discussie over zijn
overzichtstentoonstelling in Tel Aviv, of men niet enkel een paar fraaie
principes tentoonspreidt, maar ook weet wat er allemaal in het geding is en hoe
men op een aanvaardbare manier kan realiseren. Kunstenaars hebben wellicht vaak
een bijzondere gevoeligheid voor wat er aan de hand is in de samenleving, maar
Thomas Mann liet zien, tijdens WO I dat hij zich wel aan de kant van het
Keizerrijk plaatste, om vervolgens vast te stellen dat er met die opstelling
iets fout zat. In de Toverberg heeft hij die discussie al te berde gebracht,
maar na zijn verdrijving uit Duitsland, na een periode van aarzeling - die zijn
zoon en dochter hem kwalijk namen - sprak hij zich uit tegen het nazisme. Maar
mensen zijn niet altijd in staat om onmiddellijk de kwalijke, de onmenselijke
omstandigheden van een regime te onderkennen. Waarom noemt men niemand die het
regime van Josef Stalin steunde, vergoelijkte fout, terwijl elke zelfs maar
bescheiden blijk van aanhankelijkheid met de NSDAP en Hitler zeer zwaar werd
afgestraft? Stalin heeft West-Europa nooit bezet, maar het blijft zo dat de
bewust aangerichte schade van de hongersnood in Oekraïne en het inrichten van
de Goelag - met het oog op de modernisering van Rusland - zelden zoveel
aandacht krijgt, terwijl het, als het op schenden van mensenrechten aankomt
niet zo ver beneden het niveau van onmenselijkheid in het Derde Rijk bleef. De
vergelijking zou overbodig moeten zijn, maar Jean-Paul Sartre kon het niet
opbrengen het stalinisme van kritiek te voorzien, meer nog, hij stelde dat in
de SU de mensen vrijer waren dan waar ook ter wereld. Dat hun
levensomstandigheden niet zo schitterend waren, behalve voor een kleine elite,
mocht men volgens hem niet te zwaar laten wegen. De communisten hebben na de
oorlog in Frankrijk en Italië lange tijd een groot gewicht in de weegschaal
gelegd, maar toch nooit echt aan de macht kunnen komen. Na Wereldoorlog II,
tijdens de Koude Oorlog ontstond een discours waarbij men alleen maar links kon
zijn, als men even nadacht, waarbij men verder niet goed aangaf waar links dan
wel voor stond. Toen, rond 1980 begon de gedachte van Mei '68 door te werken en
ook het werk van John Rawls vond ingang. Maar lang niet alle linkse mensen
hebben zich dat linkse gedachtegoed eigen gemaakt, laat staan dat men zich zou
druk maken over de vraag hoe zo een rechtvaardige samenleving vorm zou moeten
krijgen. Er ontstond, tot verbazing van velen een amalgaam van ideetjes die
ergens rondzweefden, maar wat het impliceren kan, blijft altijd nog
onbesproken. En vooral kunstenaars lijken zich daar goed bij te voelen.
Dat ze daarmee zichzelf tekort als
denkende mensen, blijkt jullie te ontgaan en daar moet toch even over gesproken
worden. Kamarguka die in de studio van Reyers Laat vertelt dat hij zich als
werkgever tekort gedaan weet als het over belastingen gaat, mag men ook niet
uit het oog verliezen. Er zijn vele kunstbroeders en -zusters die zich niet zo
gemakkelijk uitspreken, maar het zijn dus blijkbaar vooral mensen als Peter de
Caluwe en Frie Leysen die zich uitspreken, vanuit hun positie aan het hoofd van
respectabele instellingen. Natuurlijk mogen zij zich uitspreken en ook neem ik
het hen - in tegenstelling tot Jean-Pierre Rondas - niet kwalijk dat ze aan een
bepaalde visie uitdrukking geven, al ben ik niet minder geïrriteerd dan Rondas.
Het punt is dat zij al te vaak een amalgaam maken en menen dat alles wat rechts
heet te zijn slecht is en alles wat goed is, zal dan wel links zijn. De
samenleving gaat erop achteruit en de verrechtsing blijft doorgaan, zegt men al
dertig jaar. Zou het er echt slechter op worden en zo ja, wie is er dan
verantwoordelijk voor? Dat soort manicheïsme is niet beter dan dat van Georges
W. Busch of Ronald Reagan.
Laten we dan dus maar weer aan de praat
geraken, erkennen dat mensen behept zijn met vooroordelen en aan het einde van
de rit, denk ik, kan men inderdaad vragen stellen over de betekenis van de
kunstenaar in de samenleving, want die is niet niets, maar het is te
gemakkelijk zich in een wel ingericht koekoeksnest boven de wolken te wanen,
omdat men kunstenaar is. De kritiek op
het zijn, de samenleving waarin we leven hoeft niet stil te vallen, maar soms
valt het gebrek aan niveau en aan diepgang in die kritiek wel tegen. En moet
men blijven herhalen wat kardinaal Mercier meer dan een eeuw geleden nog durfde
te formuleren, als het over de kwaliteit van het Nederlands ging? Want dat en
de afwijzing van identiteit, het zijn de eeuwige mantra's gelardeerd met een
antiburgerlijke pose en, zoals gezegd, een manicheïstisch wereldbeeld, waar we
verder niet zo veel mee aankunnen. Dus, kunstbroerders, kunstzusters, wees eens
wat vindingrijker en kijk vooral echt naar de samenleving.
valete,
Bart Haers
PS Hiermee hoeft niet elke kunstenaar zich
aangesproken te weten, maar er zijn er genoeg die weten waar het om gaat.
Reacties
Een reactie posten