Darwin, Eichmann en Job
Recensie
Wie we zijn of zouden willen zijn
Over
"de opstand van de rede"
Susan Neiman, Afgezien van de feiten, Boom en Stichting Internationale Spinozaprijs 2014. 94 pp. 14,50 €
Hoe gaan we om met het kwade
in deze wereld? Drie essays van Susan Neiman en een laudatio aan haar adres
omwille van de bekroning die ze mocht ontvangen, de Spinozalens, voeren ons mee
langs paden die we niet zomaar zouden betreden, omdat nadenken over het kwaad
in het publieke debat een taboe is geworden, omdat we menen dat allang
duidelijk is dat mensen niet deugen en omdat een hogere werkelijkheid nu
eenmaal niet bestaan kan. Het komt erop aan, denk ik dan, dat we die wegen toch
maar moeten inslaan, want Susan Neiman is dan wel een uitstekende gids, we
zullen zelf ook best opletten dat we niet struikelen of ergens omlaag donderen,
in het moeras, bijvoorbeeld.
Afgezien van de feiten?
Wetenschappers menen vandaag - soms hoort men dit wel eens - dat de filosofie
heeft afgedaan, omdat ze zich niet zou inlaten met feiten, maar hooguit
hersenspinsels uitkramen die dus niet in de feiten te staven vallen. Het
probleem, lezen we in het essay van Neiman, blijkt nu net dat zo een
wetenschappelijke benadering van menselijk gedrag, misschien ook wel afziet van
de feiten. Altruïsme? Daar doen we niet aan. Zelfs als we denken dat iemand
volkomen altruïstisch heeft gehandeld, misschien maar een keer, misschien maar
een nanoseconde lang, dan nog kan men aantonen dat dit niet klopt, dat het een
vorm van egoïsme moet geweest zijn, dat zich niet laat ontmaskeren als zodanig.
Wat onze natuur bepaalt
Waarom de evolutietheorie
aanleiding zou moeten geven tot een dergelijke visie, lijkt ook Neiman zich af
te vragen. Zou de consequentie zijn dat het accepteren van de evolutietheorie
ook impliceert dat er dan ook maar één mensbeeld acceptabel zou zijn, namelijk
dat van de egoïstische mens, dan zouden mensen die dat mensbeeld niet
accepteren ook de evolutietheorie van Darwin en latere bevindingen moeten
afwijzen en dat lijkt ook mij een stap te ver. Maar is het ook zo dat mensen aan
zo een mensbeeld een verklaring, zelfs een excuus vinden voor eigen gedrag?
Susan Neiman legt uit dat Hobbes al voor Darwin begrepen had hoe het zit met de
mens, maar ook Rousseau had zo zijn inzichten. Noch Hobbes noch Rousseau nemen
aan dat mensen in se bereid zijn zichzelf te offeren zonder er zelf voordeel
bij te hebben. Maar waar Hobbes de eindeloze en niet aflatende concurrentie als
drijfveer zag die het samenleven bepaalt, daar zag Rousseau wel in dat mensen
zowel door vrijheid aangepord worden als door overlevingsdrang, waarbij mensen
al eens de vrijheid boven het zelfbehoud verkiezen, maar in wezen is de
samenleving van Rousseau niet zo heel veel rooskleuriger dan die van Hobbes.
Neiman komt hier niet terug op het sociaal contract denken, maar in haar
analyse van het probleem waarom evolutionair biologen en dito psychologen juist
de gedachte koesteren, dat de mens van nature op maximalisatie van het ik
gericht is en hoogstens misleid kan worden om tot altruïsme over te gaan. Nep-nepotisme:
doen of laten begrijpen dat de mensen die men helpt tot de eigen kring behoren,
het lijkt altruïsme en het is uiteraard egoïsme.
Het essay van Susan Neiman is
ook hierom interessant dat in verschillende debatten, bijvoorbeeld over Europa
en zelfs internationale solidariteit, waar ngo's voor staan, precies dat
altruïsme hoog geprezen wordt en nationalisme net als egoïsme wordt
voorgesteld. Maar vanwege ngo's die sinds een halve eeuw soms wel interessante
maar veel vaker weinig doorslaggevende evoluties op gang hebben gebracht, kan
men wel van een vorm van egoïsme gewagen. In het politiek speelt het debat over
morele superioriteit tussen links en rechts zeer sterk. Maar ik kan er niet
omheen dat mevrouw Neiman de evolutiebiologie niet alleen afwijst maar tevens,
aan de hand van indrukwekkende voorbeelden aangeeft dat afgezien van de feiten mensen
dus sowieso alleen door eigenbelang gedreven zouden zijn. Maar zijn het niet dezelfde goed opgeleide mensen die
vertellen dat we solidair moeten zijn met god en klein pierke, dat we niet
mogen discrimineren, behalve als men met fasco's te maken heeft? Het is zoals
met het determinisme? Vrijheid kan niet, want alles ligt vast, in het boek der
natuur en dus moeten we ons geen illusies maken. En toch, toch wil men zijn
leven naar eigen inzicht inrichten? Hoe groot kan de tegenspraak zijn? En
Neiman citeert dan ook Robert Frank:
De verbeten
onderzoeker is voor niets zo bevreesd als voor de vernedering een bepaalde handeling als altruïstisch te
hebben omschreven, waarvan een slimmere collega
later aantoont dat het volledig uit eigenbelang gebeurde. Die angst verklaart waarom gedragswetenschappers zoveel
tijd besteden aan het opsporen van
zelfzuchtige motieven voor ogenschijnlijke daden van zelfopoffering".
(Neiman, Afgezien van
de feiten p. 35).
Kent iemand John Brown? Het
gaat om een blanke man uit de Mid-West die na de discussies over het statuut
van Kansas, slavenstaat of niet, een aanval plande op een wapendepot in
Virginia, Harper's end, niet voor zichzelf maar om de slavernij afgeschaft te
krijgen. John Brown verloor de strijd in 1859, het jaar dat de "Origins of
species" verscheen, waaruit evolutionair psychologen hun dogmatiek hebben
afgeleid, namelijk dat een persoon alleen het eigen voortbestaan en het krijgen
van nageslacht wil verzekeren. Moraliteit? Noppes. Susan Neiman legt dus uit dat we moeten
begrijpen dat het darwinisme in se geen aanleiding geeft tot de gedachte dat
morele vraagstukken niet bestaan omdat we alleen maar tot zelfzucht in staat
zijn.
Kan men stellen dat dit nog
een rationele benadering zou zijn dan meent de auteur toch dat het geen zin
heeft zoveel in te zetten op een eenduidige natuur van de mens. Immers, hoe ver
zou men dan niet meegezogen worden in het katholieke en christelijke vaarwater?
Want het hele zondebesef gaat ook uit van een opvatting dat mensen steeds tot
het kwade geneigd zouden zijn. Maar dat kunnen de evolutionaire denkers niet
over hun kant laten gaan, want geloven doen ze nu eenmaal niet: niets dan de
feiten. Ah bon? Dan lezen we dat Neiman net over de feiten de nodige vragen te
stellen heeft.
Over Eichmann en Arendt
In het tweede essay onderzoekt
Susan Neiman visies op Eichmann en dus
over het kwaad en de banaliteit van het kwaad. "Eichmann in
Jeruzalem" was een controversieel werk van Arendt, maar waar men van haar
werk een schandaal maakte omdat ze Eichmann niet zag als een monster, maar als
- het klinkt bizar - een bescheiden bankbediende, ziet Neiman iets anders, dat
Arendt voorbij het feitenrelaas een nieuw inzicht gewrocht heeft. Heeft Arendt
zich vergist over de houding van Eichmann tegenover het Nazisme? Ik heb de
indruk dat haar boek nu net wel aantoonde dat hij, Eichmann wel degelijk een
zeer gedreven nazi was. Was hij niet naar Palestina gegaan, had hij niet
Hebreeuws geleerd? Waartoe? Het boek "Eichmann in Argentinië" van
Bettina Stangneth zorgde al voor discussie in Nederland en uiteraard stond de
idee van Arendt centraal: is het kwaad iets waar elkeen kan toe komen? Banaal
kwaad dus? Susan Neiman analyseert het werk van Stangneth en legt uit dat zij
dank zij de Sassen-tapes een beter beeld kon schetsen van Eichmann in
Argentinië, maar dus ook van de Eichmann in Berlijn, Auschwitz en Hongarije.
Het is bekend, uit het werk van Arendt over de man, dat hij boos was op Himmler
toen die met de geallieerden een akkoord bereikte voor een ruil van broden
tegen 10.000 Hongaarse Joden. Arendt heeft nooit getwijfeld aan het
antisemitisme van Eichmann. De notie "banaliteit van het kwaad" slaat
dan ook niet op de slachtoffers of de wijze van handelen... Wat handelingen
binnen de banaliteit van kwade plaatst, zo blijkt bij Neiman, het
probleem van de intenties. op die manier
dat men gedachteloos aannames accepteert, zonder erover te denken dat die
aannames bijvoorbeeld ook op henzelf van toepassing kunnen zijn.
Het gaat om de betekenis van
de intenties en van het motief... wat betekent dat men het subjectieve aspect
volgens Arendt niet die centrale plaats moet toekennen, die het beide hebben in
het heersende discours over het kwaad: Het motief iemand of anderen kwaad te
willen doen ten eigen bate is dan niet genoeg om van het kwaad te willen
spreken. Wat dan wel? Het oordeel, de derde faculteit van de geest naast denken
en willen moet dus onder ogen genomen worden.
Het feit dat Arendt ook de
Judenräte niet spaarde, wat haar op enorm veel kritiek is komen te staan en
minstens zo zwaar woog in de bejegening van haar denken als het concept
"banaliteit van het kwaad", moet ons juist op dat spoor brengen.
Intenties en motief, de subjectieve benadering kunnen nooit afdoende uitleggen
waar het om te doen was bij Eichmann en anderen. Het gaat om het oordeelsvermogen, de
bereidheid af te wegen wat naar waarde geschat de moeite van het bedrijven
waard is. Het kan dus niet gaan om een doelgerichte rationaliteit noch kan het
onschuldige motief de wreedheid verontschuldigen. maar dus het oordeel. De
banaliteit van het kwaad gaat dus niet over middelen en motieven en past dus
niet binnen het kader dat we doorgaans aanhouden bij het veroordelen van het
kwaad.
"Kortom,
Eichmanns denken mag dan geen goed denken zijn geweest, maar juist in zijn onwaardige vorm is het precies
dat denken dat ons dat nu aan alle kanten
omgeeft. Wij weten misschien hoe we het moeten bestrijden in onze colleges en onze intellectuele
tijdschriften, maar dat is niet genoeg."
(Susan
Neiman, Filosofie, geen geschiedenis p. 53)
Waarom
is "Eichmann in Jeruzalem" nu eens geen geschiedenis of journalistiek
werk en eerder een filosofisch werk, boutweg een filosofisch werk? Hoewel niet
systematisch van aard bevatte het wel een aantal filosofische inzichten die
diepgravend mogen heten. Moet filosofie zich dan altijd bepalen tot tijdloze en
universele overdenkingen, terwijl dit werk in hoge mate empirisch mocht heten? Maar
waarom zal men niet ook nadenken over die ene sergeant, Feldwebel, Anton
Schmidt, weliswaar geen kruidenier, maar een elektricien uit Wenen, die in
Vilnius 3000 joodse mensen in de bossen verborg, hen valse papieren bezorgde en
finaal tegen de lamp liep? Toch lijken we die ene mens niet meer te herinneren
net als het moeilijk is burger-opposanten te erkennen, de Witte Roos, Johannes
Fest of dat echtpaar in Berlijn, zoals Hans Fallada het beschreef, de
kaartenleggers, om te zeggen dat Hitler en co misdadigers waren en de mensen
iets wijsmaakten. Neen, literatuur was het niet, want er was een dossier waar
Fallada zich op kon baseren.
Of
we goed begrijpen wat Arendt en vervolgens Neiman bedoelden met het inzicht dat
het Eichmann ontbrak aan oordeelsvermogen, kan ik niet zomaar vooruitschuiven.
Of we inderdaad met een onvolwaardig denken te maken hebben, zoals Neiman
stelt, zal men wellicht betwisten als het om het eigen denken gaat. Dat "Eichmann
in Jeruzalem" de geesten blijft bewegen, maakt dan toch vooral duidelijk
dat lezers uitgedaagd worden, wellicht omdat ze de appreciaties als feitelijk
en niet als reflecties ervaren.
Job
en de wereld zoals ze is
Het
meest opvallende essay in deze bundel, een lezing, behandelt het bijzondere
bijbelboek Job, waar theologen als sinds tijden mee af te rekenen hadden en
waar we ook vandaag nog wel eens iets over horen, omdat ook leken er graag over
spreken. Josef Roth schreef er een mooi verhaal over, over een Job in de vroege
twintigste eeuw.
De
auteur laat zien dat het boek Job wellicht niet door een enkele auteur
geschreven is, omdat de kwaliteit nogal ongelijk is tussen het centrale corpus
en anderzijds de prelude en het slot, waar een soort happy end aan toegevoegd
wordt, dat aan de centrale gedachte afbreuk kan doen. Maar niettemin blijft de
voorstelling van zaken, dat God op zekere dag een rechtschapen man alles
ontneemt, kinderen, vee en huis, aanspreken, al hoeft het niet om God te
draaien, maar om de mogelijkheid van ongeluk, de ondragelijke onrechtvaardigheid
van het bestaan, of beter nog, de onredelijkheid van het bestaan, waardoor ons
ongeluk kan overkomen. Tot in de 18de eeuw maakte men niet echt onderscheid
tussen natuurlijk kwaad en moreel kwaad: de doden en gewonden na een
vulkaanuitbarsting en anderzijds de slachtoffers van verkrachting. Job, zo
lezen we wordt woedend omdat de wereld enige redelijkheid ontbeert, terwijl men
dat toch zou mogen verwachten. Hoewel het thema op het eerste zicht verschilt
van zowel "Afgezien van de feiten" en van "Filosofie, geen
geschiedenis", kan men niet anders dan opmerken dat Susan Neiman ook hier
weer de lezer dwingt na te denken over de eigen aannames en vooral, dat ook als
men er een atheïstisch mens- en wereldbeeld op nahoudt, toch van aan de ene
kant de resultaten van wetenschappelijk onderzoek de maat moet nemen en
anderzijds met de rijke traditie van commentaren op de heilige boeken rekening kan
houden. Want een theïst gelooft niet zomaar in een bestraffende dan wel
belovende god, ook al noemt men die figuur doorgaans "onze vader".
Is
de wereld redelijk? Hoe meer ik nadenk over dit essay, hoe duidelijker mij voor
ogen komt te staan dat we van de wereld iets eisen dat we voor onszelf niet
kunnen of willen opbrengen. Laat men zich ertoe verleiden te eisen dat de
wereld redelijk zou zijn, dan let men anderen iets op waarvoor men voor
zichzelf niet kan instaan. Ik geef toe dat ik in deze analyse verder ga dan
Neiman, al gaat het er wel over als we het over Morele Helderheid hebben. Morele
helderheid, zegt zij aan het einde van haar essay/lezing, bereikt men wanneer
als men de kloof kan aanvaarden tussen de wereld zoals die is, en de wereld
zoals die zou moeten zijn volgens onze inzichten, ideologisch of religieus. Dat
verschil niet aanvaardend komen we wellicht in een onvolkomen denken terecht.
Want als men een wereld, een samenleving wil die geen rekening houdt men hoe
mensen zijn, verschillend van elkaar en elk op zich uniek, dan zal die
ideologie gewelddadig uitpakken.
Envooi
Het
boekje van Susan Neiman zet aan tot nadenken en draagt ertoe bij dat we
misschien wat meer consideratie hebben met anderen. Mevrouw Neiman pakt de
evolutionair biologen en evolutionair psychologen aan en daarmee, valt te
vrezen zowel het onzorgvuldig denken van links als de vergissingen van rechts. De ene menen dat men ideologisch strak in
het harnas gehesen de wereld en mensen moet bejegenen, de anderen menen juist
dat we de ideologietjes maar terzijde moet laten en geloven dat we ons op het
eigenbelang moeten richten. Job, aldus Neiman, zal op enig ogenblik ervoor
kiezen niet langer zijn persoonlijke lot te beklagen, maar een universele
boodschap brengen, namelijk dat het verlies van alles niet enkel hem overkomt,
meer nog, dat men de redelijkheid van de wereld niet moet betrachten. Dit sluit
dan weer aan, denk ik met het onderscheid tussen moreel kwaad en natuurlijk
kwaad, dat Susan Neiman ook aansnijdt. Maar de wereld zijnde wat die is, vergt
behalve redelijkheid iets anders, dat Marc De Kesel in "Goden
Breken", van belang acht, dat we de worstelingen met de onmogelijkheid als
enige de waarheid te bezitten, als de kern van de moderniteit dienen te
bekijken.
Daarom
kan men deze essays van Neiman niet los zien van de storm waarin we dag na dag
bij het doornemen van kranten en andere media met inzichten en kreten
geconfronteerd worden. Morele helderheid bereiken vergt dus het erkennen dat we
nooit de enige en volkomen waarheid zullen bezitten. De XXIste eeuw
zal dus niet het einde van de geschiedenis te zien geven, maar ons dwingen
verschillende mogelijkheden te overzien en keuzes te maken. Intenties en
motieven zullen ons vaak genoeg misleiden, maar tegelijk, zoals die twee oudjes
in Berlijn deden van 1940 af, wetende dat elk voor zich alleen sterven moet, de
moed hebben waarheid te spreken, dat kan ons veel kosten. Of het nu God is dan wel de wereld, het immanente die
deze waarheid niet erkennen wil.
De
visie over Eichmann vormt daarom een aansporing ook te kijken naar mensen die
niet meegingen en zoals Anton Schmidt het onmogelijke aandurfden, een aantal
mensen redden uit de klauwen van de SS. Een aantal simpele mensen dus, die we
hier zelden of nooit horen vernoemen, omdat we het beeld van de Nazi's, van de
sinistere jaren zo donker mogelijk willen houden. Ook dat is geen waarheid die
standhouden kan wanneer men diepgravend onderzoek verrichten wil. Neiman laat
overigens ook zien hoe functioneel de geallieerden en de Communisten gebruik
hebben gemaakt van de morele ontreddering na de val van het derde Rijk. Dat
betekent niet dat men van een oordeel moet afzien, bijvoorbeeld ten aanzien van
de collaboratie, maar wellicht wel dat men net de doordachte keuzes kan
waarderen en andere net niet. Motieven en intenties kunnen wel eens het oordeel
vertroebelen, schrijft Neiman en dat is zeker dezer dagen een overweging die
tot morele helderheid kan leiden. Want het volstaat niet de ideale wereld te
willen, als men ook geen aanvaardbare en redelijke aanpak kan voorleggen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten