Over steun aan en kritiek tegen Beleid
Reflectie
Gemeenschappelijke actie
Waarom
we zonder totale consensus wel
tot
gemeen handelen kunnen komen
Op Klara hoorde ik een zeer
gewaardeerd musicus, René Jacobs, naar aanleiding van de besparingen de kunst de
banbliksem uitspreken tegen de nationalisten. Eerlijk is eerlijk, we moeten
erkennen dat de besparingen ook in de kunsten onvermijdelijk zijn. Maar ik
vraag mij toch af wat voor verdienste eraan is intendant te zijn met een blanco
cheque in de portefeuille? De middelen zijn schaars en men moet het ermee doen.
Dat België een staatsschuld torst die men maar niet weg krijgt, dat is iets wat
sommigen niet weten te onderkennen.
Nu is dat evenzeer een
ideologisch mene tekel geworden, een teken aan de wand waarbij men de bokken
van de schapen kan onderscheiden. Concreet is dat wie een besparingsbeleid
accepteert a priori een barbaar en als men de kunsten niet ontzien wil, een
cultuurbarbaar, terwijl wie er zich tegen verzet vanzelfsprekend bij de goeden
gerekend kan worden. We weten al langer dat vorsten en bestuurders die het land
in gevaar brachten doorgaans niet lang aanbleven, soms, zoals in China het
mandaat van de hemel verloren of van de onderdanen. Het is hierover dat ik me
buigen wil: wat betekent bestuurlijk leiderschap en hoe gaat de verhouding tussen
burgers en leiderschap. Want al te vaak heb ik de afgelopen jaren veel horen
roepen en smeken om leiderschap. Maar als er een anarchistische keet is, dat is
het wel huis van de democratie. Dat valt wel te begrijpen, maar er zouden
ogenblikken denkbaar moeten zijn dat politici hun geraas staken en accepteren
dat de meerderheid beleid voert.
Een rare kijk? Het feit dat op
bijna alle slakken zout gelegd wordt, maakt dat men het perspectief verliest en
ook dat men vaak intentieprocessen maakt. Men kan de klachten niet tellen van
mensen die vinden dat de wetgeving in plaats van te bevrijden vooral fnuikt.
Men heeft op vrijwel elk terrein zo een dicht net van wetgeving gespannen dat
mensen zich in de fuik gevangen weten en tegelijk, zo stelt men vast, de wet laat
toe dat een eenling zich tegen nuttige en goede ondernemingen kan keren, of de
bouwheer nu een particulier, een bedrijf is of de overheid en of de opzet het
persoonlijke belang overstijgt of niet.
Juist, het is het gevolg van
twee zaken, namelijk dat een deel van de samenleving betere toegang heeft tot
de instellingen maar ook omdat men de toegang tot het recht zeer uitgebreid is
en dan bevrijdt de wet wel de ene, maar niet de anderen. De juridische
procedures aanspannen is ook niet meer zo kostelijk. Maar wint men er even bij,
onweerstaanbaar komt men terecht in een situatie waar de persoonlijke winst die
men ervaart niet meer opweegt tegen de nadelen die men ervaart met anderen.
Er is geen discussie,
bijvoorbeeld over windmolenparken op zee dat men de laatste stap, het
aansluiten op het hoogspanningsnetwerk net niet lukt maar precies eindeloos
veel voeten in de aarde heeft. Zo valt het ook op dat men wel voor minder
vrachtwagens op de weg is, maar een reeds twintig jaar durende vraag niet kan
oplossen omdat boeren, eigenaren en groenen, die niet altijd op dezelfde lijn
staan, plots een gemeenschappelijk doel hebben: bewaren wat is, zonder te
willen zien dat ze hun eigen model, met minder wegvervoer in de weg staan.
Laat dat dan zo wezen, de
grote vraag is waarom we de plannen om het verkeer beter te organiseren -
waarbij we wel enkele komende ontwikkelingen kunnen incalculeren, maar andere
niet. Het is wel zo dat dezer dagen nog steeds met groot gemak het particulier
belang gehonoreerd wordt door de Raad van State, omdat dit haast altijd
eenzijdige verzoekschriften blijken te zijn. Aangezien de raadsheren geen
partij mogen zijn, ook niet de auditeur, die de zaak onderzoekt, komt het mij
voor dat er een onevenwicht is want wie vertegenwoordigt dan de samenleving,
het algemeen belang? De Raad van State behoort tot de Rechterlijke orde, maar
staat buiten het bestel van parketten en zetelende rechtspraak en vaak kunnen
zij alleen aangeven of hogere rechtsprincipes geschonden worden door een
administratieve maatregel.
Vinden we die rechtsfiguur
wenselijk en aantrekkelijk dan moeten we
vaststellen dat de praktijk vaak tot gevolg heeft dat de rechten van de klager
wel gerespecteerd worden, maar dat als een bedrijf tot verplaatsing van de
productie besluit er een hoop slachtoffers zijn, maar als openbare werken niet
door kunnen gaan... juist, ooit, rond 1900 was er een koning, die velen kennen
omdat hij bloed had aan de handen, van arme mensen in de Kongo, die met het
geld dat hij daar verdiende in Brussel en aan de Kunst, te Oostende vele werken
liet uitvoeren, onder meer de Koninklijke baan, die den Haan verder liet
ontwikkelen en op die manier mee het landschap van de kustregio heeft vorm
gegeven. Vandaag, denk ik, zou niemand nog bij machte zijn, zo een grote werken
aan te vatten en af te werken. Behalve in Nieuwpoort, want die badstad is wel
zeer veranderd sinds ik er voor het eerst kwam.
Waar we niet voor pleiten?
Voor een almachtige administratie van stedenbouw, van ruimtelijke ordening. De
moeilijkheid is niet dat die mogelijkheden er zijn, maar wel dat de baten voor
het individu, voor een enkele betrokkene zelfs voor die persoon nadelig kunnen
uitpakken, niet onmiddellijk, maar op termijn. Aangezien we moeten aannemen dat
het behoud van een actuele situatie in tijden van snelle veranderingen tot
achterstand kan leiden, moet men erover nadenken hoe men dat gezichtspunt in de
overwegingen van de raadsheren van de Raad van State een plaats kan krijgen.
Het Vlaams Parlement heeft op dit terrein de vorige legislatuur wel een aantal
initiatieven genomen, maar het ziet ernaar dat een partij die nu in de
oppositie zit de gezichtspunten van toen niet meer adequaat vindt[i].
Het politieke kader waarin men
werkt is antagonistisch en toch, als we de periode na WO II bekijken, van de
oplossing van de Koningskwestie tot en met de staatshervormingen, slaagde men
er doorgaans in, na straatgeweld soms, na doden een enkele keer, tot
oplossingen te komen, maar hoe we die oplossingen naderhand ook evalueerden,
stelden we vast dat er politiek een mogelijkheid was, de zaak haar beslag kreeg,
want er ontstond een consensus over de nadelen van het heftig uitgevochten
conflict. Maar uiteraard veranderen de inzichten en soms blijkt het moeilijk
bij de evaluatie post factum nog de uitgangspunten van de strijdende partijen
te erkennen.
Let wel, met voordelen en
nadelen van een conflict hebben we het ook over het inzicht dat geen partij
doorgaans haar inzichten integraal weet op te leggen, want het gaat om
compromissen die men niet altijd meer herkent als oplossing voor gestelde
problemen. Maar in andere omstandigheden is er een regering die problemen
technisch oplost en dan merkt men pas later hoe het veranderd is. De
mammoetwetten en rommelwetten vormen er mooie voorbeelden van.
Het verhaal van de oorlogen in
dit land, zonder bloedvergieten doorgaans, heeft geleid tot het besef dat we
met de oplossingen ook soms grenzen hebben opgetrokken. De wetten en decreten
gelden ook wel eens als wapens in discussies naast wetenschappelijke
bevindingen, waaraan men zegt niet te willen of mogen tornen. Komt het evenwel
voor dat de aangezochte experten tot andere inzichten komen dan de
opdrachtgever had verlangd, dan klinkt het: "ze kunnen de bomen in".
Het kan ongetwijfeld nuttig
zijn vakspecialisten aan het woord te laten in grote debatten, maar in de mate
die aan de wetmatigheden van hun discipline en de scoop van hun discipline trouw blijven, kan het zijn dat zij andere
consideraties over het hoofd zien. Trudy Dehue heeft dat aan de orde gesteld in
haar boek "De Depressie-epidemie" en in "Betere Mensen"
waar specialisten in hun domein zowel door de overheid voor advies worden
gevraagd als door de industrie ingehuurd om bepaalde geneesmiddelen, zoals
Ritalin - relatine in België - ook voor andere doeleinden, bij een ander
publiek te gebruiken dan waarvoor het vergund is. Dat, zo meent zij, verandert
ook onze blik op mensen, want wie niet lang stil kan zitten, wie zich niet
gedraagt, nu, is medisch behandelbaar maar de vrijheid om niet per se in de pas
te lopen is meteen ook aan flarden.
Het roept inderdaad vragen op
over de menselijke conditie, over hoe we onszelf als mens zien heden ten dage.
De volmaakte mens, de cyborg of nog iets anders, dat meer lijkt op het
verdwenen liefje van Bernard in "A
brave new World" die in New Mexico was achtergebleven en daar - in de
termen van Brave New World horribile dictu - moeder werd. Het vermogen van
Aldous Huxley om de vooruitgang te denken is een ding, zijn schets zelf van een
samenleving waar mensen producten zijn en waar affiniteiten onbestaande
blijken, vormt de toetssteen van wat we van de vooruitgang op wetenschappelijk,
technologisch noch maatschappelijk gebied niet moeten verwachten.
Het gaat niet om grenzen aan
de groei of aan de wetenschap, maar om de vraag wie we willen zijn en wie we
willen, verlangen dat onze nazaten zijn zullen: industriële producten,
vervangbaar, met een defect zelfbewustzijn of net mensen van vlees en bloed die
een bewustzijn hebben en dus kunnen kiezen, kunnen verkiezen wat hen het beste
voorkomt. Dat ze dan niet helemaal gedetermineerd zijn, ligt voor de hand, maar
het menselijke, het vermogen fout te kiezen, het blijft ook de ruimte om het
uitzonderlijke te doen.
Laten we dus maar denken dat
wie iets in beweging wil brengen, moet men niet slag om slinger van alles
verbieden, vooral als we denken dat we het allemaal moeten controleren. Het was
de wens van de nieuwe Vlaamse Regering dat er minder betutteling zou zijn, maar
we gebruikelijke vormen van legifereren maken dit moeilijk, valt te vrezen,
omdat men meteen alle mogelijke grijze zones en onduidelijkheden van de wet wil
ophelderen. De wetgever/decreetgever en de redactie van de Europese regelgever,
zij allen weten dat een wet omzeild wordt, anders gehanteerd wordt als de wet
niet sluitend genoeg uitpakt. Maar daardoor wordt het alles voor de burgers
zeer moeilijk te verstouwen. De wet kan blijkbaar wel genuanceerd over
omstandigheden en toepassingsgebieden uitspraken doen, maar het lijkt er in de
debatten vaak vooral om te doen die ene geschikte toepassingsmodus te vinden die
het leven aangenamer kunnen maken.
Daarom denk ik dat men inzake
grote publieke werken inderdaad een draagvlak zou moeten creëren, alleen geloof
ik dat dit vooral zal impliceren dat men niet langer alleen met de tegenargumenten
rekening moet houden. We kunnen ook niet voorbij de gedachte die Ruth Andreas
Friedrich in haar dagboeken noteerde na de val van Hitler, dat mensen wel
gemeenschappelijk strijden kunnen tegen iets, maar eens dat doel bereikt, de
samenhorigheid binnen verzetsgroepen snel vervliegt, terwijl die samenhorigheid
wel nodig kan wezen. Cruciaal is te beseffen dat we bij beslissingen wel
degelijk onderzoeken hoe of het zal uitpakken, maar dat als onze visie ons geen
beletsels doet inbrengen of dat we begrijpen dat het maatschappelijk belang
zwaarder kan wegen dan persoonlijke gevolgen, dan dient men dit ook te volgen.
Men hoeft het eigen welzijn niet in het gedrang te laten brengen, maar tegelijk
kan het zo wezen dat een tijdelijke schade in de toekomst veel voordeel
brengen. Is men het zeker? Niets is zeker en Europa weet dat de groei er niet
vanzelf zal komen, omdat we nu eenmaal het groeiproces van twee of drie
industriële revoluties achter de rug hebben en endogene groei volgens sommige
economen niet meer moeten verwachten van stijgende lonen of van toenemende
productiviteit; de demografie kan wel groei brengen, maar tegelijk blijft het
de vraag of we er klaar voor zijn.
Willen we dus een aantal
remmende aspecten wegwerken om groei en welzijn te bevorderen, dan zal dat ook
maar kunnen als we zelf bij ons handelen niet kiezen voor een situatie als
onderdaan ten dienste van de staat, maar evenmin het omgekeerde... dat wil
zeggen dat we de belangen van de samenleving waar we toe behoren ernstig
nemen,kritisch aankijkend tegen wat de democratisch gekozen bestuurders
bedisselen, maar ook niet a priori negatief. Het gaat om de mogelijkheid voor
de overheid om plannen op langere termijn uit te werken, waarbij het vertrouwen
het haalt op het wantrouwen.
Het is maar omdat we nu aan de
ene kant kritisch ingesteld horen te zijn en andere kant niemand ijzer met de
handen breken, zodat het duidelijk moet zijn dat kritisch aankijken niet kan
betekenen dat we alleen maar negatief tegen het beleid hoeven aan te kijken. In
zekere zin moet men toch denken aan wat JFK vroeg: wat kunnen we doen voor het
land? Er zitten beperkingen op, maar het gaat er dus niet om dat we ons slaafs
aan de overheid onderwerpen - we kunnen een te opdringerige overheid, het
politieke lichaam immers ons vertrouwen ontzeggen bij regelmatig komende
verkiezingen.
Het had en heeft een nare
bijsmaak gekregen, die vraag van JFK om erover te denken wat we voor het
vaderland kunnen doen, want tot 150.000 man troepen werden door JFK, Lyndon B
Johnson en Nixon naar Vietnam gestuurd. Maar burgerschap tegelijk realistisch
bekijken durven een dosis idealisme aan te houden. Als we kijken naar de
hangende dossiers die door voortdurende procedures tegen worden gehouden, zoals
Oosterweel of Simon Stevin, dan is het duidelijk dat dit nog niet echt
idealistisch mag heten. Hoe het verder gaan moet, als we onze eigen
persoonlijke belangen niet op enig moment willen afwegen tegen het belang van
de gemeenschap, zal onze samenleving misschien ook niet afdoende dynamiek
vinden om in een veranderende wereld mogelijkheden te bieden voor elkeen. En
toch die kant van de zaak is geen do ut des, wel het besef dat men samen
sterker kan staan. Het debat over het vertrouwen in de politiek en het
vertrouwen in de samenleving kan men niet zomaar voeren. Het gaat namelijk om
een houding die men wel redelijk kan formuleren maar niet
objectief-wetenschappelijk. Hoe het dan wel kan? Daarover schreef Herman De
Dijn een essay, dat wil zeggen, in een essay over de vraag "hoe overleven
we de vrijheid" besteedt hij veel aandacht aan de vraag wat we met
vertrouwen aanpakken. Ook Fernando Savater had het erover in "Goed
Samenleven", maar net omdat beide auteurs, net als Martha Nussbaum niet
met genen goochelen of met andere strikt waarneembare grootheden, lijken ze
minder relevant. Maar voor de kwestie, hoe we als burgers tegelijk kritisch en
welwillend tegenover het beleid kunnen staan, het accepteren en ondersteunen
zelfs, komen deze werken mij wel instructief en tot reflectie aanzettend voor.
Simpel is het alles niet, maar misschien moeten niet verlangen dat het
samenleven kristal helder zou uitpakken.
Bart Haers
[i]
http://docs.vlaamsparlement.be/docs/biblio/opendigibib/monografie/2010/449_visietekstversnelling.pdf
Reacties
Een reactie posten