Praktijk van morele helderheid
Reflectie
Hoe kunnen we samenleven
over een gesprek met Ahmed Marcouch
De discussies zullen niet
onmiddellijk stoppen, over integratie, migratie, samenleven en dus ook over
identiteit, waarden en normen. Het ontbreekt in de discussie ook aan morele helderheid, dat wil zeggen dat
velen hun wensen, inzichten voor werkelijkheid nemen en maar niet willen
begrijpen dat ze zich er niet meer vanaf kunnen maken met de eis dat mensen
zouden passen in hun procrustesbed.
Mocht men kunnen kiezen, men
zou zich zo de eigen gewenste samenleving in elkaar boksen, maar het zou
misschien niet een samenleving zijn, maar eerder lijken op wat ooit door de
Duitse filosoof Max Stirner bedacht had. In zijn werk "Der Einzige und
sein Eigentum stipuleerde hij dat we ons om de anderen niet kunnen bekommeren,
want die bestaan niet, tenzij als deel van ons bezit. Deze extreem
doorgetrokken articulatie van het egotisme komt zelden onder de aandacht, omdat
het een onaangename consequentie zou kunnen vormen van egocentrisme en verkeerd
begrepen individualisme. Individualisme kan immers zowel slaan op een autonomie
en zelfbeschikkingsrecht dat het ik als enige waarde vooropstelt. Het kan
evenwel ook betekenen, dat men als "ego" zowel het ik als de omgeving
van belang acht. Hoewel men vanuit academische hoek, in hoofde van wetenschappers
en filosofen die gaan voor het materiële als basis, die, zoals Susan Neiman betoogt, aangeven dat altruïsme niet kan bestaan, behalve voor verwanten en directe
naasten, kan men, zoals bijvoorbeeld Bert Keizer schreef in Onverklaarbaar onbewoond; het wonderlijke
domein van de hersenen moeten we begrijpen dat die hersenen van ons niet
kunnen zonder interactie tussen het eigen brein en de buitenwereld, vooral ook
tussen breinen. Dat blijkt in de vigerende visie die ervan uitgaan dat we ons
brein zijn, van geen tel, al moet men dan uitleggen hoe de zintuigen werken en
hoe het brein met die info omgaat. Maar dan nog, wat Keizer voorstelt, blijkt
logischer, omdat we onze kennis van de dingen allereerst aanleren door
interactie met andere breinen, om vervolgens steeds zelfstandiger te kunnen
opereren. Maar als het brein geen homunculus bevat, dan functioneert het wel zo
dat het bewustzijn genereert.
Het lijkt een verre
uitwijkende overdenking, maar ik ben ervan overtuigd dat het mensbeeld dat we
hanteren belang heeft voor de wijze waarop we met kwesties als immigratie en
integratie, traditie en vernieuwing omgaan. Wie Verhofstadt 10 jaar geleden
hoorde in de Kamer, vreesde dat ene Dyab Abou Jahjah ons bestel wenste om te
gooien en de boel naar zijn hand te hervormen. De ene hervormer verwijt de
andere... Terwijl we moeten bedenken dat de jonge Verhofstadt nauwelijks anders
handelde dan de jonge Dyab. Dat ze anders dachten en denken, ligt voor de hand.
Maar hoe het bevlogen liberalisme van de ene en de enigszins verrassende strijd
voor erkenning vanwege een atypische migrant botste blijft voor mij altijd nog
een verrassing, want de kosmopoliet Verhofstadt perkte het speelveld in en liet
geen "new kid on the block" toe. Dat hij precies de rechtsstaat, de
democratie en de waarden van de liberale natiestaat wenste te bewaren, kwam
evenwel in botsing met de wijze waarop hij de andere de vrijheid volkomen
ontzegde. Na goed tien jaar strijd tegen het Vlaams Blok/Vlaams Belang, kwam
hij zelf in een egelstelling terecht.
In die periode stierf ook Theo
Van Gogh en werd Ayaan Hirsi Ali de Nederlandse nationaliteit en haar
lidmaatschap van de Tweede Kamer ontnomen. Van Gogh maakte de film
"Submission" voor Ayaan en met Ayaan, een film die ervaren werd als
provocatie omdat een aantal aspecten van de Islam in de houding tegenover de
vrouw bijzonder scherp werden gepresenteerd. De moord op van Gogh werd ook nog
gevolgd door een sfeer van dreiging die uitging van een groep in Den Haag, de
Hofstadtgroep, die dreigde het land en vooral de stad te terroriseren. Vanuit
welk standpunt dan ook bekeken, dat kon de regering niet over zich heen laten
gaan, maar nadat men de groep had aangepakt, verdween de aandacht voor de
Schilderswijk weer, tot er nieuwe onlusten kwamen, niet zo lang geleden. Hoewel
men lang aannam dat materiële oorzaken, sociaaleconomische factoren een grote
rol speelden in het radicaliseringsproces, bleek dat niet de hele Schilderswijk
naar Jihad verlangde, maar wel dat er een aantal mensen waren die er warm voor
liepen.
Intussen liep er in Amsterdam
een man rond, die eerst ziekenverzorger was, vervolgens een lerarenopleiding
maatschappijleer in avondonderwijs verwierf en vervolgens politie-agent werd.
Vervolgens... stadsdeelvoorzitter of districtburgemeester, gemeenteraadslid
Amsterdam en sinds 2012 lid van de Tweede Kamer. Analfabeet naar Nederland
gekomen leerde hij ook verrassend snel schrijven. Maar sinds hij leraar en
later agent van politie was, heeft hij zich ingezet voor die jongeren die zich
geen plots konden vinden in de Nederlandse samenleving. Zijn verhaal klinkt
streng, wijst op de noodzaak van discipline en dat gaat om verschillende
domeinen: in gedrag, in kijken naar zichzelf, maar ook in handelen, hoe men
zich een leven aanmeet. In Slotervaart zijn er nu nog jongeren die begrijpen
dat zijn strenge aanpak gunstig was voor hen. Maar het blijft een moeilijke
kwestie, want wie zich te veel voegt naar de Nederlandse normen en waarden, ook
inzake ambitie, discipline, kan algauw het verwijt krijgen een hypocriet te
zijn. Alsof, zo leek hij te zeggen, moslims, Marokkanen vooral alleen goed
kunnen zijn als ze mislukken en losers blijken.
Het stelt het probleem van de
eigenheid van iemand, van een groep. Dr. Alette Jacobs was ook actief in
Amsterdam en hield zich bezig met de emancipatie van vrouwen maar ook met de
algemene lotsverbetering. Hoewel ze een bloedhekel had aan de arme Joden -
zelfs was ze ook Joods - kon ze als arts en sociaal onderneemster niet anders
dan hen ter zijde staan. Een van de belangrijkste ambities van haar werk was
het aantal kinderen per vrouw te beperken, wat ze deelde met de antimalthusiaanse
bond, die geboorteregeling en dus -beperking propageerde. Dat kerkelijke
kringen deze nieuwlichters niet echt welkom heetten, mag een understatement
genoemd worden, maar toch zou Nederland sociaal en economisch welvaren toen
deze visie op vruchtbaarheid doordrong.
Ook vandaag gaat een deel van
het maatschappelijke debat over dat verschillend gedrag tegenover geboorte,
opvoeding en de betekenis van het leven. De discussie die we horen, als het
over integratie gaat en over gewenste versus ongewenste immigratie gaat rond de
taal, rond werk en autonoom leven, maar de overtuigingen van mensen, diep
ingewortelde gewoonten die met de migratie wel mee verhuizen maar vaak op
tegenspraak en confronatie uitlopen in het land van aankomt, vinden vaak geen goede
gronden meer. Men zou die mensen kunnen aanbevelen hun eigenheid, hun zelfbeeld
op te geven, maar dat kan alleen op een catastrofe uitdraaien. Niet iedereen is
voldoende geschoold of is gewoon maar bereid om de eigenheid te hertalen. De
vraag is ook of dat zo moet.
Wij hechten aan onze waarden
en zoals blijkt, soms tegen de tijd in, wanneer de kerk zelf enkele zaken wil
aanpakken. Anderen vinden onze waarden zo flou, onbeduidend of hypocriet dat ze
vaak bewust mee mensen met een
migratieachtergrond de argumenten leveren om zich hier niet te hoeven
integreren. Zeuren over polarisatie gaat ons in deze zeer gemakkelijk af, want
zoals de Nederlandse socioloog René Cuperus schreef, zijn ook kosmopolieten
zeer verhard in hun standpunten over de lokalen, de autochtonen, de
provincialen en wat al niet meer.
Het integratiebeleid en het
integratiedebat gaan uit van bruikbare en overzichtelijke definities, terwijl,
zoals ik al schreef, een cultuur nooit geheel te beschrijven valt[i]
en dat er binnen culturen ook altijd nog opmerkelijk veel variatie kan bestaan
op eender wel gebied en toch herkent men zich min of meer als eenheid en wordt
als dusdanig ook bejegend door andere culturen, samenlevingen. Sommige
antropologen zullen onderkennen dat meerdere samenlevingen naast onmiskenbare
verschillen ook een aantal punten van gelijkenis tonen. Maar het moeilijkste,
meen ik, valt het bij cultuurstudie en antropologie aan te geven wat mensen als
het meest wezenlijk naar voor schuiven. Zijn het de gewoonten rond het
huwelijk, vrije partnerkeuze versus mediatie door ouders of huwelijksmakelaars?
Is het de mogelijkheid de eigen geloofspraktijk vorm te geven of hecht men net
meer aan autonomie en afstand tot de publieke cultuur? Hoeveel vragen kunnen
hier niet gesteld worden en wat voor antwoorden kan men formuleren?
Ahmed Marcouch laat zien dat
men die jonge Marokanen in Slotervaart best wat in de weg had te leggen, opdat
ze de goede kant zouden opgaan. Het is een standpunt van een politicus en van
een vader, maar toch denk ik dat het constructivistische onderwijsmodel dat in
Nederland nog meer dan hier uitgerold werd in het onderwijs, dodelijk is voor
wie gespeend is van enige leergierigheid of beter als die niet opgewekt is
geworden, onder meer door een meer disciplinerend adstrueren van de
basisvaardigheden, op een wijze die het kind leert plezier hebben in het leren.
Ahmed Marcouch sprak ook over iets anders, maar het is gerelateerd: kan men die
jongens bijbrengen dat ze ook een eerbaar beroep kunnen leren in plaats van met
knevelarijen en andere duistere praktijken uit te oefenen, op zoek naar bling
bling - maar dat schijnt alweer uit te zijn als term.
Bovendien zal men altijd nog
moeten bedenken dat hoeveel men over de groep kan zeggen, men altijd nog naar
personen moet kijken en hen benaderen. Boris Cyrulnik muntte het begrip
weerbaarheid, maar het lijkt erop dat we niet goed weten hoe we dat moeten,
kunnen aanwenden. Ahmed Marcouch laat zien dat dit kan, op het niveau van een
wijk, een straat en het is dus niet de overheid die op dit niveau veel kan
realiseren.
Wil het goed leven zijn in zo
een wijk, te lande of in de stad, dan hangt het niet enkel af van voorzieningen
en ordehandhavers, maar in de eerste plaats, denk ik, van de bewoners. Akkoord,
er kunnen geschillen ontstaan, soms heftig, soms langdurig, vaak beide, maar
zelfs als vrederechters of strafrechters tussenkomen, blijkt dat voor het goede
samenleven niet altijd voldoende. Het was de illusie van de twintigste eeuw en
zelfs nog steeds van de pleitbezorgers van "wet en orde", maar
evengoed van de straathoekwerkers dat men door alleen maar hard op te treden
bij de minste misstap - of een gebaar dat zo werd/wordt geïnterpreteerd - dan
wel voortdurend lankmoedig fout gedrag goed te praten dat hoe dan ook storend
is voor iedereen en dus nieuwe ergernis wekt. Ahmed Markouch begreep dat je er
moet wonen en met hen leven, zo mogelijk steeds voorbeeldig te zijn, zonder
daarom in de val te trappen een rolmodel te moet zijn, dat niet mag falen, dat
je vooral die jonge jongens uit de gemakzucht van delinquentie kan houden. Maar
het is ook zo dat het de integratie kan bevorderen. Hoezo niet meetbaar? Is nog
niet voldoende aangetoond dat de kwantitatieve methode van de sociologie wel
eens dingen wil meten die niet als een grootteorde afgemeten kunnen worden? Het
welbevinden van een wijk, een buurtschap hangt namelijk niet alleen af van
stuurbare grootheden, wel van mensen die soms lastig zijn in de omgang.
Het werken aan het goede
samenleven overlaten aan de overheid, de politiediensten en de welzijnswerkers
zou wel eens een grote vergissing kunnen blijken. Natuurlijk, als burger kan
men zich niet met alles en iedereen bemoeien, maar toch, er is ruimte voor
eigen handelen in de publieke sfeer en dat vergeten sociologen en theoretici
wel eens. We zijn burger en leven in een complexe samenleving waar het er
doorgaans vreedzaam aan toegaat, net omdat zoveel mensen afzien van bruut
geweld. Het kan dus wel degelijk, maar zolang men die mensen als brave
Hendrikken en suffe Maria's afdoet, waar geen leven in zou zitten, kan men geen
zicht krijgen op wat Fernando Savater het goede samenleven noemt. Maar ook niet
op de bereidheid van Jan en Miet om daar ook het hunne toe bij te dragen en het
nodige te laten. Mijnheer Marcouch liet zien hoe hij in een periode van 7 jaar
op verschillende manieren kon bijdragen, zonder daarom iets of iemand te
verraden, laat staan zichzelf. Maar toch blijkt bij ons niet zo een interessant
verhaal. Ach, Haers, hoe zouden er uit Nederland, Frankrijk, Duitsland...
Algerije goede en interessante verhalen kunnen komen? Juist, ja, provincialisme
heeft er niets mee te maken, nieuwsgierigheid ook niet, alleen dat goed
ingerichte loftje ergens in de wolken van Koekoeksland.
Daarom vond ik het nodig nog
eens na te denken over wat morele
helderheid in de praktijk kan betekenen en dan laat deze Ahmed Marcouch, lid
van de Tweede Kamer voor de PVDA zien wat dat kan inhouden. Het volstaat niet
de gedachte aan een ideaal samenleven door de strot van mensen te duwen. Hij
handelt vanuit een goed besef van wie mensen zijn, zonder hen te willen
heropvoeden in bootcamps of zo. Maar zijn realisme is er geen dat, zoals zo
vaak bij linkse mensen, een eenzijdig mensbeeld hanteert waarin het darwinisme
niet ver weg is. Voluntarisme en realisme kunnen niet zonder elkaar, zodat we
altijd met een spanningsveld te maken hebben. Rudiger Safranski beschreef het
al in zijn werk "Romantiek, een Duitse Affaire", maar het zijn wel
inzichten die zo te zien niet goed scoren.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten