NIemand boven partijstrijd verheven?
Recensie
Louis XV
verdient respect en achting
Jean-Christian Petitfils, Louis XV. Editions Perrin 2014, 874 pp (met noten, index en bibliografie). Prijs: 32,70 €)
"Un règne immense et contrasté, une personalité sécrète, réévaluée par l'un des meilieurs biographes des rois du XVIIe et XVIIIe siècle". Dat zegt de blurp op de website van de uitgever en wellicht is het niets teveel gezegd.
De biografie van vorsten? Ach,
dat is toch iets voor royaltywatchers, zou men denken, maar precies het geval
van Louis XV laat zien dat zo een vorst die voor zijn tijd lang leefde, laat
zien dat zo een biografie best wel het lezen waard is en vooral dat het een en
ander nuanceert dat we anders grif voor waarheid aannemen. Jean-Christian
Petitfils maakt met dit boek duidelijker dan het mij in lange tijd is
voorgekomen dat het idee dat we van iemand hebben, een geleerde, vorst of
andere bestuurder wel zeer afwijken kan van wat er werkelijk het geval was.
De vragen die het boek
oproepen betreffen dan ook de wil om de geschiedenis te begrijpen en in die zin
moet men onderkennen hoe groot het verschil dan wel niet uitpakt dan als het om
de instrumentalisering van de geschiedschrijving in functie van
nationalistische of andere propaganda. Moet men daarom het nationalisme
afwijzen, zoals sommigen menen, dan zou eenieder besluiten dat elke ideologie,
elke weltanschauung des duivels is
voor de historicus. Onder meer Dirk De Schutter en Remi Peeters kon men Arendt
niet verdenken van een eunuchenneutraliteit... Juist in dit boek, de tweede
kwestie, komt voor het eerst de ontwikkeling van een ideologisch gestuwd
conflict aan de orde, dat tussen de vorst als persoon en de vorst als body politique en de natie die los komt
te staan van de persoon van de vorst, maar waardoor die vorst onmachtig wordt,
want het is de natie die het roer in handen wil nemen. De derde kwestie vloeit
hieruit voort, want Petitfils laat geen moeite onverlet om ons ervan te
doordringen dat er uiteraard vele spelers zijn, die op zich lijken te
functioneren, maar elkaar ook vinden: de kringen en coterieën van bourgeois, de
noblesse d'épée en de robins, de noblesse de robe, de magistraten en andere
leden van de juridische corpsen; ook de financiële elite presenteert zich onder
Louis XV steeds meer als een achtenswaardige adel, terwijl de burgers die de
gunstige winden tijdens deze regering te baat weten te nemen, vaak door de
adellijke huwelijken hun staat als roturier verliezen... en bovendien krijgen de
edelen van allerlei kunne, dat wil zeggen, de oude militaire adel, de
magistratenadel en de financiële adel die zich met deze nieuwe groepen
vermaagschappen ook toegang tot winstgevender activiteiten dan het innen van
renten of het onderhouden van hun oude feodale rechten.
Men kan er moeilijk omheen uit
het relaas van deze historicus af te leiden dat de politiek voor Louis XV, in
tegenstelling tot de verbeelding van een Ernest Lavisse belangwekkend is en dat
hij zelden verzaakte aan zijn plichten met zijn raad en eerste ministers vele
uren door te brengen om te studeren en te werken. Belangrijker evenwel blijft
de vaststelling dat de koning met een aantal nauwe medewerkers, zoals Dubois,
die begon onder de Regent en vooral Fleury, maar ook met Jeanne Antoinette Possoin,
beter bekend als de Marquise de Pompadour, die twintig jaar nauw met het leven
en zelfs met de regering van de koning verbonden zal blijven. Ook Choiseul kan
zich met zijn clan inschrijven in het rijtje prominente ministers. Wanneer de
koning sterft, zal zijn kleinzoon een redelijk goed uitgebouwd maar nog steeds
opvallend beperkt staatsapparaat vinden, veel rationeler georganiseerd dan voordien
het geval was. Maar Louis XVI zal aan de druk van de restauratie niet
weerstaan, de druk van de devoten en oude traditionele adel. Heeft Louis XV met
de parlementen van Parijs en bijzondere zittingen van het Parlement van Parijs
en van andere parlementen in aanwezigheid van zijne majesteit de koning de
verhoudingen in stand willen houden, waarbij die juridische instellingen,
ondergeschikt waren aan de vorst, dan zochten die net niets minder dan een
ontvoogding. We proberen in wat volgt dit conflict te verhelderen, omdat het
meer invloed gehad heeft volgens de auteur dan de philosophes zelf hadden
bedacht, maar omdat die parlementen met het Jansenisme verbonden waren en later
besmet genoemd worden door die ketterij, maar hoe zouden wij er de finesses van
onderkennen als we het probleem van de genadeleer niet begrijpen. Feit is dat
tijdens de regering van deze vorst een strijd tussen oud en nieuw gevoerd werd
en dat men niet voetstoots mag aannemen dat de vorst stond voor de vetera, de oude wereld en de
Jansenisten, voor de nova, de nieuwe
dingen. Meer nog, beide partijen en zeker de jansenisten bedienen zich van
propaganda, maar de koning slaagt er een aantal keren in die propaganda te
keren. Men moet namelijk erkennen dat Petitfils ons ervan doordringen wil dat
voor het eerst in de geschiedenis van een monarchie de publieke opinie er echt
toe deed en invloed had op de keuzes van de verschillende partijen. De koning
stond hierbij het zwakste, valt dan te besluiten, want hij kon niet
onmiddellijk met het volk in contact komen en dit volk leerde hem door de
propaganda van lolbroeken en opposanten uit het parlement te haten. Want enkele
kwesties, over de registratie van bijkomende "vingtièmes", waarbij de
adel en dus ook de leden van deze juridische colleges die de parlementen waren,
niet meer werden vrijgesteld werden zonder voorbehoud gevoerd. Van een tax
shift gesproken.
In een samenvatting of
recensie kunnen we nauwelijks beginnen met een uitleg, denk ik, over al de
taktieken en instrumenten waarover de tegenstanders van Louis XV beschikten,
juridisch, pamflettair en in de overtuigingskracht van de salons, loges van
vrijmetselaars. Het vergroten van de belastbare massa was voor de koning echter
een conditio sine qua non om de nodige militaire inspanningen te verrichten en
vervolgens, denk ik, om de grote werken die de overheid voor ogen had staan, te
realiseren.
De koning die tijdens de
negentiende en twintigste op last van nationalisten als Lavisse, wat enkel
mogelijk was door een eenzijdige omgang met de bronnen, gehaat en geminacht
diende te worden, werd inderdaad niet op handen gedragen door zijn elite, maar
het is zoals met Johan de Witt, die bestookt werd met pamfletten en andere druksels,
maar zelf ook actief was in de strijd om de publieke opinie, want dat was het
voorrecht van de republiek, dat de chef zelf ook kon handelen. Doch, eens
Willem III stadhouder werd, heeft hij het beleid van Johan de Witt ondanks de
schijn van herstel van het verleden toch eerder intact gelaten. Hoe zal men de
zaken dan afwegen. Men moet toegeven dat de slechte faam van Louis XV zeer te
wijten valt aan de krachtige stem van zijn tegenstanders, wier inzichten niet of nauwelijks ter
discussie staan.
In die zin valt ook op dat wie
zich ertoe bepaalt de 18de eeuw, de eeuw van Louis XV als de eeuw van de Verlichting weg te zetten en de koning
als tegenstander van verlichting en vooruitgang voor te stellen er vooral blijk
van geeft zich niet met de "Zeitgeschichte" te hebben ingelaten. Men
kan grote lof zingen van Rousseau, van d'Holbach, van Denis Diderot en
Voltaire, deze mensen functioneerden niet in het luchtledige en hoewel ze
verklaarde tegenstanders hadden aan het hof blijft het de vraag of de leesgierige
koning er alleen maar vrome, katholieke boeken op nahield. Jean-Christian Petitfils
toont aan dat hij zowel in Versailles als in andere residenties goed gevulde
bibliotheken ter beschikking had. Hij vond dat hij de wetenschappen, de
techniek en de genie - in termen van toegepaste wetenschappen - diende te
bevorderen en droeg ertoe bij dat precies die praktische aspecten gestimuleerd
werden, zoals door de opleiding van de militaire en burgerlijke genie, de
"Ponts et Chaussée" en de verbeteringen aan de scheepswerven.
Kan men een vorst afrekenen
die op de troon zat van 1726 tot 1774 op losse feitjes, zoals men dat wel eens
met een manager doet die drie of vier jaar touwtjes in handen heeft? Niet de
touwtjes. Was het zo dat Louis regeerde, dan hadden anderen wel eens het
bestuur in handen, maar hij hield ervan de schijn te wekken dat hij buiten het
dagelijks bestuur bleef. Alhoewel, na Fleury probeerde hij zoals zijn
overgrootvader, Louis XIV zelf de leiding in handen te nemen. Misschien had hij
dat succesvol kunnen doen, als hij niet meteen partij was geworden in politieke
strijd, een fenomeen dat hij conceptueel niet kon vatten, omdat zijn visie op
zijn soevereiniteit en plaats als vorst alleen aan God verantwoording
verschuldigd was, nooit of te nimmer zou hij d natie verantwoording geven.
Anders dan men het graag
voorstelt kwam de oppositie niet alleen voort uit de 'progressieve' philosophes, maar
ook vanuit een in onze ogen vooral reactionaire beweging die het Jansenisme zou
geweest zijn maar die qua slagkracht zowel institutioneel als propagandistisch ver
boven de Verlichte filosofen en het vrij besloten 'verdorven genootschap' zoals
Philipp Blom de kring rond d'Holbach en Diderot noemde, uitstak. Tegelijk is
het zo dat de kringen niet altijd zo autonoom functioneerden, als men zou
denken: de publicaties uit de kringen van filosofen en zelfs de encyclopedisten
bereikten zowel de devoten, de partij die dicht bij de koningin Marie
Leszczynska en de kinderen van de koning stonden, maar door het verbieden van
de Jezuïeten uit elkaar zou zijn gespeeld.
Het strijdperk zit dus
behoorlijk complex in elkaar en de strijd overspande minstens drie generaties
zodat men ook niet blind kan blijven voor cliëntelisme en clanvorming in het
systeem. De plaats van Louis XV, eens met recht le "Bien-aimé"
genoemd, aan het eind van zijn regering geminacht, veracht, weinig geliefd, mal
aimé kan men niet zomaar vanuit de theorie bepalen, noch vanuit de
tegenstelling tussen oud en nieuw. Mijn verhaal, beste lezer is eentonig maar
niettemin van belang: zowel de vorst, zijn directe omgeving als zijn
tegenstanders handelden niet eenduidig in conservatieve of progressieve
richting. De koning en de zijnen moderniseerden het bestuursapparaat zodanig
dat het veel performanter was dan het onder het regentschap nog was.
Zijn tegenstanders, onder wie
Choiseul, zijn eerste minister op zeker ogenblik medestanders had, hanteerden
overigens niet een maar meerdere politieke agenda's waarbij het terugschroeven
van moderniseringen een hoge prioriteit kregen. Wie zicht wil krijgen op die
periode en op de evolutie in Frankrijk, maar bij nader toezien ook op de
evoluties in de Habsburgse erflanden, Pruisen, Engeland, zal merken dat er in
al die gebieden vormen van vooruitgang op gang gebracht werden door verlichte
vorsten. Een deel van de elites vond hen te ver gaan, een ander deel niet ver
genoeg, zoals de Brabantse omwenteling in de Oostenrijkse Nederlanden te zien
gaven. De inspiratie voor die opstanden en revoluties waren noch vallen
eenduidig op zo een grafiek aan te geven, met links een retrograde opzet en
rechts een vooruitstrevende aanpak voorstaande. De vele partijen hebben elkaar
met alle middelen in de haren gezeten en de koning heeft zich als partij moeten
gedragen en heeft dat ook, aldus Jean-Christian Petitfils ook naar behoren
gedaan. De koning werd daarmee de meest politieke in de Franse Geschiedenis,
ondanks zijn persoonlijke overtuiging dat de anderen best aan zijn wil
gehoorzaamden. Maar dat wekte dus moeilijkheden en daarom kon de koning vanaf
1730 telkens weer in de clinch gaan met het parlement, weigerden de parlementen
en vooral dat van Parijs voortdurend de registratie van besluiten van de
koninklijke Raad, zeker als de belastingvrijstelling van de leden van het corps
van het parlement vormde in het gedrang kwam.
We hebben in deze recensie de
buitenlandse politiek van Louis XV buiten beschouwing gelaten, maar ook die is
vooral atypisch, zeker als men die stelt tegenover de oorlogsdrift van zijn
overgrootvader, Louis XIV. Ook de visie die Jean-Christian Petitfils geeft op
de culturele evolutie in Frankrijk en het intellectuele geharrewar dat zoveel
invloed heeft gehad op latere tijden, moeten we terug komen. Maar er is een
domein dat we hier vermelden moeten, in tijden van ICPP, van
klimaatverandering. Louis XV noch zijn bestuurders konden erom heen dat na
enkele dramatische winters rond 1709 en momenten met een problematische zomer
wegens te vochtig, de 18de eeuw een klimaat kende voor Frankrijk dat weldadig
mag heten. De oogsten verbeterden, de wijnboeren konden opnieuw betaalbaar
produceren en de vraag steeg, waardoor de boeren en pachters het beter kregen.
Maar door wegenaanleg, toegang tot lokale markten nam ook toe; door
verbeteringen aan het wegennet verhoogde de munthoeveelheid en de
omloopsnelheid van het geld, want de markt drong door in verre uithoeken van
het rijk. Belangrijk te vermelden is de toename van de scholingsgraad en van
het wetenschappelijke bedrijf.
Jean-Christian Petitfils
zadelt ons op met een probleem: was Louis XV een goede dan wel een slechte
koning? De auteur laat zien dat wie hem zo beoordelen wil niet over enig
criterium blijkt te beschikken, behalve de polemische teksten die van
tijdgenoten komen. Op de vraag of de Fransen rond 1775 gelukkiger waren en
beter af, dan na de vrede van Utrecht, 1713, kan volgens de auteur alleen positief
geantwoord worden. Vele parameters wijzen dat uit. Maar die burgers en dus ook
het gewone volk waren mondiger dan ooit voordien en hun ambities waren
toegenomen. Louis XVI had de hervormingen kunnen doorzetten en handhaven, maar
zijn neiging zijn oor te luisteren te leggen bij raadgevers die er een eigen,
persoonlijke en cliëntelistische agenda op nahielden, droegen ertoe bij dat de
evoluties die Louis XV, de laatste die stierf in Versailles, op gang had
gebracht opnieuw stilvielen, terwijl de geesten verder rijpten.
De eis van het parlement om
niet enkel een juridisch corps te wezen, maar daadwerkelijk de natie te vertegenwoordigen,
kon de konng niet accepteren maar niet op gronden die wij nu zouden hanteren.
Hij vond dat hij de natie was en zij vonden dat de natie buiten de figuur en body politique van de koning bestond.
Maar noch de koning noch zijn opposanten hadden voldoende politieke verbeelding
om de zaken in een goede richting te duwen. De strijd de novis et veteris bleef
aanslepen en zal, denk ik, nooit geheel beslecht worden. Maar Louis XV was een
man van zijn tijd en dat mag men ook verdienstelijk noemen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten