Louis XV, Vredesdividend & Taxshift
Kritiek
De vredeswens van Louis XV
Hoe we naar een tijd, een figuur kijken, hangt hopelijk niet af van onze vooroordelen of wensen, maar wat de bronnen laten zien en wat we eruit kunnen puren. Hoe het echt geweest is, zullen we nooit weten, maar dat het beeld niet helemaal naar onze zin zou wezen, ideologisch of anderszins, ligt voor de hand. De verwondering over hoe het was, daar geeft goede historiografie aanleiding toe.
Een van de aspecten van het
beleid van Louis XV dat hem toch wel tot een opvallend figuur in de
geschiedenis maakt, vormt zijn streven naar vreedzaam omgaan met de buren.
Natuurlijk, hij kon de vrede niet opleggen aan andere vorsten, maar hij begreep
blijkbaar dat zijn land baat zou hebben bij vrede, stabiliteit en eerlijker
fiscale behandeling. Jean-Christian Petitfils maakt er een van de hoofdtheses
van zijn werk van dat Louis XV niet alleen goed voorbereid koning werd, zij het
op jonge leeftijd en dat het land in de vijftig jaar van zijn bewind er op vele
vlakken op vooruit was gegaan, zeker ook institutioneel. Absoluut niet de te
verachten vorst, zoals de Fransen sinds 1900 meekregen van de nationalistische
propagandist Ernest Lavisse en anderen. Over die figuur hoop ik mij nog eens te
buigen, want de visie op WO I kan niet (meer) zonder een betere analyse van dat
nationalisme in de negentiende eeuw in de onderscheiden landen. De voeding die
Lavisse con suis gaf aan het revanchisme van Frankrijk na 1870 blijft doorgaans
onbesproken en dat bevreemdt me wel.
Louis XV wilde dus niet per se
oorlog en nog minder volgde hij de ideeën van zijn overgrootvader, Louis XIV,
die van veroveringsoorlogen zijn grote regeringsprogramma maakte: Frankrijk de
natuurlijke grenzen geven. De opvolger vond dat die oorlogen niet de baten
bracht die in zijn eigen regering ook in gedachten hadden. Heeft Louis XV
deelgenomen aan een campagne in de Oostenrijkse Nederlanden, bij Doornik blijk
gegeven van persoonlijke moed, dan heeft hij door Pruisen en Frederik II
terzijde te schuiven en een alliantie aan te gaan met Maria-Theresia van Oostenrijk.
tussen 1740 en 1748 woedde de Oostenrijkse Successieoorlog, waarbij Habsburg
Silezië verloren zag gaan - dan ging hij in tegen een tegenstelling en
vijandschap die sinds François I de Europese verhoudingen had gekleurd. In
Maurice de Saxe, maarschalk vond Louis XV een uitstekend veldheer, maar dat
lukte niet altijd, want een leger leiden, het heeft wat om het lijf. Tegelijk
was duidelijk dat de aandacht voor het landleger en de beperkte middelen de
vloot in ongerede had gebracht. In de zevenjarige oorlog 1755 - 1762 verloor
Louis dan ook Canada en eilanden in de Caraïben. Maar tegelijk en ondanks de
oorlog zien we dat Louis in wezen ertoe neigt de visie die Adam Smith later zal
uitschrijven wel al te onderschrijven, namelijk dat koloniën onderhouden
misschien niet de beste investering vormt en dat handel drijven meer kan
opleveren. Ook hier kan Lavisse dan ook meegeven dat de man zijn koloniale rijk
liet verslommeren.
Maar zoals we al aangaven,
stond voor Louis XV de binnenlandse politiek voorop, al was hij wel nog bezig
zijn familie, die in Spanje en Parma op de troon zat te ondersteunen, zijn
politieke beleid dat onder andere door een naast familielid zeer werd gestuurd,
Conti, prins en kozijn van Louis XV, maar ook, na de ernstige brouille de grote
tegenstander, waarbij Conti de zaak van
de parlementen ging steunen, als lid van de allerhoogste adel.
Jean-Christian Petitfils spit
heel nauwkeurig de vele facetten van de vriendschap en de samenwerking, waarbij
Conti ervan droomt koning van Polen te worden en er ook daadwerkelijk kans toe maakt omdat het een electief koningschap
was. Intussen was de schoonvader van de Dauphin, Auguste III van Saksen volgens
de ministers de kandidaat die men diende blijvend te ondersteunen. Het leidde
in de Oostenrijkse Successieoorlog en vervolgens de zevenjarige oorlog tot
gespannen relaties tussen partijen die in de publieke diplomatieke verhoudingen
bondgenoten waren, maar omwille van het "Sécret du Roi" - een geheime
diplomatie en militaire politiek die Louis XV buiten medeweten van zijn minister uitwerkte
in een besloten samenwerking met Conti en na diens val met anderen, dan ook tot
grote spanningen en onverwachte momenten waarbij de spreidstand moeilijk vol te
houden viel. Soms leidde dat tot frustratie van zijn officiële diensten en
diplomaten, maar vaker nog tot consternatie bij zijn buitenlandse collegae.
Evenwel, op die manier kon hij wel een nieuwe alliantie ontwikkelen met zijn grootste
vijand, Habsburg en trouwde de Dauphin met Marie-Antoinette, een van de dochters
van de keizerin.
Die buitenlandse politiek
blijkt vandaag compleet onbekend, maar als Louis XV inderdaad verliezen heeft
moeten incasseren, dan heeft hij er ook Elzas-Lorraine waarbij dan de
zogenaamde 'Les trois évechés" gevoegd werden, bijgewonnen. Metz, Toul en
Verdun werden al in 1552 van het Heilige
Roomsche rijk afgetroggeld en dus de
politiek van Louis XIV werd verdergezet, de afronding van Frankrijk tot de
natuurlijke grenzen. Even had Louis XV er zicht op de Oostenrijkse Nederlanden
te verwerven. Dat spoor liep dood, want door de nieuwe alliantie met Wenen kon
hij die aanspraken niet meer laten gelden. Ook het zogenaamde Île de beauté,
Corsica won hij en daar woonde en leefde toevallig de familie Buonaparte.
En dan is er de gelukkige
greep geweest om Maupeou, tot dan president van het Parlement van Parijs, aan
te stellen tot kanselier van Frankrijk en dus belast met justitie[i]
en nadien als zijn eerste minister, want hij zat zelf natuurlijk in wat men het
andere kamp noemde, maar begreep blijkbaar dat het land echte hervormingen van
node had, onder meer inzake fiscaliteit, waarbij ook de leden van de
parlementen een en ander te verliezen hadden, als hun belastingvrijstelling zou
vervallen. Wat de koning en zijn minister toen realiseerden achtte Ernest
Lavisse twee eeuwen later van geen belang en het heeft het parlement van Parijs
en de andere parlementen in de provincie niet verhinderd na de dood van de
koning bij zijn opvolger aan te dringen op een herstel van de oude toestand en
ze hebben het ook verkregen. Jean-Christian Petitfils heeft er niet zonder
reden de gedachte aan gekoppeld in welke mate de houding van de oude, geprivilegieerde
elites, de drie vier soorten adel of quasi adel, zwaard, het kleed, de
financiële ambtenarij en de leden van de parlementen, waarbij enkele behoorlijk
grote inkomens zaten. De vierde groep bestond uit mensen die in principe
roturiers, niet adellijk waren, maar zich een fortuin hadden weten te verwerven
deelden niet allen dezelfde belangen maar de fiscaliteit kon velen wel
verbinden, al begreep men dat het schade toebracht aan het land als een
vermogende groep zo gemakkelijk aan een bijdrage ontsnapt. Ook de kerk blijft
halstarrig op het standpunt staan dat de don gratuit, de zeer bescheiden
bijdrage aan het algemeen belang ten bedrage van zowat 2 tot 2,50 % en dat is
dan dat, terwijl de kerk wel veel bezit had.
De afschaffing van de Societas
Jesus was en blijft een verhaal dat nogal in een waas gehuld is, maar dat wat
Frankrijk aangaat de Jansenisten en de adel de orde eruit wilden, was een puur
politiek gebeuren. Een bul, Unigenitus, waarin
de grondslagen van de Franse katholieke positie, het Gallicanisme, onderuit
gehaald werden, op vraag van de Franse koning zelf, wordt dus het casus belli.
Op zich zijn deze feitjes niet zo belangrijk, maar de wijze waarop de strijd
gevoerd is en waarin Louis partij was, moet ons wel boeien, want als de man
voor sommigen en dan vooral de Adel en een aantal philosophes gehaat was, mal
aimé, dan lag dat aan de strijd die hij is aangegaan, want zijn kleinzoon zal
het laten afweten. Nog eens, het gaat om twee concepten van macht... en van
bestuur, behoorlijk bestuur.
Belangrijk is, het moet herhaald, dat Louis XV
in de geschiedenis verdient omdat hij niet zozeer het absolutisme verder
ontwikkelde, maar de inspanningen niet spaarde om het land er beter uit te
laten komen. Zijn oorlogen, zeker de zevenjarige oorlog werd hem opgedrongen.
Maar finaal kon hij aan het einde vaststelde dat hij meer dan een steen had
verlegd. Onze waardering van vorsten, had Frank Ferrand al aangegeven, maar men
kan het zonder veel moeite uitbreiden tot andere beleidvoerders, tot volkeren
en epoches, gaat vaak voort op een bepaalde appreciatie, die sinds de
negentiende eeuw gefixeerd lijkt. Aan het begin van de 21ste eeuw staat het in
de publieke opinie zo vast dat de 18de eeuw de eeuw was van het vorstelijk
enigszins verlicht absolutisme en anderzijds, zoals Jonathan Israël betoogde de
eeuw van de harde, atheïstische Verlichting. Beide tendensen hadden geen
contact, de enige behandeling die de philosophes
vanwege de autoriteiten kregen waren de beruchte lettres cachées, waarmee
men lastige mensen veilig kon "embastillioner", dat wil zeggen de
zogenaamde oppositie in de Bastille kon opbergen. Ten onrechte aanziet men dit
als het symbool van de koninklijke willekeur. Jean-Chritian Petitfils legt uit
hoe hij mensen die in ongenade vaker beval naar hun gronden en landgoederen ver
van Versailles te vertrekken en er te blijven. Sommigen, zoals Choiseul vielen
in ongenade omdat zij politiek onbetrouwbaar waren en voortdurend met "de
tegenpartij" deals maakten.
Zoals al geschreven, de koning
die optreedt zorgde ervoor dat ideeën uitgechristaliseerd werden. Maar men kan
met geen argumenten aantonen dat de vorst de behoudende kracht was, want zijn
tegenstanders, de Parlementen, streefden samen met de oude adel en delen van de
clerus het status quo te behouden, al waren er dan weer genoeg die mee de
vruchten plukten van het vorstelijke moderniseringsbeleid. Infrastructuurwerken,
betere scholing en het ontsluiten van het platteland, het was alles deel van
een grotere evolutie en van voortschrijdend inzicht. Men kan er ook niet omheen
dat Jonathan Israël en andere filosofen die zich op die periode richten zelden
de band zien met die aspecten van de regering van Louis XV. Zijn beleid kan
maar moeilijk feilloos noemen of eenduidig, wat precies laat zien wat
bestuurders parten speelt: zij ontwikkelen met een nauwe kring inzichten en
vervolgens gaan de gebeurtenissen met dat beleid aan de haal, omdat ze geen
idee hadden van hoe het concreet in het werk zou gaan. De oorlogen, allianties
en doelen van Louis XV leden wel eens schipbreuk, maar zijn regering van 1726
af tot 1774 was een periode waarin niet enkel in Frankrijk maar ook in de Oostenrijkse
Nederlanden, het UK en delen van Duitsland de welvaart, de levensverwachting en
de dalende kindersterfte zorgden voor een toename van de bevolking, maar ook
voor een grote economische bloei.
Kunnen we de beperkte blik van
Lavisse op "la grandeur de la Franse" niet volhouden, in het debat
merken dat ook in Vlaanderen de geschiedschrijving vaak zeer oppervlakkig de
werkelijkheid weergeeft en dat historici sinds goed 20 jaar nog nauwelijks iets
te melden hebben dat de opiniemakers interessant genoeg vinden om hun
ideologische vooroordelen te staven. Want dat vormt natuurlijk de sluitsteen
van het probleem: historici, als het goed is, proberen aan de hand van het
beschikbare bronnenmateriaal, aan de hand van de mogelijkheden van de
historische kritiek en de nieuwe technologieën beredeneerd te toetsen wat ons
altijd voor waar werd voorgehouden.
Deze kritische rol is haar
ontzegd, zoals blijkt als we de interesse voor Napoleon volgen. Er zijn maar
weinig historici in de Nederlanden die voldoende aandacht opbrengen voor wat er
aan de Franse Revolutie, die vanzelf sacrosanct is verklaard, of beter, het
officiële verhaal is sacrosanct, vooraf is gegaan. De fouten van de koning, de
luie, parasiterende adel en hongerende bevolking was er de oorzaak van, dat de
Revolutie die empleur kon krijgen. Dat de kiemen inderdaad gezaaid waren
geworden 20 jaar vroeger en waar ook iemand als madame de Pompadour toe had
bijgedragen, maar ook de adel, de Robins, de adel van de administratie en de
parlementen deel hadden gehad aan de discussies die mee door de encyclopedisten
waren verspreid, zal men niet vergeten. En de oorlogen van de 18de eeuw? Er
waren er, maar de zevenjarige oorlog werden in Pondichéry, binnen de groep
kolonies en handelsposten in India de voornaamste, de Caraïben én Canada, maar
ook handelsposten iin Afrika bedreigd en soms door de Britten veroverd, zodat het voor het eerst een groot conflict op vier
continenten werd uitgevochten. Frankrijk verloor die oorlog maar de
moeilijkheden om een taxshift door te voeren, beletten dat de koning de vloot
opnieuw voldoende kon versterken. Ook de verbeteringen van de militaire
structuren, vooral de corruptie bij de fouragering van het leger en de bewapening werden onder deze vorst
aangepakt, maar eenvoudig was dat niet, want, zoals Francis Fukuyama beschreef
in "The origins of our political order I" was dat soort inkomsten
altijd een van de eerste vormen van patrimonialisering van
staatsaangelegenheden, dat wil zeggen dat deze of gene zo een ambt in de
familie tracht te krijgen.
De vorst die op 10 mei 1774
stierf, heeft wel degelijk een opmerkelijke erfenis nagelaten, maar de balans
geeft zowel goede als mindere goede zaken te zien, zoals dat met een lange
regering altijd wel het geval zal zijn. Men kan de historiografie altijd wel
ideologisch inkleuren, maar van mensen als Ludo Milis en Chris Vandenbroecke
mocht ik leren inzien dat men niet zomaar die ideologische inslag moet
aanvaarden. Interessanter is het wanneer men een samenleving kan zien evolueren
en zien hoe krachten, groepen en mensen elkaar beinvloeden, waaruit soms
onverwachte resultaten voortkomen. De school van Annales is zeker door het
marxisme was geïnspireerd heeft niettemin door een kordate analyse van de
bronnen op een meticuleuze, becijferde manier sterk tot dat
inzicht bijgedragen.
Met aandacht voor de
protagonisten en figuranten, met ijver de bronnen en de verwerking ervan door
gedreven historici als Vandenbroecke en Jean-Christian Petitfils doorwrochtend,
wordt het mogelijk de mythes te onderzoeken, ook al wil men blijven geloven dat
de Franse Revolutie er kwam omdat het de algemene volkswil was, dat Vlaanderen
na de val van Antwerpen en dat tot 1960 een arme, provincialistische regio was
zonder eigen dynamiek. Die benaderingen kloppen domweg niet. Denis Diderot kon
naar het jezuïetencollege - die orde had tot 1762 een quasi monopolie op het
onderwijs dat voorbereidde op de universiteit - omdat zijn vader een welgesteld
en zeer gespecialiseerde smid was, die messen en vooral medische instrumenten
leverde. Hij en zijn zoon behoorden tot een klasse die men vanuit marxistische
hoek niet graag belicht, maar die wel mee de opgang en de groei heeft mogelijk
gemaakt. Een lid van de vierde stand - de onbenoemde groep in de samenleving
van wat men het grauw noemde - maar van de betere stedelijke bourgeoisie.
Alleen, zoals Vandenbroecke, een studax uit de historische Gentse school van
Pirenne, Ganshof, Brulez en ook wel Verhulst, maar dus ook van de groep die de
Annales uitgaf, de wetenschappers die vooral in een strakke becijfering
geloofde, het aangaf, kan men bepaalde evoluties niet negeren. Het klimaat, de
geologische gesteldheid hebben hun belang om een historische evolutie te
begrijpen, want die geven vaak ruimte of niet tot demografische explosies zoals
de 18de eeuw die kende. Overheden krijgen die soms pas laat door de tijdgenoten
in het oog en weten er niet altijd de baten en risico's van in te zien. Als er
in de afgelopen eeuwen sprake is van een bijzondere era, een soort hoogtepunt
in wat Karl Jaspers de Axenzeit - zij het niet direct van dezelfde orde[ii]
- noemde, een periode waar bijzondere inzichten tot stand komen en bijzondere
politieke en culturele evoluties naar voor komen, dan is de regeringsperiode
van Louis XV die meer aandacht verdient. Want als de Philosophes, het corps van
juristen, handel en industrie er vruchten van plukten, dan zal men toch
proberen ook te laten zien dat de alfabetisering van de Franse provincie er
stevig op vooruit gingen. Of nog, Petitfils levert met zijn boek stof tot
nadenken en het herzien van aannames die we mee hebben gekregen in de (lagere) school.
Bart Haers
[i]
De voorstelling van zaken hier is al te bemerkt, maar een gedetailleerde
evolutie kan men uiteraard bij Jean-Christian Petitfils vinden. De vader van
René Nicolas de Maupeou was betrokken partij geweest in de strijd tussen
parlement (van Parijs) en de vorst, waarbij hij vaker dan het corps bereid was
tot whealen en dealen.
[ii] Het begrip Axenzeit
dat Karl Jaspers muntte gaat over de periode van ongeveer 800 tot ±200 BC waarin
zowel in China, India, Perzië, het Midden-Oosten en rond de Middellandse zee
een aantal nieuwe inzichten en visies tot ontwikkeling kwamen die tot nu hun
invloed hebben laten gelden. Het gaat er dan om dat ik de term daarom denk te
mogen leden, want in Europa had je bijna overal aanzetten en ontwikkeling van
nieuw denken, dat we kennen als de Verlcihting. Ook in de Amerikaanse kolonies
waren er toen onafhankelijke denkers, zoals Jefferson, John Adams en anderen.
Tijdperken wil men graag nauwkeurig aflijnen, maar als de Verlichting zich
onderscheid van de Renaissance en het humanisme, dan vallen de termini niet
altijd mooi aan te geven. Ook voor het einde, het vermeende einde valt moeilijk
zo maar een terminus ante aan te geven. De Sturm und Drang, de Romantiek?
Sommigen noemen het antiverlichting, anderen menen dat de overgang moeilijker
te maken valt. En als we naar de publieke doorwerking kijken, dan wordt het pas
helemaal lastig.
Reacties
Een reactie posten