De ideologische vederpracht afgelegd
Reflectie
Wat te denken
over
ideologie en politiek
Nu
de verkiezingen voor de provinciale staten achter de rug liggen en de
resultaten opvallend mogen heten, want echt grote partijen zijn er niet meer
terwijl anderzijds Nederland niet massaal PVV heeft gestemd, moeten we ons toch
afvragen waar die versplintering vandaan komt en waarom in vele landen van de
Unie klassiek links het moet afleggen tegen nieuwe partijen. Die partijen
hanteren heldere concepten, bouwen voort op wat Stéphane Hessel na een lang
leven schreef: Indignez-vous; verder verzetten ze zich tegen het feit dat de 1
% zoveel bezitten en de rest... ook. Want is het redelijk vragen over de
rijkdom van die 1 % verzamelden, dan is het ook goed te zien dat de rijkdom nu
toch beter verdeeld is, in Europa dan toch, dan voorheen het geval is geweest. Podemos
onder meer wil ons doen geloven dat rijkdom diefstal is, maar is dat wel de
beste manier om een maatschappelijk project op te stellen.
De
evolutie van het socialisme in Europa roept vragen op en vooral het feit dat
nieuwe linkse partijen, die om nogal onbegrijpelijke redenen de ervaringen met
de totalitaire verleiding, waar links evenmin aan ontkomt als rechts, maar toch
veel meer een blinde vlek voor heeft, blijft wonderlijk. Maar aangezien ze bij Podemos en PVDA+ claimen dat
hun visie juist is, boven elke twijfel verheven en ook in de praktijk goed zal
uitpakken, hoeven ze het verder allemaal niet te verantwoorden, maar leggen
journalisten hen ook niet zo vaak het vuur aan de schenen. Net daarom gaat er
een bedreiging voor de democratie van uit, die we niet onvermeld kunnen laten.
Nu
zijn ideologieën vanzelfsprekend een systematische bejegening van de
samenleving vanuit een beperkt aantal invalshoeken. Rechtvaardigheid? De enige
vorm van rechtvaardigheid die men moet en mag nastreven betreft de financiële
gelijkheid van iedereen. Maar zou men in een gemeenschap van een duizendtal
mensen elk 1500 euro per maand geven, of laten we royaler uit de hoek komen,
een 2500 euro per maand en dat zonder voorwaarden. Kan men ervan uitgaan dat na
60 maanden, oftewel vijf jaar, die 1000 personen allemaal evenveel zouden
bezitten, of op dezelfde manier door het leven gaan? En kan men zomaar mensen
een leefloon geven? Ik denk dat het alleen kan als iemand op de arbeidsmarkt
geen kans krijgt of ziek is, maar dan moet men zo iemand ook niet dwingen tot
gemeenschapsdienst. Toen Johan Vande Lanotte de term leefloon invoerde, lag het
voor de hand dat iemand zou zeggen: voor wat hoort wat. Nu, als men die mensen
die zelfs geen werkloosheidsuitkering meer kunnen krijgen toch nog een soort
verplichte arbeidsdienst oplegt, dan doet men hen onrecht, maar ook mensen die
bijvoorbeeld ook in de groendienst werken en er plezier in hebben.
Podemos
en andere linkse bewegingen, zoals PVDA+ vergeten dat het principe van
gelijkheid niet kan zonder andere leidraden, zoals de individuele vrijheid van
burgers, die overigens niet zomaar paternalistisch bejegend willen worden en
ook de broederschap mogen we niet vergeten. Dat is niet, zoals men wel eens
beweert te herleiden tot solidariteit en al zeker niet tot georganiseerde
solidariteit. Let wel, die hebben hun betekenis, maar broederschap is iets
anders, of beter, meer dan dat. Het blijft van belang een en ander zo te
organiseren dat mensen autonoom hun leven kunnen realiseren en we moeten
vaststellen dat dit aspect van het ideologische debat wel eens buiten het
plaatje valt, want we achten dit vanzelfsprekend. Echter, hoe kan men die
autonomie garanderen. Een markteconomie kan, voor zover ik kan zien die niet
altijd gemakkelijk te verzoenen randvoorwaarden het beste aan die verwachtingen
tegemoet komen. Het blijft dan ook opvallend dat links voor haar programma
vooral morele argumenten aanhaalt en zelden een uitgewerkte economische theorie
in de aanbieding heeft.
En
toch moet ik dan meteen in het geding brengen, dat de samenleving meer is dan
de markt want hoe we behoorlijk kunnen samenleven zit complexer in elkaar, maar
men heeft de afgelopen twintig jaar veel moeite gedaan om ons ervan te
overtuigen dat het geen punt is en dat identiteit van geen tel is. Het gevolg
is wel dat mensen menen dat ze zich het lot van anderen niet zo heel veel
hoeven aan te trekken. Tegelijk kan ik natuurlijk niet beweren en zal ik niet
beweren dat ik dan wel Vlaming ben, een Vlaming, maar geen groot liefhebber van
wielerwedstrijden, volgens sommigen nochtans het kenmerk van de ware Vlaming.
Ik hoop dat mensen nog kunnen aangeven hoe zich verhouden tot clichés en er
afstand van mogen nemen, van die eenduidige voorstelling van zaken, vaak
gepresenteerd door mensen die menen dat we ons nu net geen identiteit mogen
aanmeten.
Ideologisch
zijn er nog meer knopen, waarbij men zegt rationeel uit de hoek te komen, dat
men dus op basis van objectief waarneembare gegevens moet handelen, snel over
het akkefietje heen stappen dat zelfs dezelfde feiten, data voor de ene nog een
andere betekenis kan hebben dan voor een andere waarnemer. Tomas Sedlacek heeft dat mooi uitgeschreven in
zijn essay "economie van goed en kwaad", waar hij dus niet uitkwam
bij een geleide economie, maar wel vragen stelde in hoeverre men op een faire
manier de markt kan laten functioneren... en dat wij het zelf zijn die daartoe
bijdragen of er net afbreuk aan doen.
De
vrije markt in een kwaad daglicht stellen alsof het inderdaad alleen een zaak
van de blinde hand zou zijn, kan nochtans niemand vrijpleiten van
verantwoordelijkheid, noch de 1 % noch de anderen. Maar als de staat, de
overheid het vrije initiatief gaat beknotten, door bijvoorbeeld grote spelers
al te veel ruimte te laten of door al te veel randvoorwaarden op te leggen,
zoals bijvoorbeeld hygiëne bevorderende maatregelen, waardoor een kleine
slagerij of een fijne patisserie niet meer kan bestaan, dan is er iets mis.
Want we lezen het haast dagelijks, dat de bevoegde instanties over zoveel zaken
een waarschuwing moeten geven, of erger, dat we zouden denken dat uit eten gaan
niet meer kan. Gaan we zo verder, dan zal het inderdaad nog slechts mogelijk zijn
voor de happy few.
Natuurlijk
mag Peter Mertens zich afvragen: hoe durven ze? Niet iedereen zal hetzelfde
antwoord geven. Het blijft van belang te begrijpen dat politiek bedrijven
inderdaad niet kan zonder een eigen visie in het geding te brengen. Mag men
dan, wil men iets bereiken, samenwerken met andere partijen? Uiteraard wel,
maar dat kan niet als men de eigen visie als de enige mogelijke voorstelt. Het
socialisme heeft de afgelopen veertig jaar in Europa nog wel een aantal
politici van hoog niveau voortgebracht, zoals Michel Rocard, Jacques Delors,
Helmut Schmidt in Duitsland... Ook waren er auteurs, denkers die best aandacht
verdienen, zoals Tony Judt, Jacques A.A. van Doorn of René Cuperus. Maar
precies deze denkers hebben het eigen ideologische kader wel onderzocht en op
een aantal punten flink wat kritiek aan het adres van de socialistische
partijen te berde gebracht. Maar een boek als "Ill fares de land" -
het land is ziek - waarin hij, net Susan Neiman overigens wel degelijk kritiek
spuit op het neoliberalisme, maar ook meent hij dat links niet ordentelijk te
werk is gegaan en men niet heeft gezien dat hun streven ernstige neveneffecten
vertoonde. Want hoe te verklaren dat
bijvoorbeeld door het toedoen van linkse intellectuelen jongeren niet meer aangemoedigd werden te leren, of is
het toch te lernen? Succes was een
zaak van belang geworden, maar het onderwijs, in Nederland, maar ook hier te
lande, bood noch biedt afdoende kansen goed een taal te leren en thuis te komen
in een literaire cultuur. In meerdere opzichten, lezen we bij deze critici,
vergeet men binnen het socialisme nogal eens het verschil te erkennen tussen
hoe mensen zijn en hoe ze zouden moeten zijn.
Neiman
spreekt van morele helderheid, maar als men de positie van de Vlaamse Socialisten
in de parlementen bekijkt, dan merkt men dat zij vaak standpunten verkopen die
de aanhang niet per se deelt. Het is, zoals Jacques A.A. Van Doorn beschreef,
de erfzonde van het socialisme, dat ze te vaak van een ideaal uitgaan en menen
dat ze mensen daartoe niet hoeven op te voeden. De SPD heeft zo mee de
Weimarrepubliek opgeofferd, in die zin dat ze aanhang verloor bij precies die
mensen voor wie ze wilden ageren. Het internationalisme was na WO I in
Duitsland nogal pijnlijk, omdat in Frankrijk de socialisten meegingen in de
revanchegedachten van Clémenceau en ook in België was er van solidariteit met
de Duitsers geen sprake. En de gelijkheid, zo schrijft van Doorn, was niet echt
aan de goed geschoolde arbeiders besteed, zonder dat ze daarom vonden dat de
ongeschoolde collega's geminacht mochten worden. Maar de gelijkheidsgedachte
stond de idee van beroepsfierheid in de weg. Zelfs op dit terrein heeft men de
afgelopen decennia weinig vorderingen gemaakt. De erfenis van Hendrik de Man
was op dat vlak anders wel instructief: arbeid die omwille van zichzelf vreugde
brengt, omdat met bekwaamheid mooie resultaten bereikt worden.
Het
gevolg is een blijvend paternalisme dat men misschien nog kon begrijpen in de
periode voor WO I, maar vooral voor wie de partij niet genegen is, blijft de
taal altijd weer zo ver van het gewone leven
afstaan, dat het soms gênant is. Tegelijk vertellen intellectuelen mij dat
links zijn de normale habitat zou wezen van de denkende mens. Maar kan een
denkende mens bereid zijn er een nogal strak en tegelijk slap verhaal op na te
houden.
Want finaal moet men vaststellen dat deze
ideologie over het persoonlijke en individuele niet zo heel veel te vertellen
heeft. Dat is persoonlijk, zou de verklaring zijn, maar ik herinner mij toch
dat goed een halve eeuw geleden, dus de tijd dat ik net kwam kijken, er van
linkse organisaties nog een aanzet tot volksverheffing te bespeuren viel, maar
dat heeft men dus laten varen. Hierover wordt overigens ook niet meer van
gedachten gewisseld, alsof mensen zomaar met geschiedenis, literatuur,
filosofie of kunst in contact komen? Men heeft de idee van Pierre Bourdieu over
het sociaal kapitaal en de gedachte dat het volk nooit de hoge cultuur zou
vatten of er zelfs actief mee zou bezig zijn zonder meer overgenomen... terwijl
musici in den lande sinds het werk van Frans van Mechelen en Johan Fleerackers
heel wat kansen kregen en te baat hebben genomen.
Wil
men een zinvolle politiek bedrijven voor deze tijd, dan vrees ik dat men op het
verkeerde pad is terecht gekomen. Idealen kunnen niet zomaar politiek vertaald
worden, maar - zoals ik al vaker schreef - blijft het opmerkelijk dat het
socialisme in Europa na de Wende niet echt veel inspanningen heeft gedaan om
een aantal goede inzichten opnieuw te vertalen. Hoe men verder kijken wil dan
budgetten, economische groei en toch ook het goede samenleven, interessante
perspectieven voor mensen kan verwoorden zal minstens even belangrijk blijken. Dat
was nu net wel de verdienste van iemand als Michel Rocard, die de
doelstellingen van een rechtvaardige samenleving wist te vertalen in een
dynamisch beleid, waarbij de oude tegenstelling tussen elite en proletariaat
ook meer aan de nieuwe werkelijkheid werd aangepast, maar Mitterand kon hem
telkens weer opzij schuiven, omdat zijn loyale houding ten aanzien van het
socialisme in twijfel werd getrokken. Misschien was dat wel terecht. Maar zoals
Wim Kok mocht ervaren, betekende het afschudden van de ideologische vederpracht
ook dat het socialisme nog nauwelijks een politieke meerwaarde kon brengen.
Want
over het algemene discours, een rechtvaardige samenleving, toegang tot een
beter leven en elkaar ondersteunen via solidariteit kan iedereen het wel eens
zijn. Over de uitwerking en voorwaarden, de ingezette middelen zal men toch
grondig moeten nadenken. En mag men iets zeggen over de val van linkse
partijen? De onwil van de paarden te drinken van de bron waar hun begeleiders
hen hebben gebracht, mag vreemd lijken, paarden drinken niet van om het even
welke bron. Burgers begrijpen heus wel dat Podemos of Syriza, die nu wel met de
praktijk van het beleid te maken hebben, niet per se het land een dienst
bewijzen. Zelfs als burgers nog enige affiniteit denken te hebben met Links en
zeker links in die vorm, zullen ze er zich wel voor hoeden vertrouwen te geven
aan partijen die in hun ideologische verhaal alleen de collectiviteit voor ogen
hebben staan en individuele inbreng in het systeem onbelangrijk achten. Het
socialisme heeft evenwel tegelijk mee bijgedragen tot het zogenaamde
individualisme van deze tijd. Maar dat gebeurde niet via het socialisme als
zodanig, maar door zich ethisch progressief op te stellen. Maar spoort zo een
ethisch progressieve visie vanzelf met het socialisme? En verder, zoals eens de
SPD wijst links nu islamofobie af en racisme af, zonder er zich rekenschap van
te geven dat hun aanhang nu net ook behept is met die neiging. Moet men dan
niet het racisme bestrijden? Jawel, maar men mag daarom nog niet vervallen in
een afkeer en minachting voor die mensen. En tegelijk, waarom begrijpt men niet hoezeer
Lenin de gedachte toegedaan was dat mensen dom zijn, maar hij, Lenin, was de
man die hen uit slavernij zou leiden... naar slavernij. Ook Leopold I dacht dat
mensen hun belang niet kennen. Bien étonné de se retrouver ensemble.
Een
vraag blijft bij dit alles onbesproken: hoe belangrijk achten socialisten en
linkse intellectuelen de realisaties. Ooit schreef men erover hoe de founding
fathers zo tegen 1900 - 1910 zouden terug komen en zien wat er van hun beweging
was geworden. Heel veel overigens en als diezelfde founding fathers nu zouden
terug komen en kijken wat hun opvolgers hebben gerealiseerd, dan zouden ze er
weinig van herkennen, net omdat de samenleving enorme wijzigingen heeft
ondergaan. Maar leg je een oor te luisteren, dan merk je dat vele mensen van
links niet goed uit de voeten kunnen met het verhaal, met het succes maar in
hun analyses blijven hangen bij de doelstellingen van weleer.
Precies
die vondst van 1 % tegen de 99 % versterkt de gedachte dat men nog steeds die
grote strijd tegen onrecht, tegen uitbuiting moet voeren, terwijl de achterban
al lang en breed blij is met de verworvenheden die mede door het socialisme en
de Christelijke arbeidersbeweging werden gerealiseerd. Omdat men evenwel
weigert die successen ook te assumeren, kan men geen nieuw discours ontwikkelen
en blijft men politiek steken in een metadebat over armoede en ongelijke
kansen, terwijl het gros van de achterban zich meer ergert aan de bemoeizucht,
of het nu gaat over roken op café of het genieten van de goede dingen des
levens. Het is dan ook mijn overtuiging dat links geen grote toekomst meer
wacht als men niet probeert een analyse te ontwikkelen die van belang is voor
deze samenleving. Er zijn er genoeg die het geprobeerd hebben, waarbij we ook
Martha Nussbaum rekenen, maar men lijkt haar discours niet echt naar te kunnen
schatten, terwijl net zij ook mogelijkheden biedt om mensen terug mee te nemen,
die verburgerlijkt zijn, maar net dat is een onbetwistbaar bewijs van het
succes van de arbeidersbewegingen, maar ook van het vermogen om economisch te
groeien, ondernemerszin. Onze kritiek aan het adres van socialisten en linkse
intellectuelen is dat ze noch hun begrip van de samenleving zoals die is,
hebben onderworpen aan een kritische analyse, noch mensen die mede dankzij de
socialistische instellingen een beter leven hebben kunnen opbouwen, bij de
groep hebben kunnen houden.
Mogen
we dan vaststellen dat het socialisme in Europa dezer dagen nogal blind aan het
bewegen is, waarbij men zich, zoals voor en na 1933 hard tegen de nazi's
verzet, maar finaal geen draagvlak vindt bij de bevolking? Wie zal nu mensen
als Rudy Deleeuw aanspreken en hen erop wijzen dat hun politieke opereren op
weerstand stuit, onder meer omdat ze in hun discours geen onderscheid maken
tussen mensen die wel op hun rechten staan maar intussen hun stinkende best doen en
anderen, die er de kantjes aflopen en net dat was volgens Jacques Van Doorn een
van de pijnpunten en redenen waarom de NSDAP ook vele arbeiders kon verleiden.
Speelde dat ook niet toen in 1991 het Vlaams Belang zo een hoge score
realiseerde in Antwerpen? Men hoort dit niet graag, maar het blijf
onbegrijpelijk dat men er blind voor is gebleven.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten