regeringsleider is geen scheepskapitein, helaas dan wel gelukkig
Reflectie
Opkruisend de haven (nooit) binnenvaren
over metaforen in het politieke gebeuren
Deze tekst pakte uitgebreider uit dan verwacht, omdat er iets aan de orde diende te komen dat in een systematische benadering mogelijk is, dat wil zeggen, we moeten niet kijken naar de staat, de overheid alleen, maar ook naar wat er gaande is in de samenleving en hoe beleid en het autonome handelen van burgers en gemeenschappen het geheel beïnvloeden kan, maar hoe dat gaat, blijft onderbelicht. Daarom volgt er allicht nog wel een reflectie over de kwestie. Overigens, de verleiding was groot het te hebben over de primaat van de politiek.
Men kan er natuurlijk over
klagen dat politieke berichtgeving doorspekt is van militaire terminologie,
erger nog is dat men politiek bedrijven beschrijft als een meedogenloze strijd
waarbij de verliezer er alles bij inschiet en de winnaar alles neemt. Men weet
dat dit zo niet is, meer nog, dat men zich zo ontslaat van een oplettend volgen
van wat er gaande is en dat niet enkel in politieke termen, maar ook als
gebeurtenissen in de samenleving die mensen kan beroeren, schokken of tot
vreugde stemmen.
Over het politieke heb ik al
vaker geschreven, naar aanleiding van gebeurtenissen, naar aanleiding van
essays of van uitspraken en vaak met een bepaalde overkoepelende gedachte,
zoals Doomsday of de bekende uitroep "Qu'ils mangent des brioches",
al dan niet terecht aan Marie-Antoinette toegeschreven, toen vrouwen uit de
faubourgs naar Versailles trokken om brood te eisen en zich tegen speculatie
van de graanhandel verzetten. Ik zal de enige niet zijn die nu enigszins
verbaasd naar de berichtgeving over het politieke gebeuren kijkt en merkt
hoezeer hoofd- en bijzaken inwisselbaar lijken en hoe het bereiken van een doel
en de evaluatie van dat doel, alsmede de middelen die ervoor ter beschikking
staan als bijzaak gelden. Legistiek mag een zaak opgelost heten als een wet
gestemd is en via het staatsblad publiek geworden is. Maar dan moet men toch
nagaan of een na veel strijd afgedwongen of gerealiseerde wet ook de gewenste
gevolgen heeft. De wet die abortus onder zekere omstandigheden en mits het
volgen van het juiste pad de gewenste resultaten haalt - hoe men dat zal
afmeten? - krijgt die cijfermatige opvolging dus wel. Maar bijvoorbeeld
wetgeving rond activering van werkzoekenden, daar ziet men veel gedoe aan de
toegang, de wetgevende initiatieven, veel obstructie ook, maar een open debat
over hoe we ons leven wensen in te richten en wat het nu betekent 50, 60 te
wezen en hoe (betaalde) arbeid daarin past en andere vormen van inzet, blijft
nagenoeg onbesproken binnen hetzelfde debat dan toch, want goed opgedeeld tot
verwerkbare kost, lukt het wel. Maar dan komt de dynamiek van de interacties
niet tot haar recht.
Voor de een is dat een
instantie die, zonder gedoe, de beslissingen kan nemen en dat den volke de
inzichten van die bij voorkeur intelligente persoon of groep, kaste klakkeloos
kan volgen. Op het randje van de democratische geest, zal men zeggen terwijl
men toch voortdurend om sterk leiderschap roept. Anderen menen dat democratie
pas echt democratisch is als iedereen aan de besluitvorming kan deelnemen, maar
dan komt men in eindeloze procedures terecht. Sinds het einde van de
negentiende eeuw is de minachting voor het grauw, het gemeen nooit veraf
geweest, maar als de nood het hoogst was kwamen er oppositieleiders opdraven en
werd de zetelende macht gedwongen keuzes te maken, soms tot de eigen ondergang
leidend, soms door wijs beleid juist tot betere oplossingen voerend. Vandaag
spreekt men nog smalend over het volk, ook links doet dat, maar negeert men
vele evoluties inzake scholing, loopbanen en culturele beleving van dat
zogenaamde volk. Men dicht het toe zich volkomen te identificeren met cyclocross,
bier en curryworsten, terwijl het evenzeer nichebezigheid is als...
operabezoek. Men sprak van subculturen, maar laat bijvoorkeur graag die subculturen
zien die een beschaafd mensen choqueren, dus zowel madam Bouquet, lady of the
house en de familie Onslow...
John Williams heeft in die zin
een mooi portret van een verstandig vorst geschetst onder de titel
"Augustus", waarin hij expressis verbis de alwetende vorst afwees.
Omdat we nog altijd heimelijk dromen van een politicus-filosoof, kunnen we er
niet bij dat filosofen de politiek ontoereikend vinden en politici filosofie
zweverig, maar geen van beide durft, op uitzonderingen na het andere domein, de
andere menselijke faculteit betreden. In de filosofie heb je een traditie die
gelooft dat politici best ook filosofen zijn, naar Plato, maar het gebeurt
zelden dat zij er dan iets van bakken. Toch mag men niet vergeten dat politici
- in een ruimere zin - zich wel met filosofie hebben ingelaten, zoals Marcus
Aurelius, maar ook soms zeer pragmatisch ideeën omhelzend en vorm gevend. Robespierre
behoorde tot de soort die zaken dacht te kunnen bestieren als een grote
orgelman, terwijl een John Adams, de tweede president van de VS net geloofde
dat je af en toe niet moet ingrijpen.
Het is nu maar de vraag of we
zomaar kunnen definiëren wat filosofie betekenen moet en bij de meeste komen we
dan uit bij systeemdenken. Aan de andere kant bestaat er nog een veel groter
probleem, waar politici niet altijd uitgaan van een mogelijke twijfel: voor wie
voert men beleid? De body public, voorheen geincarneerd in de vorst en
samenvallend met de fysieke en de mystieke figuur van de vorst, kreeg een eigen
bestaand; eens men die eenheid, dat
samenvallen van de vorst met het systeem, het land in twijfel trekt en opheft,
dan verdwijnt de legitimiteit van de vorst en krijgt de natie die rol van body
politic en verandert het speelveld. De biografie door Jean-Christian Petitfils
laat zien hoe dit onder Louis XV zomaar kon gebeuren en dat met veel soebatten
een symbolische verschuiving plaats kon hebben. Alleen, volgens wel ingevoerde
bronnen als Ico Maly kunnen de Jansenisten noch de vooraanstaande leden van het
parlement van Parijs en de andere Parlementen niet gerekend worden tot de
Lumières, want ze geloven in een god... terwijl velen van hen de partij van
Jansenisten steunden om politieke redenen, maar wel degelijk de zaak van de
Lumières wilden steunden en hun werken lazen.
Het cruciale punt in alle
voorstellingen is of politieke macht eeuwig en continue kan zijn, met uiteraard
regelmatige afwisseling van de wacht, door verkiezing of vererving. Maar de
geschiedenis neemt geen einde, al verandert het gezicht ervan wel, naarmate
bijvoorbeeld brute macht wordt vervangen door subtielere vormen van dwang, via
administraties bijvoorbeeld. Bovendien stelt die eeuwigheid ons voor het
probleem dat niemand politiek kan blijven baseren op dezelfde uitgangspunten,
want alleen al dat beleid kan de samenleving en mensen veranderen, zeer grondig
veranderen. En als er een bepaald niveau van abstractie bereikt wordt, als het
bestuur zich gaat bezighouden met papieren tijgers, dan is de opstand nabij.
Papieren tijgers, bouwwerven, grootse projecten, groots en meeslepend besturen,
lukt doorgaans vooral op papier. Het centrale probleem is dat overheden zo op
zichzelf gericht kunnen zijn dat ze niet zien dat het volk niet volgt, of
geledingen in het volk. Doorgaans staan Europese geschiedenisboekjes vol over
oorlogen en opstanden en machtsgrepen, wanneer die lukken.
Soms kan de verklaring voor
opstanden liggen in mislukt of onrechtvaardig beleid, maar als men beter
toekijkt, merkt men dat naarmate een systeem succesvoller wordt, de zittende
macht meer aangepakt wordt als plots (stilzwijgende) beloften op beter en
groter niet meer haalbaar zijn omdat het systeem een zekere limiet heeft
bereikt. Men vergeet namelijk wel eens dat een goed beleid, het afwenden
bijvoorbeeld van oorlogen, gepaard aan betere voedselproductie en uitbreiding
van het productieapparaat wel degelijk kunnen leiden tot spanningen, omdat de
bestaande regels, normen en sociale verhoudingen op de helling komen te staan.
Vanuit ons standpunt gezien, heeft Louis XV, maar nog meer Louis XVI daarmee af
te rekenen gehad - ook al omdat ze in hun beleid bijgestaan werden door op dat
moment wel goed onderlegde raadgevers, maar die desondanks geen oplossingen of
nieuw beleid uit de mouw konden schudden. De revolutie of minstens opstand
verklaren uit negatieve evoluties kan dus kort door de bocht blijken. In die
zin is wellicht ook de opstand van de Nederlanden tegen Philips II een zaak van
verwachtingen die tot het uiterste gespannen waren en waarbij de religie
wederzijds een vehikel werd om de eigen situatie te verbeteren, in de
Nederlanden en om het bestuurlijk centralisme verder te sturen, zoals de koning
in het Escorial dat zag.
We moeten dus, als we naar de
overheid kijken, of die nu democratisch is, Jacobijns centralistisch zoals
onder Napoleon of op een of andere manier aristocratisch, zoals onder Louis XV,
nagaan wat de oogmerken zijn en hoe ze die probeert te realiseren en wie of wat
mee - achter de schermen - bij de knoppen zit. Sinds WO II hebben we in Europa,
het oude Europa een aantal systemen opgebouwd die beantwoorden aan de principes
van de Verlichting, die dus persoonlijke ontvoogding ondersteunden en
maatschappelijke groei en bloei door het toekennen van persoonlijke rechten
zonder voorwaarden toe te kennen. In het ene land leidde dat hogere uitkeringen
voor een korte periode, in andere voor lage uitkeringen voor langere tijd. Lood
om oud ijzer? Niet helemaal, maar wel is het zo dat de consequenties niet op
dezelfde manier wegen op de arbeidsmarkt, maar dat tegelijk andere facetten,
zoals stringente ontslagregelingen en de zogenaamde vereiste van ervaring ook
meewegen. Dat laatste is een keuze van het HR-managers, die foute aanwervingen
willen vermijden wegens de hoge kost van het leergeld.
Om maar te zeggen, in een
complexe en min of meer mature samenleving zit veel ingebakken aan regelgeving,
maar ook aannames en gewoonten die op zich redelijk mogen heten, maar die
wezenlijk leiden tot een stapeling van (wettelijke) en economische, sociale
aannames, praktijken, die het flexibele handelen uitsluiten. Oudere werknemers
zijn trager, minder geneigd tot simpele onderworpenheid en kosten te duur, want
al is het leergeld weggevallen er zijn andere kosten zoals afwezigheid door
ziekte en het aantal dagen meer verlof waarop zij recht hebben.
De overheid die vaststelt, op
goede gronden dat een prepensioen op 52 jaar niet kan, moet vervolgens de
regelgeving aanpakken, maar zij moet ook het debat voeren, met HR-managers en
bedrijfsleiders over hun aannames en vooronderstellingen opdat het verhogen van
de pensioenleeftijd niet leiden zou tot een inkomensval voor werknemers.
Sommige gaan rustig genieten van een dolce far niente, anderen hebben geen zittend gat maar krijgen geen kansen meer terwijl ze voor
zichzelf activiteiten vinden dat hun inkomen aanvult, zonder dat de fiscus met
een onredelijk deel ervan gaat lopen.
Stapelingen van regels, regels
die elkaar tegenspreken maar omdat ze in verschillende domeinen van beleid tot
stand zijn gekomen of op verschillende niveaus van beleid uitgevaardigd werden,
zorgen voor een grote rechtsonzekerheid, rechtsongelijkheid en voor een
stilstand op het vlak van besluitvorming.
Al was het al duidelijk aan
het begin van de nieuwe era die begon met de val van de Muur en de instorting
van het communistische bestel om en rond 1989, dat ook wij, de oude
democratieën problemen hadden met ons systeem, omwille van steeds meer bureaucratische
regelgeving dichttimmeren van de reglementen en regelgeving op verschillende
domeinen, van gezondheidszorg tot productcontrole, intellectuele rechten ook,
merkte men dat bijvoorbeeld de kampioenen van de (neo-)liberale economie nieuwe
bevrijdende regels gingen stapelen.
Het beste voorbeeld naar mijn inzicht is de zogenaamde Ikea-wet, die
verbodsbepalingen ophief wat het bouwen en exploiteren door grote winkelketens
van weliswaar kleinere maar toch zeer concurrentiële expresdiscounts - meestal
in franchise - in de steden. Ik maak er ook soms gebruik van, terwijl ik weet
dat dit voor het kleinbedrijf en het vrije initiatief schadelijk is, banken
ervan afhoudt nieuwe initiatieven voor nichezaken te financieren en zoveel
meer. Met financieren bedoelen we dus leningen toestaan.
Men bekijkt een samenleving
graag als een goed geordend geheel waar alles mooi naar wens verloopt, behalve
het falen waarvoor men vindt dat het dringend een oplossing gezocht moet
worden. Ervan uitgaande dat andere aspecten en elementen niet zullen wijzigen,
zet men zich schrap, overtuigt politici en er komt een oplossing, vaak een
compromis met anderen die vinden dat het geen falen kan heten... Teveel wapens
in omloop? Schietpartij? De een vindt het een fait divers en de andere legt in
de gauwte een wetsvoorstel met in annex enkele KB's die het wapenbezit verder
moeten inperken. De feitelijke controle komt in handen van gemeenten en politie
die in theorie ex officio de zaak moeten klaren: alle illegale wapens inzamelen
en vernietigen? Administratieve controles, rechtszoekende burgers en een nieuwe
reeks zaken die door het al zwaar belaste justitiële systeem moeten. Stilstand,
maar de betrokken minister kan zeggen: ik heb het wapenbezit ingeperkt. Nou
moe, de werkelijkheid blijkt iets stugger.
Het schip van staat? Het is
een bijzondere metafoor, omdat ze wel degelijk de eenheid van het geheel, de
staat als systeem als de rol van de politiek op de commandobrug van de
samenleving weergeeft. Tegelijk staan scheepskapiteins er niet voor bekend dat
ze veel democratische inspraak verdragen. Eenheid van bevel, leiderschap en dus
ook volgzaamheid en in wezen botst dit met de idee van een open samenleving en
een politiek bestel daarbinnen dat niet alleen op de commandobrug staan zou.
Net daar wordt het complex, want als de chef van de regering en zijn crew niet
alleen de koers bepalen, gedurende enige tijd, hoe zal men hen dan beoordelen?
Na behouden vaart, passiegerend in de haven van aankomst, zo eenvoudig is het
dus. In ons land hebben de sociale partners hun plaats in een hut achter de
brug, uiteraard een fraaie hut en anderen zijn erin geslaagd een paar andere
hutten te veroveren of bewegen zich geregeld in de buurt van de brug. En de
kapitein?
Nu, een ander probleem wat de
metaforiek waarbij het statelijke leven en het maatschappelijke bestel als een
schip beschreven wordt, gaan over het feit dat een schip van haven tot haven
tot haven kan varen en op een bepaald moment een laatste bestemming zal
bereiken, als museumschip of als schroot. Een samenleving mag men zo een
toekomst niet toedichten en dus lijkt zo een schip op dat van de Vliegende
Hollander, waaraan dan weer andere bezwaren kleven, zoals de aanwezigheid van
een kwade geest, toch?
Neen, waar het op aan zal
komen en waar ook toenmalig President van de Raad van Staatshoofden en
regeringsleiders naar verwees tijdens de crisis is dat men het schip van staat
niet op het droge kan brengen om het repareren en alle reparaties moeten
gebeuren met wat er aan materiële middelen beschikbaar is aan boord. Dat geldt
voor de EU, al konden en wilden de VSA en het IMF wel ruggensteun geven. Het
schip vaart dus altijd verder, maar welke koers het volgt en wie zet die koers
uit? Samenlevingen kunnen wel nieuwe benaderingen, inzichten, doelstellingen
vinden, zoals na WO I moeizaam, na WO II gedeeltelijk lukte in Duitsland, maar
ook dan, bleef het schip verder varen, verdeeld en wel.
De samenleving, maar velen
zetten wel graag mee de koers uit, maar als het moeilijk wordt gaan ze al snel
voor een andere koers kiezen, terwijl ook een zware storm of blijvende
ongunstige winden overwonnen kunnen worden. Hier blijkt dan het genie van
verantwoordelijken van staat, zoals FDR, Lyndon B Johnson of Charles de Gaulle,
die de wind niet zagen als gunstig of ongunstig - het was gewoon zwaar weer -
maar ze zochten de juiste manschappen bij elkaar om de beschikbare middelen de
storm af te rijden en vervolgens, als het even kon aan het kruisrak begonnen.
De metafoor is bijzonder,
zeker voor wie op een sloep ooit door het Nauw van Calais is gevaren, zeker vanuit
Boulogne-sur-Mer (voor de Groot-Nederlanders, Bonen, maar die naam dateert van
voor de tijd dat de Engelse koning het graafschap als een landbrug op het
continent in bezit hield en vind ik dus wat gek), naar Nieuwpoort wil varen:
Komt de wind uit het Noordwesten, dan kan het op een paar graden aankomen of de
wind gunstig aangewend kan worden of niet, komt die uit het noorden of
noord-oosten, dan wordt het lastig en afhankelijk van het getij kan het schip
nog verder van het doel afgedreven worden. En toch, wie niet rustig rak na rak
afwerken wil tot de stroom keert of de wind een paar graden krimpt of ruimt komt
niet over de hindernis heen, maar het vergt oefening, inzicht en scherp
observatievermogen, veel meten en berekenen, om de juiste koers uit te zetten
en soms moet even wat bijsturen.
Raakt het schip in gunstiger
wind en zit de stroom mee, dan kan de bemanning wat rusten en de kapitein aan
de eretafel genieten van gemoedelijk kouten en lekker eten. Enfin, op een jacht
is dat doorgaans de kost van alleman... maar een staatsman moet wel onmiddellijk
weer naar de brug als het tij keert of de wind te hard aantrekt.
Deze maritieme metaforiek
lijkt romantischer dan het is, het gaat erom dat we opnieuw zouden begrijpen
dat de politici, meerderheid en oppositie geroepen kunnen worden op de brug,
zij hebben verantwoordelijkheid de samenleving door zwaar weer te loodsen, maar
mogen ook al eens de zaak op hun beloop laten, als de omstandigheden dat
toelaten, al zal men dan best het reparatiewerk niet uitstellen, want het weer
is onbestendig. Maar de metaforiek is ook beperkt, omdat de staat in het bestel
van de samenleving wel degelijk een leidende rol heeft, omdat er haast
voortdurend muiterij dreigt, zeker in een democratie, maar vooral omdat een
scheepskapitein boven allen aan boord gesteld,
geacht wordt te sturen en van alles op de hoogte te zijn. Voor een overheid in
een moderne staat is dat fataal niet meer doenbaar en daar draaien vandaag heel
wat kwesties rond: de overheid wil alles controleren, kan zeer veel controleren
en overzien, maar burgers willen dat de overheid vooral anderen temt en in toom
houdt. Dat velen zichzelf redden en een goed leven weten uit te bouwen, lijken
de experten te vergeten, dat mensen best weten dat ze maar beter voorzichtig
kunnen rijden, belet niet dat experten verkeerskunde ons telkens weer de les
spellen, terwijl ik wel eens zware wagens snelheidsovertredingen zie maken die
vragen oproepen of andere voertuigen inhalen op plaatsen waar dat bedenkelijk
moet heten. Toch kan ik het begrijpen, want de hele infrastructuur kan wel eens
frustreren, de controle-instrumenten en boetes neemt men er dan bij, tot ook de
reserve aan toegeeflijkheid is uitgeput. Toch gaan overheden ervan uit, zoals
Peter Sloterdijk al in "Kritiek van de Cynische Rede" schreef dat
elke burger ten allen tijde kan ontsporen. Maar niet dus de overheid zelf,
zeker niet in een democratie. Graag wil ik die gedachte verder meenemen.
Met dit essay probeer ik dus
aan te geven dat de overheid, de burgers als leden van de samenleving maar ook
als individuen, min of meer autonome individuen, niet een ondergeschikte rol te
vervullen hebben. Leiderschap claimen van iemand, of iemand leiderschap wegens
geniale karaktertrekken blijft riskant, overigens hadden vele behoorlijk goede
leiders, zoals Johan de Witt, net als Willem III, LouisXV, maar ook, om maar
eens een onverwachte figuur te noemen, Leopold I van België doorheen de
partijdige geschiedschrijving een nogal eenzijdig stempel meegekregen, waarbij
Jan de Witt als enige vooral positief in beeld komt, maar hij werd dan ook door
het grauw gelyncht.
En de regeringsperiode van
Leopold II? Dat is de tijd van het wilde kapitalisme, zegt men, maar het is ook
dat de tijd dat de welvaart in dit land sneller toenam dan iemand had voorzien.
Natuurlijk waren er daardoor problemen ontstaan: snelgroeiende steden, waar
evenwel vrij snel mensen vanuit de grootst denkbare armoede hun lot konden verbeteren
en daarbij door organisaties als Vooruit en erom heen werkte gesteund werden. Maar
ook werkgevers die hen nodig hadden, hebben hun verdienste, vrees ik, maar dat
mag geen naam heben. Dat sociale rechten afgedwongen werden, dat de kwaliteit
van leven verbeterde, kan men niet ontkennen, ook niet om de mobilisatie gaande
te houden.
Met dat alles maakte ik tot
slot - naar ik mag hopen - duidelijk dat men beleid best goed kan uitspitten, over
voldoende informatie moet zien te beschikken en toch, als het erop aankomt, zal
men de moed opbrengen de lichte nevel of zelfs dichte mist te negeren. En ja,
ook bij ongunstige winden kan men vorderingen maken, maar het vergt
stuurmanskunst.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten