Boerenleed, grote spelers en het erfgoed
Brief
aan Adelheid,
over aardse zaken,
het trieste lot van boeren,
Brugge,
31 maart 2015
Adelheid,
m'n muze,
Ik weet het, soms komt er ook veel op je
af en dan vraag je me, terwijl je al lang en breed tot een conclusie gekomen
was, wat ik ervan denken zou. Over de vraag of boeren nu echt zo gevaarlijk
zijn voor het landschap, voor het leefmilieu, dan wel of men het
voorzorgsprincipe wel zo angstvallig dient te bewaken, over ggo... en altijd
komen we na lange gesprekken tot de bevinding dat er wel veel hete hangijzers
zijn, maar dat we ze soms niet goed weten te vatten, zonder ons te verbranden.
Dat je premediteert wat je met me delen
wil, maakt de discussie er overigens alleen maar interessanter op, want je
verplicht me dan wel je redeneringen nog eens te ontrafelen, niet om de
addertjes, de wolfsklemmen en schietgeweren in te ontdekken, noch mogelijke
denkfouten, maar precies na te gaan hoe je tot deze of gene conclusie gekomen
bent. Dat we het wel eens zijn met elkaar mag niemand verwonderen, dat de
discussie soms enige tijd kan meegaan geeft er pigment aan. Sinds Rik Torfs de
zaak Barbara van Dijck schikte, hebben we het vaak gehad over de complexiteit van
het dossier, waarbij we voorbehoud maakten bij de politiek van Monsanto en de
onmondigheid van politici die weinig argumenten in lijken te brengen. Het gaat
om monopolies, om grootschaligheid en het verlies van het familiale
landbouwbedrijf, dat relatief autarktisch toch ook de omgeving weet te
bedienen.
Maar het gaat ook over massaconsumptie en
overconsumptie, over de kwaliteit van het leven en de toenemende druk van grote
concerns op het voedsel en op bijvoorbeeld het misbruik van zoetstoffen in de
voeding. Aan de andere kant, het voedsel was nooit meer betaalbaar, edoch, de
boer betaalt het gelag en daar moeten we toch over nadenken. In Sleidinge sluit
een zuivelbedrijf, dat ooit door de coöperatieve onderneming Comelco was
opgericht, maar nu door Campina is overgenomen.
Aandeelhoudersmeerwaardemaximalisatie - wat een prachtig lang woord en het is
ook nog eens heerlijk helder - blijft brokken maken en men kan zich afvragen of
dat de enige opdracht voor een onderneming moet zijn. Kan men op die manier mensen
begrijpelijk maken dat we inderdaad de zegeningen van de markt moeten erkennen,
maar grondig nadenken over de gebreken.
Private vices, public benefits? Zeker,
maar op een bepaald moment blijkt de hand minder blind, omdat het grote spelers
zijn die bijvoorbeeld het locale leven ontwrichten. Ondernemingszin promoten?
Maar als banken risicomijdend geworden zijn en vooral kredieten aan kleinere
ondernemingen a priori riskant vinden, dan komt men met microkredieten. Goed
initiatief, maar misschien moet me toch eens terug naar de basis en proberen te
vatten, denk ik dan, waarom er zo een kloof zou zijn gegroeid tussen enerzijds
de grote bedrijven, concerns die zelf vaak op zo een zak geld zitten dat ze
niet weten waar ze ermee heen moeten en dan de eigen aandeelhouders bedienen.
Soms denk ik dat we nu een tijd van grote inflatie zouden moeten beleven, met
lage intresten, omdat er zoveel geld in de markt is dat niet of nauwelijks
ingezet kan worden.
Het leven van boeren dezer dagen is er
vaak een van kommer en kwel en ondermaatse betaling voor geleverde dieren, melk
en andere producten. Wij willen vooral goedkoop af zijn en toch, aan het einde
van de dag zijn wij consumenten de dupe, maar dat beseffen we niet, want we
kijken niet meer naar de productie van het vlees, maar denken dat het vanzelf
bij de beenhouwer, sorry, bij afdeling fijne vleeswaren terecht komt. De band
tussen een koe of vaars in de wei en het vlees in de grootwarenhuizen? De prijs
die we betalen en verder niet zo heel veel.
Natuurlijk kan men dan kiezen voor een
vegetarisch menu, maar of dat in se beter is. Wel is duidelijk dat we van het
vee dat we eten meer kunnen eten dan de filet pure en nog wat smakelijke
onderdelen, maar het meeste dat vroeger wel gegeten werd, in soms smakelijke
bereidingen, wordt nu tot voedermeel vermalen of meststof... Maar suboptimaal
gebruik van de veestapel blijft het wel.
Er is ook de vraag wat we met het landschap
aanvangen, want volbouwen, volstorten met beton is niet echt wenselijk. Maar
wie zich wel eens in de ochtend in dreven en beemden begeeft, voelt aan dat dit
landschap best deugddoend kan werken. Maar ook late zomeravonden, als alle
verkeer stil is gevallen, laat toe tot rust te komen, het spelen van het licht
in het bladerdak te voelen, naast het zien en tegelijk de geluiden van het bos
te genieten.
We maken deel uit van het globale
ecosysteem en van het lokale ecosysteem, maar ons welzijn is er ook nauw mee
verbonden, onder meer omdat we de ruimte voor stilte vaak niet meer vinden,
momenten ook waar we geprikkeld worden door impulsen van alle kanten. Het is
van belang dit te onderkennen, want het zijn finaal vooral boeren, landbouwers
die kunnen zorgen voor open landschappen. Samen met de wateringen en andere
besturen kan men ook de kwaliteit van het oppervlaktewater vrijwaren of
verbeteren, maar de politiek die vanuit Europa komt en waarvan ik helaas de
finesses niet ken, wekt de indruk dat boeren in kwetsbare biotopen en
ecosystemen best stoppen met hun veeteelt en landbouwbedrijvigheid. Is dat wel
terecht? De vraag is hoe we een en ander kunnen verzoenen. Als landbouwers
duurzaam te werk gaan en voldoende graasland voor hun koeien voorzien, kan er toch
geen probleem zijn. Ik weet wel, als men de balans van alle runderen op stal en
in de weilanden, draagt men bij aan de
belasting van het ecosysteem.
Toch is er een andere kwestie, die ons
moet bezighouden: is het rechtvaardig dat boeren voor een aantal producten nog
nauwelijks het zout op de aardappelen verdienen? Wij consumenten vinden dat
alles goedkoop moet blijven, maar velen onder ons gaan graag eens naar
boerenbedrijven en tuinbouwers om er groenten en eieren, soms ook vlees te
kopen. De vele tussenschakels laten we dan liever terzijde. Maar daarnaast
willen we absolute zekerheid over de kwaliteit van de producten en dan komen de
boeren toch weer in de problemen.
Ik heb tijdens mijn jeugd en jonge jaren
wel eens op boerenerven mijn tijd verspeeld en ook wel geholpen in de oogst.
Toen konden de boeren genieten van de Europese steun, maar toch, na de
doortocht van Siko Mansholt, zagen zij dat kleine spelers uit de markt gedreven
werden. Nu ziet men dat dit opnieuw dreigt te gebeuren. De liberalisering van
het beleid, waarbij men meer aan de markt overlaat. Van een slingerbeweging
gesproken.
De kwestie blijft precair omdat we aan de
ene kant menen dat we ongelimiteerd voedsel kunnen invoeren, wat al sinds 1890
voor wat België betreft het geval is, maar ook weten we dat er over
voedselproductie veel kwesties in het geding zijn. Het gebruik van ggo's, het
aanpakken en behouden van het landschap, zijn er andere en ook wel de
vertrouwdheid met de dingen des levens. Want als je ooit eens zo een koe een
kalfje hebt zien werpen, in de stal, met veel menselijke tussenkomst, maar ook
weet hebt van een goede dag dat de boer zijn koe vond bij een pas geworpen
kalfje, in de wei, dan besef je hoe het leven welig tieren kan en ook wel eens
voor een zekere wreedheid lijkt te zorgen.
Het leven op oude boerenerven is soms wel
lastig te dragen, omdat de bedrijfsschaal ertoe doet. De administratie heeft op
verschillende domeinen steeds grotere claims op de verantwoordelijkheid van
boeren gelegd. De waterkwaliteit? Daar mag men niet op afdingen, toch? De
kwaliteit van het graan, van het vlees, traceerbaarheid haalt de schurken er
wel uit. Dan zijn er nog de grote verwevenheid met veevoederfabriekanten en de
greep van de afnemers, de grootwarenhuizen die massaal afnemen, maar tegen de
allerlaatste prijs. Hier kan men niet zonder verlies van eer en genoegen in het
werk doorheen komen. Boerenleed, lieve Adelheid, werd altijd wat in de marge
geduwd. Velen konden niet trouwen, velen plegen zelfmoord omdat ze het oude
familiepatrimonium niet minstens in stand kunnen houden.
Daarom dienen politici ook eens wat meer horizontaal
te bekijken wat ze landbouwers aandoen. Maar ook wij burgers en consumenten
hebben een verantwoordelijkheid. Help de boeren, dan helpen we onszelf: stilte,
ruime horizonten en gemoedelijkheid...
Zelf ben ik opgegroeid in een gezin met
een vader als tandarts en een moeder die voor zeven kinderen en de echtgenoot
veel te zorgen had. Maar mijn grootvader langs vaders zijde was landbouwer, met
vier paarden en dat wilde rond 1910 wat zeggen. Nu is dat geen maat voor
rentabiliteit meer. Maar mijn vader vertelde ons wel eens dat hij hem, dus mijn
grootvader nooit had zien werken*. Maar goed, hij had dan ook potige zonen die
ook wilden boeren. En twee deden het ook, maar eenvoudig was het voor hen niet
en de volgende generatie moet zoals dat heet hobbyboer worden. En mijn andere
grootvader was graanhandelaar.
met warme groet,
Bart Haers
* Voor een man van zijn generatie, geboren 1876, was het ploeteren in de polderklei iets wat je best aan je zonen of aan knechten, landbouwarbeiders kon overlaten. Een boer die zelf niet al te hard in de weer hoefde te zijn, voelde zich daar best goed bij. Dat in die periode, toen graan uit Argentinië, de VSA en Canada, Rusland ook wwerd ingevoerd, het soms zwaar hadden, mag men dan ook weer niet uit het oog verliezen. En verder kwamen er steeds meer landbouwmachines in zwang, zodat men er alleen toe kon besluiten dat de man, die pas trouwen kon toen hij 38 was, zoals bij boeren vaker het geval was, best wel een actief geweest is, als bedrijfsleider en voor zover ik vernomen heb, zou hij zeer veel gelezen hebben. Niet enkel duimpjes. Maar de vorige generatie zwijgt uiteraard oover de voorgaande, enfin, zweeg, want zij gingen allen al naar een ander leven, behalve een tante, die nog onder ons is. Werken had dus een ander statuut dan vandaag en misschien moeten we daar toch eens goed over nadenken.
Reacties
Een reactie posten