Docendo Discimus
over het belang van cultuurtalen en het levendig houden ervan
Brief
Aan Patrick Loobuyck e.a.
over elitevorming en andere aspecten van
een brede vorming
Brugge, 13 april 2015
Geachte heer Patrick Loobuyck,
U gaat ook mee in de discussie over het
onnut van Latijn, maar u verbindt eraan de gedachte dat we de gelijkheid moeten
bevorderen. Nu heb ik wel iets met de gedachte dat de overheid elke burger
gelijk dient te behandelen en geen voorrechten mag geven. Maar als het erop aan
komt mensen kansen te geven iets van hun leven te maken, zal men verdienste wel
ondersteunen, toch?
Nu is het Latijn een dode taal en kunnen
we er geen brood mee kopen, noch er een dame van lichte zeden ergens in Rome
mee aanspreken, maar het klassiek Arabisch, Sanskriet etc... zijn evenzeer min
of meer dode talen. Of zouden we het niet beter cultuurtalen noemen, die het
toelaten terug te keren naar de traditie en op die traditie verder te bouwen.
Want een traditie die enkel de vorm van fossiele concepten heeft, sterft inderdaad af, maar zowel de interesse
voor Griekse als voor Romeinse cultuur blijft behoorlijk en filosofie roept ook
veel wakker bij mensen, die zich op de een of andere manier met iets willen
inlaten en een slijpsteen voor hun verstand zoeken. Ik refereer hierbij ook met
dank aan een essay van Cornelis Verhoeven, Verwondering, waarin hij bij wijze
van incipit meegeeft dat men alle filosofische concepten, inzichten, theorema's
mag aangereikt krijgen, zelfs de vaststelling van Plato, dat verwondering het
begin van de filosofie mag heten, maar een filosoof zal men niet worden. Of het
verschil tussen Faust en zijn factotum Wagner, de man die er een eindeloos ficher
van weetjes op na houdt, maar er nergens mee komt, omdat de weetjes zich niet
tot een geheel, een zinvol - minstens voor hemzelf - geheel weten te verbinden.
Nu bent u zelf pleitbezorger voor iets
belangwekkends, dat jongeren de verschillende levensbeschouwingen en
filosofische stelsels zouden leren verkennen, maar als men zelf niet enkele
talen goed beheerst, dan krijgt men dat ex cathedra toegediend, indien men ook
niet zelf met Seneca of Plato kan kennismaken in de oorspronkelijke taal of
begrijpt dat Erasmus, Giordano Bruno e.a. wel degelijk het Latijn en andere
talen levendig begrepen en er zelfs creatief mee om konden gaan, dan is die
inleiding als water naar de zee brengen.
Latijn zegt u, is voor velen nog steeds
een manier om zichzelf en de kindjes te onderscheiden van anderen. Maar zelfs
systemen die met grote nadruk het gelijkheidsdenken hanteren, zullen op enig
moment tot elitevorming overgaan. Er bestaan andere manieren om de feitelijke
ongelijkheid, die voorkomt uit het feit dat individuen binnen de species mens
wel degelijk uniek zijn, al zijn de verschillen vaak nauwelijks merkbaar tot
iets levendigs om te zetten waar mensen zich wel bij bevinden - want daar is
het u en mij om te doen. Wie naar het onderwijslandschap kijkt, merkt dat dezer
dagen vooral een aantal theoretische concepten aan leerplannen en onderwijsvormen
ten grondslag liggen, zoals Gelijkheid maar ook zelfontplooiing, zij het zonder
zich te onderscheiden van anderen.
Nu kan ik de kritiek op elitevorming wel
begrijpen, in die zin dat elites zelfbevestigend handelen en mensen coöpteren
die perfect in het plaatje passen. Wat zou dat dezer dagen betekenen? Juist,
mensen die pleiten voor gelijkheid, die racisme afwijzen en die tegen elitisme
zeggen te zijn. Velen zullen dit blind onderschrijven, maar vergeten dat ze
zich daardoor wel inschrijven in een elite. En bovendien, kan men met S.W.
Couwenberg en anderen wel erkennen dat men graag elites ziet en vooral sterke
leidersfiguren.
Het zal dan ook niet toevallig zijn dat
figuren als Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Vaclav Havel, zelfs Barack Obama of
paus Franciscus mij interessanter lijken dan figuren die zonder een eigen
riskant engagement en eigen inzet met bekende risico's eigen paden bewandelen
en zo een opvallende rol krijgen. Maar hun rol als outsider vervullen ze met
een grote inzet om vervolgens herkend te worden door vriend en vijand. De
elitevorming zoals we die kennen in het UK of de VSA, maar ook bij ons, kon
sluipender gaan, omdat men nu net niet zag dat de ontwikkelingen die men voorop
stelde, gelijke kansen nastrevend niets veranderde aan de wens van een kleine
kring verbonden aan Oxford en Cambridge, Eton ook, om hun eigen tradities voort
te zetten. Nu, de biografie van Tony Judt en generatiegenoten laat wel zien dat
het beleid waar ook Winston Chucrhill achter stond, het openstellen van goed
onderwijs voor velen die tot dan toe geen kans kregen, via onder meer de
Grammar School, wel degelijk succesvol was. En ook ten onzent zag men dat de
werkelijke democratie werkzaam bleek toen men nog tegelijk publiek over
elitevorming durfde te spreken. Maggy Thatcher kon mij echt niet inspireren,
omdat zij meer vernietigde dan nodig: haar strijd tegen de closed shop en de
vakbonden viel te billijken - al voerde ze die strijd zo genadeloos dat men
vandaag nog steeds niet om de nefaste gevolgen heen kan - maar ook dat
onderwijs voor de (lagere) middenklasse is volkomen op de schop gegaan en o
ironie, in het onderwijs verviel de ethische component zeer opvallend. Ik denk
dat ook in onderwijs, sinds de invoering van het VSO veel op de schop gegaan
is, zonder dat het alles waardevol verbeterde, omdat men de eigen inbreng van
leraren stilaan wilde weg masseren. Gelijkheid nastreven kan onbedoelde
neveneffecten genereren.
Latijn studeren, zelfs wiskunde studeren
helpt niemand vooruit indien er ook geen vorming aan te pas komt en vooral de
leerling inzake denken en observeren niet een zekere discipline onder de knie
krijgt. Tegelijk merkt men dat zeer goed in de leer van Pierre Bourdieu
ingevoerde journalisten de verleiding nooit kunnen weerstaan wanneer ze over
opmerkelijke figuren spreken of schrijven die voortreffelijkheid, uitnemendheid
van hun gasten of gesprekspartners dik in de verf te zetten. Voor minder dan de
top doen we, zij het niet en de di minores interesseren hen niet. Men kiest dan
ook een leidend intellectueel, terwijl Vlaanderen daardoor de kans op
pluralisme ontzegd wordt.
Moet iedereen Latijn studeren? Neen, want
we hebben goede ambachtslui van node. Meer nog, als we kijken naar hoe het
kunstonderwijs functioneert, dan merkt men dat kwaliteit en inzet van de
leerling in hope wel degelijk bewaakt wordt via toegangsexamens. In het
algemeen vormend onderwijs, dat inderdaad niet voor iedereen weggelegd is,
lijkt dat uitgesloten. Het is overigens niet (meer) zo dat het niet volgen van
de klassieke hunamiora kansen uitsluit, het tegendeel is eerder het geval. Het
argument dat u hanteert verdraagt daarom wel enige kritiek: dat jongeren
"voortijdig" de klassieke taal of talen verlaten en voor
wiskunde-wetenschappen of Wiskunde-moderne talen kiezen komt doorgaans voort
uit de idee dat men vervolgens gemakkelijker een opleiding toegepaste
wetenschappen, geneeskunde of economie kan volgen. Maar daarmee gaat u voorbij
aan het gegeven dat een paar generaties geleden jongeren die uitgenodigd werden
om de humaniora te volgen inderdaad geen andere keuzes hadden dan Latijn en
Grieks te volgen. De toegang aan de universiteit, mocht Herman Thierry ervaren,
behalve economie, was voorbestemd voor mensen met een diploma klassieke
humaniora, ook de faculteit wis- en natuurkunde. Was dat wenselijk? Niet echt,
maar nu blijkt die faculteit ook niet echt meer geliefd, nu die voorwaarde is
komen te vervallen.
Was het geen priester, geen paap die de
gedachte uitwerkte tot een theorema dat het heelal inderdaad uitdijt, zoals
Einstein al had verondersteld maar niet verder had uitgewerkt - of beter, hij
vond die gedachte op zeker moment stuitend? Men zal dus wel best drie keer
nadenken voor men de kwaliteit van de klassieke vorming onderuit haalt. De
moderniteit kwam net tot stand en kreeg een dynamiek in de gespannen verhouding
tussen de schijnbare onaantastbaarheid van de Latijnse en Griekse teksten en de
ambities van de sterkste studenten in dat onderwijs. De elite kon zichzelf niet in stand houden als
ze niet voldoende nieuwe rekruten kon vormen en vervolgens, voor goed bestuur,
zeker in hogere kaders van de overheid en ondernemingen had men die specifieke
vorming wel nodig.
Het komt me dan ook voor dat de vraag
inderdaad moet gaan over de vraag hoe men autonoom denkende en handelende
adolescenten kan verkrijgen, als het onderwijs niet afdoende aanleiding geeft
tot een kritische ingesteldheid. Of nog: heeft men de afgelopen decennia niet
teveel disciplinerende aspecten van het onderwijs laten varen, zoals overigens
in Nederland nog meer het geval is. Beter onderwijs Nederland, onder leiding
van uw collega Ad Verbrugge wilde daar een antwoord voor vormen.
En ja, Seneca lezen, Plinius lezen of
Demosthenes, het brengt die jongeren niet a priori verveling. En ja, na
succeservaringen zullen deze mensen zich misschien ook wel enigszins een beetje
elitair vinden, uitgekozen, maar zonder een zekere ironie en zelfspot kan dat
gauw tot een steriel superioriteitscomplex aanleiding geven.
Ik zou dus niet het Latijn en de
overdracht van het Latijn aanvallen, maar vooral het aanzien van andere
richtingen versterken. En overigens, al dertig jaar geleden zegden classici dat
de sterkste leerlingen spoorslag naar wiskunde en wetenschappen keken, om te
studeren.
Slotbemerking: wie de middeleeuwen, nieuwe
tijden wil begrijpen zal zich inderdaad niet onttrekken aan de studie van de
bronnen, maar ook kan het bestuderen van een tekst op eigen gezag, waarna de
leraar de zaak beoordeelt een inzicht kan brengen over hoe men doordringen kan
tot die verdwenen werelden. Ik denk ook dat proberen uit te leggen waar
Giordano Bruno of Tomasso Campanella mee bezig waren, maar ook Geert Grote en
diens broeders van het gemene leven, tot het inzicht leidt dat studeren en
adstrueren voor het scherpen van het eigen oordeel zeer wel verrijkend kan
zijn. En Campanella kwam van het Calabrische platteland, was zoon van een
schoenlapper en werd uiteindelijk aan het hof van Richelieu en co een geziene
gast. Campanella schreef de Civitas
Solis, dat in 1623 verscheen en ook Louis
XIV zou hebben geinspireerd om zichzelf de status van Zonnekoning toe te kennen[i].
Die civitas Solis was dan ook een utopia met aan het hoofd een hogepriester. U
zal begrijpen dat men evengoed van een koning-filosoof kan gewagen.
Vale,
Bart Haers
[i]
http://kwestievanverwondering.blogspot.be/2011/08/hermetische-traditie.html. Campanella
en ook wel de minister en coadjutor van Frankrijk onder Philips IV le Bel,
Engeurrand de Marigny, maar men kan opmerken dat die dus van een bescheiden
adel was, maar gezien de iedereen overvleugelende loopbaan, komt de
vergelijking mij wel billijk voor.
Reacties
Een reactie posten