Melancholieën van moderniteit
Kleinbeeld
Kralenspel
Voorbij de lijstjes
In
een wereld van titanen, meest invloedrijke mensen, iconen en sfeermakers leven
valt wel eens lastig uit, vooral als de natuurlijke filters voor overlast in
deze, de media dus, zelf de aanjagers van het spelletje zijn. Natuurlijk is de
heer Obama best belangrijk, want hij is nu eenmaal president van de VS, maar
aan de andere kant, zijn persoon en zijn ambt zijn nog altijd twee zaken: het
presidentschap dat sinds Georges Washington tegelijk zoekt soberheid te behouden
en anderzijds toch wel een zekere aura wil uitstralen, is op zich natuurlijk
ook iconisch. Alleen, wie de VS wil begrijpen, zelfs de politieke
besluitvorming zal ook af en toe in Illinois, Kansas of Kentucky moeten gaan
horen hoe men dan denkt. Nu, bij de voorverkiezingen krijgen we daar wel
beelden van, maar dan gaat het weer over het witte huis en het presidentschap.
Hij en misschien eerlang zij, heeft een grote rol, maar meer dan ooit spelen de
checks en balances in het nadeel van goed bestuur. Al denk ik dan dat deze
president, zoals Clinton het mocht ervaren, tien jaar na het neerleggen van
zijn ambt de waardering zal krijgen die hij verdient. Maar de stilstand van het
Amerikaanse beleid op cruciale punten, zoals de integratie van de samenleving,
het terugdringen van het geweld in de samenleving, de sociale zekerheid en de
creatie van jobs blijven hoofdpijnkwesties.
Nu
is dat het lot van iemand die wil uitleggen dat die lijstjes van prominente
mensen, te waarderen mensen best niet te vaak onder onze ogen komen, want je
kan niet zeggen dat Obama er niet toe doet, of Merkel, maar wat zijn nu de
mensen die wij eventueel zouden kunnen waarderen? En waarom zou die waardering
in verafgoding moeten eindigen en eventueel in verguizing als men plots tot de
bevinding komt dat het icoon en de werkelijkheid niet meer met elkaar
overeenstemmen. Maar is het probleem niet dat we van sommige mensen zeggen dat
ze het goed doen, terwijl ze gewoon hun job doen?
Om
hier achter te komen, dacht ik gisteren in de trein naar Gent, zouden we
opnieuw moeten kijken wat we kwalitatief goed vinden, maar kan een muzikant een
politieke betekenis krijgen? Soms wel, als die persoon zelf in een politiek
debat werkelijk tot Parresia komt, tot een gedurfd en moedig waarheid spreken
komt, dat wil zeggen, zoals Michel Foucault het omschreef zichzelf in de
waagschaal legt - een persoon als Malala kan hier in herinnering gebracht
worden, maar evenzeer Ayaan Hirsi Ali. Maar vrijblijvend een opinietje ventileren, dat mag, maar het moet niet rond
getoeterd worden. Een artikel over sociale media in Knack van 15 april 2015,
zoals Twitter en Facebook kwam het er weer op aan dat mensen misbruik maken van
het gemak om een opinie te verkondigen, maar vooral dus om te schelden en lomp
mensen aan te pakken. Ik denk dat het andere ook gebeurt, dat mensen via fb en
twitter al eens een opinie aandragen die anderen sereen en toch
enthousiasmerend oppikken. Natuurlijk, als een grootheid als Steve Stevaert
sneuvelt, dan kunnen er al eens grote woorden vallen.
Waarom
gaan we zo graag mee met media die ons die grootheden aanreiken, maar ook niet
aarzelen er eens eentje over de kling te jagen of gewoon een karaktermoord te
plegen? Kennis van zaken? Van een deskundige verkeerswezen mag men dat
verwachten, kan hij of zij het goed uitleggen, dan zal de boodschap beter
overkomen, maar vervolgens moet men hem of haar geen genie noemen, want dezer
dagen zal men weinig echte geniën ontmoeten. Toch blijken via fb en twitter wel
eens opvallende bijdragen aan de grote en kleinere debatten binnen te komen,
dan de algemene en brede media in petto hebben. Toch zal ik niet ontkennen dat
ook daar een interessante bijdrage te vinden is, zoals het stuk over de sociale
media.
Hoe
kom ik dan uit bij het Kralenspel van Hermann Hesse uit? Omdat het erom gaat
dat Hesse ons een dystopie voorschotelde waarbij de levende kunsten en kennis,
van wiskunde over chemie tot yoga en zen werden gehanteerd als een systeem
waarmee men iets nieuws kon opbouwen, het waren kralen geworden in een spel.
Hesse schreef de roman ergens tussen 1931 en 1943 toen de roman gepubliceerd
werd. Een van de evoluties die hij aangreep was die van de lijstjes, de records
dus en de belangrijkste mensen. Toch noemt men het geen dystopische roman, want
men lijkt over het feit te struikelen dat zijn wereld niet ultramodern oogt,
zoals bij Aldous Huxley en Georges Orwell het geval blijkt. Meer nog, van
televisie lijkt geen sprake en toch, het grote jaarlijkse solemnele spel wordt
via de radio uitgezonden, alsook de meditaties die het spelen zelf inlaste. Een
volstrekt seculier verhaal, waarin evenwel op enig moment Jozef Knecht een
opdracht krijgt met de Benedictijnen nauwer kennis te maken en daar ontdekt,
naar mijn aanvoelen toch, hoe die oude orde in de voorstelling van Hesse een
eigen dynamiek heeft weten te behouden. Behoeder van het spel, als Magister
Ludens ontdekt hij verder schrijdend op het pad van wijsheid en inzicht dat
zijn wereld volstrekt artificieel is, maar vooral onvruchtbaar is geworden.
Het
is op dat punt dat ik Gaston Meskens, Gaston de Pawlowski en Paul Otlet in het
geding breng, maar ook met groot genoegen het verhaal over melancholie omtrent
de imperfectie der dingen belichten mag. Ik was er dus bij, daar in Gent en zag
helaas maar een deel van de film "A journey in the land of the 4th
dimension" waarna Gaston Meskens en vervolgens een gastspreker[i] ons
met Paul Otlet en Gaston de Pawlowski lieten kennismaken. Eens te meer blijkt
dat wie het over Europese cultuur heeft, wel op heel vreemde paden terecht
komen kan en toch, het blijft een boeiende ontdekkingsreis. De gastspreker, Paul Ghils, hoofdredacteur van het tijdschrift Cosmopolis, sprak over de vele pogingen van Paul Otlet om een wereldstad te bouwen.
Paul
Otlet wilde de wereld overzichtelijk maken, als hulp voor onze eigen
oriëntatie. Ik weet niet of het klopt, maar het staat me voor dat als men
vroeger in het metrostation Rogier afdaalde, dan vond men ook een wegwijzer
naar "Mundaneum", maar navraag of verder speuren leidde naar gesloten
deuren. Intussen heb ik wel eens die documentaire van Tegenlicht zien passeren,
want Otlet was een Belg, maar slechts weinig mensen hebben zicht op zijn
bevlogenheid. Dat hij het Universeel decimaal systeem ontwikkelde, zal u noch
mij zomaar bekend zijn, dat hij een systeem ontwikkelde op steekkaarten, met
verwijzingen en omschrijvingen van alle beschikbare kennis anno 1910 en later,
getuigt volgens sommigen van waanzin, maar elke encyclopedist heeft die ambitie
en Otler wilde dus een dimensie toevoegen aan de aard van de encyclopedie en
bedacht iets dat tussen digitale zoekmachine en wikipedia staat.
Het
zou gek zijn, mocht zo een benadering een definitief karakter krijgen, maar
voor zover ik Gaston Meskens begreep, was het precies de gedachte het systeem
op to date te houden, met alle complexe verbindingen tussen onderwerpen als
randvoorwaarde maar dat moet ook nog menselijk mogelijk zijn. Vandaag kan men
zich wel eens gefrustreerd voelen omdat de zoekmachine niet altijd die
informatie voorop zet die je zelf zou willen, maar precies die dingen laat
prevaleren die je vertrouwd zijn. Kennis verzamelen betekent precies je eigen kleine
eilandje uit te breiden met nieuwe brokjes, stukjes en inzichten, waardoor de
oceaan van onbekenden er niet kleiner wordt, maar toch iets beter toegankelijk.
Met
Otlet zitten we ook een sfeer die bij de herdenkingen van WO I totaal over het
hoofd wordt gezien: de pogingen vrede mogelijk te maken, door allerlei
verbanden tussen staten te ontwikkelen. Auguste Beernaert ontving in 1909 de
lauwerkrans voor de vrede en in 1913 de Belgische senator Henri la Fontaine, die
zich inzette voor internationale arbitrage en alles wat ermee te maken heeft,
maar uiteraard bleek in augustus 1914 dat die arbitrage, als puntje bij paaltje
kwam niet van de grond kwam omdat de kandidaten onwillig waren. Historici die
het bouwen van het Vredespaleis in den Haag in 1913 een onbelangrijk gegeven
vinden, vergeten dat er toen heel wat schoon volk bezig was met de vrede.
Philipp
Blom beschreef in zijn boek "de Duizelingwekkende jaren" hoe tussen
1900 en 1914 vele evoluties over elkaar heen buitelden en een totaal nieuwe
samenleving, nieuwe cultuur tot stand kwam en maar weinig mensen hadden een
zicht op het geheel. Mensen waren in hun eigen vakgebied enorm gedreven nieuwe
inzichten te verwerven, maar bleken in het maatschappelijke leven veel minder
geneigd de normen en waarden ter discussie te stellen. Men was niet eenduidig
conservatief dan wel progressief, al waren er wel die bevroedden dat de
tomeloze ontwikkelingen in wezen ook onbeheersbaar werden. Het komt mij voor
dat we Paul Otlet in deze samenhang uitstekend kunnen situeren als een man die
bedacht dat we alle kennis best goed gestructureerd ontsluiten, wat tot zijn
Mundaneum leiden zou. Dat project werd door Albert I ook wel gesteund, maar de
Belgische regering had er blijkbaar geen oren naar en toen in 1940 de Nazi's en
de Militärverwaltung het voor zeggen kregen, was het afgelopen. Otlet zou de
bevrijding nog net beleven, maar de nieuwe tijd niet meer zien ontluiken.
In
die periode voor WO I, maar met Blom en anderen ben ik geneigd het tijdperk
niet te beschrijven vanuit het perspectief van de Dertigjarige Oorlog die erop
volgde, of zelfs vanuit WO I, maar vanuit de duizelingwekkende vorderingen die
men maakte en dan wordt het interessant te zien hoe schrijvers, denkers
twijfelen tussen optimisme en doordrongen te zijn van de gevaren die opdoemen.
Technologisch leek alles in beweging, de menselijke verhoudingen zoals
bijvoorbeeld in "De man zonder eigenschappen" (Robert Musil) aan bod
zou komen. In 1912 verscheen er een toekomstroman, een utopische dan wel
dystopische roman van Gaston de Pawlowski, waarin in 52 hoofdstukken
"Voyage au pays de la quatrième dimension" waarbij die vierde
dimensie in de visie van Gaston Meskens voor kwaliteit kan staan. Naast hoogte,
lengte en breedte dus is er ruimte voor een vierde dimensie, zoals Einstein in
1905 stipuleerde en in 1915 verder uitwerkte. Hoewel de filosoof Meskens aangaf
dat het boek van de Pawlowski schier onleesbaar zou wezen, kan men er niet
onderuit dat dit boek wel eens kan aansluiten bij de grote discussies die toen
aan de gang waren en waar Karl Kraus het zijn zou aan toevoegen. Kraus schreef
met "De laatste dagen der Mensheid" een stuk, werk waarin hij de
wezenloze domheid van de mens aan de kaak stelde, die domheid die ook voortkwam
uit het geloof van eigen voortreffelijkheid, politieke berekening en
moderniteit - zij het dat Kraus zelf niet per se tegen nieuwe vindingen en
bevindingen gekeerd was.
Gaston
Meskens vergaste ons met zijn inleiding tot Paul Otlet en Gaston de Pawlowski
vanuit een heel eigen invalshoek, op een nogal onverwacht perspectief: de
melancholieën van moderniteit. De moderniteit roept namelijk iets op wat velen
er zeker niet in zouden zoeken of vinden, het onvolmaakte want betekent
moderniteit in se niet het volmaakte en perfecte realiseren, de volmaakte
wereld, de maakbaarheid... Het was in "Berg en Dal" dat ik Meskens
hierover hoorde spreken en ik vond, vind het een teken des tijds dat mensen
zich over de onvolmaaktheid gaan buigen, de onvolmaaktheid van de dingen,
mensen, het leven en dus ook van de moderniteit. Wat melancholie historisch
betekent, legt Gaston Meskens uit, want ook ik denk dat die geschiedenis van
melancholie en melancholieën behartigenswaardig is.
Het
probleem, zo las hij ook donderdagavond op, met moderniteit is dat het zoveel
wil, rationaliteit, veiligheid, efficiëntie, voorspelbaarheid en competitie,
maar dat beeld is onvolkomen...
"That
picture is incomplete, as it overlooks the early signs of "reflexivity as
an ethical experience of socially-critical individuals and groups, and of the
state of melancholy in which they operated. Understanding modernity is
understanding the melancholy of resistance against modernity in modernity".
(Gaston
Meskens, 4 maart 2015)
De
maakbaarheid en het streven naar beter, de competitie de beste te zijn, laat
onverlet dat mensen hun eigen handelen gaan heroverwegen, reflexief en tot een
ethische evaluatie komen. Paul Otler, zo begreep ik, probeerde binnen het
project van moderniteit waar hij het zijne toe bijdroeg op ethische gronden de
beschikbare kennis als "mere data" te presenteren, zonder
waardeoordelen, maar vooral om mensen toe te laten er een weg doorheen te
vinden. In die zin was Otlet dus overambitieus want hij wilde alle data, alles
wat geweten was, ontsluiten, maar hij weigerde sturend op te treden. Marinetti
en diens medestanders, die het futuristisch manifest presenteerden, ook in 1912
stonden aan het andere einde van het spectrum: alles vernietigen om iets totaal
nieuws uit te bouwen.
Ik
dacht ook nog aan Gabriele d'Anunzio, die in 1919 in Fiume zijn republiek
oprichtte, dat ook een vorm wilde zijn waarin de moderniteit, na de ervaringen
met de oorlog, gerealiseerd kon worden. Het valt op dat vandaag die cultuur die
tijdens de lange negentiende eeuw als een wisselwerking tussen technische en
wetenschappelijke modernisering enerzijds en ethische reflectie anderzijds
vrijwel onbesproken blijft. Natuurlijk houden we van Gustav Klimt, van Gustav
Malher ook, maar het is precies in Dood in Venetië, 1909 dat Thomas Mann ons
laat zien hoe een mens door diepe melancholie en de hoop even iets van de gloed
van het volle leven te proeven, geraakt
kan worden als een eigen bijdrage aan die moderniteit, zonder intrinsiek modern
te zijn.
Ik
weet niet of Gaston Meskens mijn cultuurhistorische bejegening zal waarderen, maar
omdat zijn benadering van het moderne, waarin melancholieën hun plaats hebben,
ook refereert aan wat Hesse deed in "Het Kralenspel" moet men wel die
benadering en presentatie van Otlet linken aan de ambiguïteit waarmee mensen de
moderne samenleving en mogelijkheden tegemoet treden. Men houdt aan de voordelen
ervan, de verbeteringen, maar beseft dat er iets ontbreekt, dat het nog niet af
is, wellicht ook nooit volmaakt kan worden. Dat is wat Jozef Knecht deed
besluiten zijn ambt van Magister Ludi neer te leggen en een jongeman, verloren
in de "wereld", dus niet opgevoegd en gevormd in de discipline van
Kastalië, de provincie van verfijnd doch steriel kennen, weten, spelen, zelf te
gaan vormen, niet enkel met kennis, met meditatie, maar er iemand van te maken,
van die jongen, dat hij opnieuw deel kan hebben aan het volle leven. Jozef
Knecht sterft nog voor hij die taak kan opnemen, als hij een koud bergmeer in
duikt en gegrepen wordt.
Frapant was dus ook de uiteenzetting over het bouwen van een wereldstad, niet om te heersen, maar om de communicatie te verbeteren. De gastspreker Paul Ghils* liet daarvan een aantal mooie plannen zien en hoe zelfs Linkeroever (Antwerpen dus) bijna zoiets had mogen herbergen. De overheden hadden er niet zo heel fiducie in. De
pogingen van Otlet om een wereldstad te bouwen, bleven me bij, omdat ze zozeer
weer uitdrukking geeft aan een modern streven naar organiseren, vervolmaking en
finalisering. Eerst waren de plannen nog geënt op de eclectische architectuur
van de late negentiende eeuw, waaraan in ons land Louis Delancerie vorm gaf,
onder meer in het Centraal Station te Antwerpen, maar door contacten met le
Corbusier ontstond een nieuwe beeldentaal. Even zou men eraan gedacht hebben op
Linkeroever zo een nieuwe internationale stad te bouwen. Maar de politici
wilden er niet aan, eerder uit angst de publieke opinie te schofferen, dan
vanuit overwegingen over de werkbaarheid van zo een internationale stad, waar
alle naties zouden aanwezig zijn en proberen de wereldvrede te bewaren.
Lijstjes
van bekende Belgen, Nederlanders, Duitsers, van de beste schilders, de
volmaaktste componisten etc. verzinken in het niet als men aan zo een avond
deelneemt en de hele discussie over moderniteit vanuit die invalshoek bejegend
ziet. Willen we wel modern zijn? Velen zullen vlijtig ja knikken. Kunnen we het
ook? Velen zullen het geloven, maar absoluut modern te zijn, het is altijd
stuk- en mensenwerk, onvolkomen.
Bart
Haers
Het
hele project en de discussie over "Le Monde, Essay d' Universalisme"
het laatste essay van Paul Otlet heb ik hier niet verder uitgewerkt, omdat ik
dat eerst zou willen lezen. Maar hopelijk wekt het bovenstaande wel uw
interesse voor uw bijdrage.
Voor
het gesprek van Gaston Meskens bij Berg en Dal op Klara, http://radio.klara.be/radio/10_herbeluisteren.php?code=BER
* http://www.cosmopolis-rev.org/en/
[i]
Helaas kon ik de naam niet direct terugvinden, maar krijg ik de aanwijzing, dan
verdwijnt deze voetnoot vanzelfsprekend.
Reacties
Een reactie posten