De Zevende dag en het onderwijsdebat
Dezer
Dagen
Het onderwijs en de
emancipatie
gelijkheid en sociale mobiliteit
Zondag ging het over onderwijs
in het wekelijkse magazine "de zevende dag" en het was helaas geen
hoogvlieger. De fundamentele discussie werd niet aangesneden: moet onderwijs mensen
helpen eigen wegen te bewandelen of moet het een instrument worden, zijn om
gelijkheid te bevorderen. Het ene leidt
ertoe dat velen voldoende kennis en inzicht meekrijgen om hun eigen weg door
het leven vorm te geven, het andere lijkt me blijk te geven van een gebrek aan
ambitie en wellicht ook tekort te schieten als het over immanente
rechtvaardigheid gaat.
De moeilijkheid is dat we
vandaag door allerlei rapporten gewezen worden op de tekortkomingen van ons
onderwijs, maar de relevantie van het onderzoek, de methodologie komen zelden
of nooit aan de orde. Het gevolg is dat men zonder blozen enormiteiten
verkoopt, zonder dat er ook maar een begin van discussie over de correctheid op
gang komt. Wat is de betekenis van onderwijs voor een individu? Hoe vertaalt
zich het verschijnsel dat er bij elke geboortecohorte tot meer dan 50 % een
hoger onderwijsdiploma halen? Maar wat betekent dat voor de arbeidsmarkt, voor
onze manier van leven? In de hele discussie over de onderwijshervormingen
steekt veel energie om theoretische aannames verkocht te krijgen. Maar men moet
wel begrijpen, denk ik, dat als ouders al willen dat al hun kinderen of jurist
of dokter worden, men dan wel de samenleving heel veel schade zou toebrengen.
Wie laat ons keihard genieten van onze tuin? Wie zorgt ervoor dat de lichten
veilig branden in huis? Wie zorgt voor de groenten en de drank? We leven in een
samenleving waar veel mensen zeer verschillende doen moeten opdat we het met
zijn allen goed zouden hebben. Men zegt dat we te weinig mensen opleiden voor
de verpleging in onze ziekenhuizen en zeker bij de diensten spoedeisende hulp
zou er een dramatisch tekort bestaan. Maar worden we niet dagelijks
geconfronteerd met berichten over de leeghoofdigheid van cafébazen, de
gebrekkige dienstverlening in kinderdagverblijven? Het leven in Vlaanderen
lijkt een hel, terwijl we nauwelijks onze zegeningen kunnen tellen. Het
onderwijs kan dus maar beter de diversiteit aan beroepen weerspiegelen. Maar
hoeveel van die intellectuelen hebben respect voor de mensen die de kantoren
komen poetsen?
Ik denk, zonder op het
welnemen van wie dan ook te wachten, dat men zich de afgelopen decennia inzake
onderwijs zeer vergist heeft. Men wilde iedereen algemene vorming geven, ook
jongens en meisjes die vooral een boterham willen verdienen of die plezier
hebben in het leggen van buizen voor centrale verwarming of die er veel
genoegen in scheppen mensen te verzorgen. Men moet mij niet komen zeggen dat
het anders is, maar men vindt dat die mensen zich nergens op moeten laten
voorstaan en dat lijkt me fout.
We hebben een mensen nodig met
veel verschillende vaardigheden om het samenleven goed mogelijk te maken, dus
ook ambachtslui die trots kunnen zijn op hun werk. Want als het goed gaat,
merkt men, zijn er die later verder gaan, nadat ze een basis gelegd hebben.
Intellectuelen die vinden dat gelijkheid voorop moet staan vergeten dat dit
mensen onrecht doet en dat onderwijs mensen kan helpen hun eigen weg in het
leven te vinden. Iemand als Alfons De Ridder, ook gekend als Willem Elsschot
werd een gerespecteerd burger, welstellend, los van zijn literaire verdienste
omdat hij als gewiekste zakenman de vraag naar passende publiciteit voor zijn
klanten wist in te vullen en omdat hij enigszins vooruitziend een monopoliepositie
verwierf voor kiosken in de stations. Hij was niet alleen, maar de segmentering
van de markt zorgde dat hij wel degelijk een goed cliënteel had en mooie
revenuen mocht incasseren. Maar op college en/of atheneum lukte het hem niet
tot de rethorica het hele curriculum met vrucht af te werken. Ook Jacques Brel
bleef steken maar beiden waren meer dan succesvol, de een als deeltijds
schrijver, dan ander als voltijds zanger en tekstschrijver..
Maar hoe boeiend deze mensen
zijn, ze verhinderen te zien dat mensen hun eigen waarde en betekenis hebben in
hun kleine kring en dat men daar niet laatdunkend over moet doen. Cultuur is
belangrijk, maar mensen die in de land- en tuinbouw werken, een eigen bedrijf
uitbaten zijn net zo belangrijk als de dokter in de hoofdstraat, de landmeter
of de griffier bij het provinciebestuur. Waar we beroepsmatig terecht komen is
dan nog een goede tweede vraag.
Maar waar moet het onderwijs
dan op mikken? Op talent, zegt men, maar dat zegt niets. Het punt is dat
jongeren hun talenten moeten ontdekken en dat ze vervolgens ook de
volhardendheid aan de dag moeten leggen om de eindmeet te halen. Voor mensen
met achtergronden buiten de Europese tuin, kan die kwestie moeilijk zijn, al
mag men niet zeggen dat migranten uit Marokko of Turkije, Kosovo of Vilnius
niet zouden beseffen wat voor een kans dat degelijke onderwijs is. Nog eens
moet ik verwijzen naar de heer August van Istendael, die niet voor school in de
wieg gelegd was, wiens ouders in Sint-Truiden ergens in de marge leefden, er
geen idee van hadden dat hun zoon ooit in Chili en Buenos Aires een geziene
gast zou zijn. Maar toch, zonder de toewijding van een kapelaan had hij
waarschijnlijk zijn lagere school nauwelijks afgemaakt. Kinderen beginnen lang
niet altijd spontaan te studeren, maar naarmate de jaren hen kneden, leren ze
er plezier in te vinden of niet.
Zou het kunnen dat men zo zit
te zeuren over GELIJKHEID, omdat men niet goed weet wat het is respect op te
brengen voor wie anders is, andere dingen doet. Een psychiater vertelde me ooit
dat hij niet graag met collegae op stap gaat, omdat ze altijd maar, soms met
galgenhumor, over psychopathologieën spreken, terwijl een collega van hem
liefst niet met gewone mensen aan tafel zat, want dan werden hem de oren van
het hoofd gezaagd. Nu ja, de verleiding is wel eens groot wanneer er een
specialist of expert aan tafel zit, hem of haar de oren van het hoofd te zagen
en te bomen over zijn dagelijkse kwellingen. Maar anderzijds, mits enige takt
kan men wel goede gesprekken op gang krijgen, behalve over geschiedenis of filosofie,
want daar meent iedereen alles over te weten.
Het punt is dat men mensen in staat moet
stellen na een opleidings- en vormingsproject zelfstandig te leven. Kijken we
goed om ons heen, dan lukt dat vaker dan men ons wil doen geloven. Maar het is
wel zo dat er bijvoorbeeld in het ASO een aantal richtingen zijn ontwikkeld, die
noch de talenten aanspreken noch een echte vorming en opleiding lijken te
brengen. Is het erg dat iemand die hout- en bouw deed in het Beroeps secondair
onderwijs niet naar de universiteit kan? Tegelijk zien we dat men jonge leraren
m/v niet zomaar kan vertellen dat men lankmoediger zijn met deze of gene
leerling. Onderwijs moet leerlingen dan wel niet harden, ze moeten wel leren
dat het zonder leren niet altijd kan. Voor de een is wiskunde onverwerkbaar en
anderen gaan van begin af aan spelen met stellingen en bewijzen.
Sinds de jaren 1960 heeft men
de idee gevormd dat men geen elites zou nodig hebben, maar er heeft zich een
intellectuele, politieke elite gevormd die andere inzichten graag als
ketterijen afserveert en dus de dragers ervan voor domoren houdt, voor grenzeloos
geborneerde kleinburgers. Neem nu de
discussie over het onderwijs en de onderwijshervormingen, waarbij men alleen
vooruit wil, maar waar het om gaat, dat is dat onderwijs zowel maatschappelijk
van belang is als in het individuele leven meer met zich brengt dan het
verdienen van het dagelijks brood.
De pedagogie? Tja, dat ook is
zo iets, want het wil wel wat zeggen dat men de vorming van mensen volgens
vaste methodes zou kunnen realiseren, want ook betekent het dat er een vaste
vorm van zo een goed opgeleid iemand zou bestaan. Natuurlijk is er nood aan
methodes om wiskunde of Latijn over te dragen, muziek of houtsnijkunst, maar
ook om te leren zien hoe men een betrouwbaar circuit in een huis kan aanleggen
voor domotica of gewoon de lichten te laten branden. Heel veel over debat over
passende pedagogische benaderingen wordt er overigens ook niet gevoerd, behalve
dan dat het niet traumatisch mag wezen. Het blijft de zaak van experten, want
mensen, gewone mensen begrijpen dat niet, terwijl zij in grote aantallen
geschikte burgers en oplettende jongens en meisjes aan de wereld schenken, na
20 jaar of meer zorgen, natuurlijk. Hier komen we vanzelf terecht bij mensen
als Boris Cyrulnik, bij Richard Sennett en Susan Neiman, die elk op hun manier
juist wel in het gezonde inschatten van het leven door gewone mensen moet
vertrouwen. Meer nog, zij laten elk op hun manier zien dat een expert niet
enkel zijn vakgebied moet overzien, maar ook proberen aan de weet te komen hoe
dat past in een breder kader.
Inzake onderwijs zien we dat
men wel eens vergeet dat kennis verwerven en leren weer te geven wat we vandaag
geleerd hebben of vorig jaar of... altijd weer een stuk training vergt,
oefeningen. Men wil daarbij niet erkennen dat het schrijven van opstellen of
verhandelingen, redevoeringen in sommige scholen helemaal van het programma is
verwijderd. Het thuis is leren werken, lijkt sociaal niet correct omdat sommige
leerlingen dat niet kunnen. Terwijl het net een voorwaarde kan zijn om een
eigen toekomst vorm te geven.
Ik vond het hele gesprek, de
verschillende onderdelen vooral gericht op het doorduwen van de idee dat
onderwijs gelijkheid moet bewerkstelligen, alsof het niet onbillijk zou zijn
dat hard studerende jongeren die ook een sociaaleconomische achterstand kunnen
inbrengen, niet te honoreren, want daar gaat het om, dat men inspanningen,
verdienste ook maar beter kan erkennen. Of schoolmoeheid voorkomen wordt door
de keuze uit te stellen, blijft onzeker. De ideale student deed ASO? Natuurlijk, want
de opleiding heeft geen andere finaliteit dan voor te bereiden op hogere
studies. Maar is student worden de enige rite de passage voor een geslaagd
leven? Men blijkt hiermee het eigen uitgangspunt te negeren, want alleen de
ideale student deugt? Niet dus. Goede ambachtslui, goede, loyale werknemers
krijgen van de bazen en respect en betere verloning, als de werkgever zelf
deugt natuurlijk.
Het is maar omdat wie om zich
heen kijkt en volop in het leven staat, merkt dat men niet gestudeerd hoeft te
hebben om een goed en voldoening schenkend leven te kunnen leiden. Mogen
studeren hangt inderdaad samen met voorrechten... niet altijd per se zou dat zo
zijn omdat papa apotheker of advocaat is, maar wel omdat ouders het van belang
achten en daarom stimuleren. Maar allerlei mensen menen dat ouders er niet de
boterham of minstens het beleg voor uit de mond hoeven te sparen. Er zijn
mensen die menen dat het geen financieel voorrecht mag zijn, maar er zijn
genoeg zoontjes van welgestelde burgers die het zeer moeilijk hebben om in hun
schoolloopbaan te slagen en met succes hogere studies af te leggen. Maar goed,
er zal altijd wel 15 % van de mensen het minst welgesteld zijn en dus arm.
Betekent dat volkomen behoeftigheid? Soms wel, maar sociologen zien niet altijd
dat dit soms tijdelijk is, erkennen de factor weerbaarheid noch veerkracht. Ook
voor de kinderen kan de negatieve thuissituatie een stimulans zijn om het goed
te doen op school.
Het is dus overduidelijk dat
de uitgangspunten en doelstellingen van de onderwijshervorming niet enkel voor
jonge mensen, leerlingen, maar ook voor de samenleving bedenkelijk zijn. Het
grote verhaal gaat over het toelaten dat jongeren zich te ontplooien, of ze nu jenever
willen stoken of verteller van verhalen over wulpse vrouwen in een donkere
huid. Maar ook "gewone" mensen hebben voor anderen een grote, soms
onvervangbare betekenis en dat vergeet men in de wandelgangen van pedagogen en
sociologen. Sociologie kan best boeiend zijn, maar het moet dan nog altijd over
de samenleving en mensen gaan zoals die is, zijn, want anders jaagt men een
ideaal na dat mensen ernstig tekort kan doen en dat lijkt men, ook in deze
aflevering van de zevende dag weer eens vergeten: morele helderheid.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten