dromen die we niet afdoende willen
Dezer
Dagen
Radicale vernieuwingen
vergen buitenbeentjes
over Samuel Sarphati
Op de radio kon men horen hoe
de radicale vernieuwingen bij bosjes werden aangereikt. Bas Heijne werkte een
onderzoek onder de titel "de volmaakte mens" waar men pleit voor
doorgedreven hanteren van IVF om de eugenese praktisch uitvoering te geven en
dus meer volmaakte mensen op de wereld te zetten. Alsof onze natuur, het genoom
dat we meekrijgen alleen verklaren kan hoe ongelukkig we zijn met dit leven, al
zal er wel eens eentje zijn die wel gelukkig is met het eigen bestaan en dat
van anderen. De idee van de volmaakte mens helemaal in de technische en
technologische orde onder te brengen roept overigens ook nog andere vragen op.
Het punt blijft dat we de kwestie van de cultuur als sturend en vormend element
onbetrouwbaar vinden, zodat we anderen, vooral anderen willen kunnen aansturen,
met nieuwe medische technologie. Dat het leven van volmaakte mensen wel eens
saai, doodsaai of dodelijk saai zou kunnen uitpakken, lijkt men niet in
overweging te willen nemen.
Zouden we tegen
wetenschappelijke vooruitgang zijn, dan zou ons verhaal er wel anders uitzien,
maar het blijft de vraag of we geloven dat we elke nieuwe technologie alleen
maar goed of alleen maar fout kunnen vinden. Niet zo lang geleden schreef ik
iets over het toonbaar maken van mensen die met een hazenlip geboren waren en
hoe chirurgen erin slagen het gelaat zo te bewerken dat de persoon in kwestie
er minder getekend uit zou zien. Het is een prachtig voorbeeld van vooruitgang
in een domein, maxillo-faciale chirurgie. Er zijn er vele andere die het leven
van mensen kunnen verbeteren. Maar dezer dagen willen sommigen ook het
onderscheid tussen medische zorg ter genezing en de mogelijkheden tot
verbetering opheffen of liever, aan dat veredelen van de soort meer aandacht
besteden. Maar zal dat helpen voor een beter leven? Uiteraard, het eerste dat
men zich dan wel afvragen moet: wat is goed leven? Wat is een beter leven dan
wat we nu hebben en hoe geven we dat vorm.
Er zitten heel knopen, zelfs een
paar gordiaanse, die we niet zomaar weten op te lossen, want het blijft dus
gaan om iets bijzonders, de "condition humaine" waarbij, zoals Trudy
Dehue aangeeft het onwrikbare geloof in de mogelijkheid betere mensen te maken
ons als een fata morgana voor ogen zweeft. Moet men dat willen? Als men
onregelmatigheden in de hormonenhuishouding onderkent, dan kan men die wel
optimaliseren met regelmatige doses van het ontbrekende stofje. Maar tegelijk
zijn het dat soort verworvenheden die de kwaliteit van leven voor velen
opmerkelijk verbeteren. Daarom moet men ook niet zomaar medische vooruitgang
afwijzen, wel moet men bekijken hoe het welbevinden van velen erop vooruit kan
gaan. Het gaat niet over juist of fout, acceptabel of niet, maar om wel zeer
complexe afwegingen.
Wat zich op het terrein van de
medische vooruitgang voordoet, heeft dan ook nog eens gevolgen voor de
betaalbaarheid van de gezondheidszorgen en dan komen we opeens in een
mijnenveld terecht waar een onoverzienbaar aantal betrokkenen, van patiënten
tot gezondheidseconomen mee te maken hebben. Maar uiteraard spelen de
ziekteverzekeraars ook nog eens hun riedeltjes en verder heb je nog de
producenten van medisch materiaal, medische instrumenten, ziekenhuizen en
allerlei praktijken van huisartsen en specialisten. Nemen we dit alles in ogenschouw,
dan merken we dat het besluitvormingsproces bijzonder complex is en moet zijn
teneinde alle belangen te honoreren zonder de andere in het gedrang te brengen.
Nemen we dus maar aan dat het politieke debat omtrent gezondheidszorgen al heel
wat voeten in de aarde heeft. Mogen we dan spreken van een complex landschap?
Tegelijk is dat slechts een
deelgebied waar de overheid, dus ook de politici, regeringsleden en
vakministers, de betrokken administraties en de ziekteverzekeraars elkaar
voortdurend ontmoeten. Is dit dezer dagen een belangwekkend deel van het
overheidsoptreden, dan komen we vanzelf bij de vraag wie nog het overzicht
heeft of houden kan over het geheel. Wat staat ons voor ogen als we die term
laten vallen? Moeilijk te zeggen en daarom blijft het merkwaardig dat men
gelooft dat men op alles moet ingaan en het beleid alle aspecten van het leven
zou moeten dichttimmeren. Maar als dat zo is, dan moet dat ook nog eens publiek
worden gemaakt en moeten u en ik bij machte zijn het allemaal te verstouwen.
Een pleidooi voor een zekere
onbestuurbaarheid als aanvaardbaar alternatief voor het huidige streven op
alles beleid los te laten, zou vreemd klinken, als we niet de vraag al vaker
gesteld hadden of de overheid alles kan oplossen. Paul Frissen pleit er toch
voor dat de overheid niet alle kwesties zou proberen op te lossen en wettelijk
te regelen. Natuurlijk, de wet en de rechtsorde verzekeren mensen/burgers van
hun rechten, terwijl het tegelijk ertoe kan leiden dat machtsverhoudingen
binnen de samenleving scheef getrokken raken, omwille van verschillende
betrokkenheid waarbij niet iedereen op de hoogte blijven kan. De kennis die
nodig is om zelf keuzes te maken, zoals men graag iedereen voorhoudt als een
ideaal, bereikt niet elkeen en tegelijk is niet iedere persoon bij machte alle
facetten ervan te doorgronden. Kunnen wij dat, kan ik dat? Niet vanzelf net
zomin als ieder ander en het is zaak bijzonder goed geïnformeerd te wezen. Maar
welke informatie doet ertoe? Of moeten we ons vooral met opinies voeden? Ieder
zijn meug en toch, als we het medialandschap overschouwen, dan ontdekt men dat
er veel aandacht is voor de politieke conflicten en de politique politicienne
terwijl visies en beleidsdebatten die een langere termijn overbruggen ook voor
de media weinig relevant lijken, tenzij ze goed ideologisch ingebed werden. Wel
zien we dat elk probleem met regelgeving werd opgelost, of althans, dat hoopte
men.
Doorgedreven regelgeving werd
intussen wel onderkend als probleem, maar het zou hier fout zijn de schuld in
de schoenen van politici alleen te schuiven, waarbij we niet nalaten te melden
dat ze altijd wel in zijn voor wat steekvlampolitiek. Het punt is dus, denk ik,
dat men bij de regelgeving kan overwegen niets te doen, ook al is de vraag uit
het veld of vanwege burgers nog zo groot. Als we kijken naar het in stand
houden van de rechtsorde, dan voelt men aan, denk ik, dat de regelgeving het
werk van de staande en de zittende magistratuur niet vereenvoudigd is en dat de
rechtsvinding vaker dan men wenselijk acht doorkruist wordt door
procedurekwesties. Natuurlijk vergt de rechtsstaat meer dan alleen maar wetten,
maar ook passende procedures om de wet behoorlijk te handhaven, maar tegelijk
kan het neveneffect van deze wetgeving eigenaardig uitpakken, zoals in een
aantal geruchtmakende zaken is gebleken. Juist, ze maakten gerucht omdat ze
leidden tot onverwachte uitspraken, vrijspraak... Maar de rechtsorde werkt maar
als we de princiepes, de spelregels accepteren en daar mangelt het vandaag aan,
in die zin dat men door voortdurend nieuwe regelgeving te ventileren in feite
ook de spelregels verandert. De wetgever heeft bovendien individuele burgers veel
macht, voor wie het wil en kan, door de drempel tot de Raad van State zo laag
te houden, terwijl de Raad van State alleen met "Ja" of
"Neen" kan antwoorden. De motivatie mag nog zo met redenen omkleed
zijn, het blijft voor het algemeen belang niet zozeer hinderlijk als
disproportioneel dat men zomaar als eenling een groot project kan tegenhouden.
Democratie vergt ook dat we aanvaarden dat grotere projecten - die ons direct
of indirect ten goede komen - uitvoering krijgen. Mag men dan de eigen belangen
niet verdedigen? Natuurlijk, maar het valt dan wel op dat we dit spel wel moeten
aanvaarden en tegelijk begrijpen dat, naar Jean-Jacques Rousseau het algemeen
belang het best gediend wordt als we de volonté générale respecteren: de
meerderheid beslist. Maar het probleem van de valbijlprocedure bij de Raad van
State laat zien hoe complex de afwegingen worden, tussen het individuele en het
gemeenschappelijke. Die mensen die protesteren tegen de bouw van een
noodzakelijke ontbrekende link kunnen zich wel buitenbeentjes noemen, maar ik
denk dat ze zichzelf flatteren.
Kan men de machtsverhoudingen
voor eens en altijd vastleggen? Wie dat zou wensen, moet weten dat dit na
verloop van tijd wel tot grote spanningen zal leiden. Men kan tijden van stabiliteit in de
geschiedenis lang niet altijd onderkennen, omdat ze doorgaans in de
vergetelheid verdwijnen. "Les peuples heureux n'ont pas d'histoire, la
félicité n'écrit guère et préfère chanter". Met dit citaat kunnen we
vooral vaststellen dat de afgelopen decennia de indruk wekken dat er weinig
gebeurd zou zijn dat ons bestaan hemelbestormend veranderde. Maar het punt is
dat veel historiografie, vooral de beknopte versie blind blijft voor de
veranderingen in de Franse samenleving tussen 1713 (verdrag van Utrecht) en 1774, toen Louis XVI koning werd. Men kan
spreken over de (verloren) oorlogen, maar als men kijkt naar demografie, de
groei van de koopkracht, de organisatie van het transport van goederen en
mensen, de toenemende scholarisatie, hoe rudimentair ook, dan merkt men dat het
land in die periode van 50 jaar een enorme groei gekend heeft, waardoor de
maatschappelijke verhoudingen, ook dus de machtverhoudingen heel erg veranderd
waren. Men kan mij met enig recht verwijten opnieuw te verwijzen naar
Frankrijk, maar ook in andere ander
regio's in Europa, zoals Vlaanderen, regio's in Duitsland, rond Frankfurt,
Keulen... die ook later mee de opgang van het continent concreet zullen
realiseren. Engeland en Schotland kennen in die periode ook hun
landbouwrevolutie en voor veel Schotten betekende dat ze niet in het thuisland
konden blijven. De vele Schotse geleerden, ondernemers, pioniers in de Britse
kolonies kan men anders moeilijk verklaren dan door een onevenwicht tussen de
demografie en de landbouweconomie. Overigens, ook de stoommachines werd door
een Schotse technicus op punt gesteld.
Ook de afgelopen 70 jaar heeft
Europa een tijd van soms gespannen vrede gekend, waarbij de vrede gewapend was
en een deel niet echt kon profiteren van de stabiliteit, omdat het
stalinistische systeem niemand echt loon naar verdienste wenste te geven -
alleen voor het partijkader, sportlui en andere uitgangborden van het systeem. Men
kan zich 25 jaar na het einde van die regimes niet voorstellen dat men dat niet
in kaart brengt bij het beoordelen van de geschiedenis van het nieuwe Europa.
Tegelijk moeten we vaststellen dat bijvoorbeeld in het UK een deel van de oude
blanke arbeidersklasse helemaal onderuit is gegaan. Het breken van de macht van
de vakbonden, waar de IJzeren dame zich zo voor inzette, verborg iets wat
tijdens de zogenaamde crisisjaren na 1974 zo intens werd aangenomen: de vrije
markt moet gered, maar die vrije markt is geen idool, is niet iets dat op
zichzelf werkt, maar dat door mensen aangedreven wordt. Waar wij diensten
leveren, aanvragen, goederen kopen en verkopen werkt de markt en dat verloopt
lang niet altijd met de beste inzichten, lees de meest rationele, maar soms
blijken ze, hoe gek ook, soms wel beter. De overtreffende trap van best, dat
weten we, blijkt vaak nonsens. Maar tegelijk, hoeveel zaken zijn er niet tot
stand gebracht, ondanks het feit dat er maar weinigen in geloofden. Overigens
is wellicht de zwaarste fout van Maggy Tatcher dat ze het onderwijs voor de
minder gegoede klassen ontwricht heeft.
Een voorbeeld van een
buitenbeentje dat ons zou kunnen inspireren: Samuel Sarphati (1813-1866) was
een burger in Amsterdam, een arts en ook nog eens armenarts die de verloederde
stad aantrof zoals anderen, maar die verloedering niet voor lief nam. Zowel de
afvalophaling, de ophaling van beer, de nachtpotten dus en het aanvoeren van
vers duinenwater, met Jacob van Lennep, de ziekenzorg maar ook het paleis van
Volksvlijt en het Amstelhotel staan op zijn naam. Hij bestreed de armoede,
jawel, maar hij had niet de gedachte dat hij dat kon doen door mensen aalmoezen
te geven. Zijn plan van aanpak was veel- zo niet allesomvattend en dat kan men
maar beter goed onder ogen zien: hygiënische maatregelen, zoals we zagen om
onder meer de cholera de wereld en vooral Amsterdam uit te krijgen, maar ook de
algemene levensomstandigheden van de bewoners van de stad te verbeteren, niet
enkel van de armen. Voor die armen wilde hij geen weldadigheid, maar echt werk.
Vergeten we niet dat Nederland pas laat, later dan België aansluiting vond bij
de industriële revolutie en de bevolkingsgroei pas laat geabsorbeerd kon worden
door de industrie. Daarom was het paleis van Volksvlijt zo een schitterende
vondst. Merrkwaardig gevolg was dat Amsterdam, naarmate de sanering vorderde,
de tewerkstelling verbeterde en de stad opnieuw enige glans kreeg, de instroom
van gelukzoekers er alleen maar groter op werd. Sarphati heeft met zijn
totaalaanpak, tegen de zin van het toenmalige stadsbestuur in wel een aantal
mijlpalen neergezet als het gaat om het bestrijden van de ellende. Maar ik weet
niet waarom men hier in Vlaanderen geen aandacht kan opbrengen voor deze figuur
en gelijkaardige initiatieven bij ons. Later zou mevrouw Alette Jacobs als arts
vergelijkbare initiatieven nemen, vooral gericht op het verhaal van de vrouwen.
In dat programma, de IJzeren Eeuw, gemaakt met en door Hans Goedkoop, was ook
sprake van Neel Doff, maar die begon misschien wel haar leven in een
troosteloze kelderwoning, maar finaal werd ze een dame in een villa in Genk en
stierf ze goed verzorgd in Elsene, Brussel. Haar levensloop, zoals Erik Defoort
dat op historiografisch verantwoorde wijze beschreef, laat net zien dat een
triest begin niet alles bepalend hoeft te zijn.
Alleen, als men via regelgeving alles wil vast
betonneren en initiatieven van burgers als Samuel Sarphati onmogelijk maken,
ziet men ook dat burgers zich van publieke initiatieven afhouden. Het kan het
geval wezen dat de overheid best voor publieke investeringen gaat, maar als we
de PPS-structuren bekijken en vergelijken met de initiatieven van Samuel
Sarphati, dan moeten we vaststellen dat als de heer Sarphati er zelf ook wel
beter van hoopte te worden, winst niet
zijn oogmerk was, terwijl dat met PPS wel het geval is. De scholenbouw in
Vlaanderen, van het vrij gesubsidieerd onderwijs was voor 1958 - toen het
schoolpact werd gesloten - werden scholen gebouwd door particulieren, maar de
vraag om schoolbanken liep - de demografische boom na WO II en de democratisering van het onderwijs
gelden hier als verklaring - zodat men vond dat de particulieren niet
overvraagd konden worden. Bovendien verdween de overvloed aan priesters en
zusters die in het katholiek onderwijs de dienst hadden uitgemaakt. De leken
die les kwamen geven vroegen goede salarisvoorwaarden en een duidelijk statuut.
Dat koste ook geld. Men kan zeggen dat als gevolg van de schoolpactwet de greep
van de overheid op het onderwijs sterk is toegenomen en sommigen vinden dat
normaal. Maar in de samenleving ging een
gedachte teloor die we toch naar waarde zouden moeten schatten, dat burgers
zelf hun bijdrage leveren aan het algemeen welzijn. De burgers, die betalen al
te veel belastingen en dat kan niemand ontkennen. Meer nog, politici menen dat
men de belastinginkomsten moet maximaliseren, maar misschien kan dat een
vergissing wezen. Al bij al blijft de kwestie of de overheid zoveel op zich
moet en kan nemen. Sommigen menen dat als de overheid iets niet ter hand neemt,
niemand het zal doen, maar het gevolg is dat burgers, zelfs al doen ze er alles
aan om bijvoorbeeld een amateurorkest in leven te houden, niet echt een
bijzondere waardering verdienen, terwijl ze dat strikt genomen uit vrije wil
doen.
Les peuples heureux et
prospères sont ceux où la loi intervient le moins dans l'activité des hommes et
où l'Etat se fait le moins sentir. Zou dit een uitspraak zijn van Guy
Verhofstadt, we zouden het wel weten, maar ook Verhofstadt wilde laten voelen
dat hij de touwtjes in handen had. Het maxime van Louis Pauwels dateert uit
1984 en geeft weer, denk ik dat de overheid best de ruimte laat aan burgers om
te doen wat hen goed dunkt, wat vandaag wel vreemd klinkt. Het punt is dat
politici menen dat ze hun uiterste best moeten doen, in de kijker moeten lopen
maar intussen veel aan de hogere kaders van de ambtenaren overlaat, omdat elke
wet ook nog uitvoering moet krijgen. De voedselhygiëne? Die wordt met bekwame
spoed gecontroleerd terwijl ik mij niet kan herinneren dat er iemand is
gestorven door opzettelijke voedselvergiftiging in onze eethuizen. Onze
beenhouwerijen, charcutiers, bakkers en banketbakkers sluiten als gevolg
hiervan hun deuren, want we moeten toch goede en veilige gebakjes eten. Sorry,
mijn bakkers doen hun best en vragen terecht wat meer voor hun bavarois of
brésilienne... maar ook de overheid wil dat we goedkoop inkopen, alsof dat
rationeel zou wezen.
De overheid heeft als geheel
van instellingen en voorzieningen een belangrijke rol in het goede samenleven,
maar daar moet niet meer geld heen dan nodig is. Bovendien kan de overheid de
welwillende inzet van burgers overklassen, maar kan beter hun vindingrijkheid
en inzichten zich laten reaiseren. We hoeven geen weldadigheid? Kan wezen, maar
nu die zo schril afgewezen wordt, blijkt ook dat mensen als Marc Coucke zich
afvragen waar het geld dat hen via de belastingen wordt ontnomen heen gaat.
Coucke overdrijft wel eens, maar het is wel zo dat men de burger niet kan
vragen ondernemend te wezen als er niets uit kan voortkomen. Samuel Sarphati
was een specialist in zijn tijd, maar hij deed geen beroep of te weinig op
kantoorklerken. Inderdaad, Adolf Eichmann was een ivjerig ambtenaar, leerde
Jiddisch en Hebreuws, bezocht Jeruzalem en had gesproken met de Groot-Moefti
van Jeruzalem, maar vooral organiseerde hij de transporten vanuit de Europese
gebieden waar Joden leefden naar de vernietigingskampen. Bloed had hij niet aan
zijn handen en hij was een nazi, zonder meer, vooral niet minder. Maar de
banaliteit van zijn daden en dus van het kwaad bestond erin dat hij zijn werk
als gewoon ambtelijk kon opvatten, zonder dat er kwade wil in het spel was of
sadisme in beeld kwam. Adolf Eichmann deed wat naar zijn inzicht moest en was
misschien trots op zijn werk, want het was het gewone bestaan van een
kantoorklerk. Maar niemand zou dat soort werk willen doen, als men de uitkomst
ervan niet wensen kan: een perfect werkende uitroeiingsprocedure. Maar hem
beviel dat zo te zien wel en dat moet ons meer bezig houden, want hoe kan men
andere mensen zomaar als minderwaardig beschouwen, hen niet langer mensen
noemen?
Wie radicale vernieuwingen
wil, moet ook wel nadenken over de modaliteiten en er zich niet vanaf maken met
de gedachte dat de middelen weinig humaan mogen heten. Radicale veranderingen,
vrees ik, kunnen ook de waarde van individuen in het gedrang brengen. Men vindt
België archilelijk, maar er vallen best mooie straatbeelden te vinden en mensen
genieten wel van hun huis, of het nu een kasteel is of een nederige stulp op de
zevende etage. Laten we dus vooral proberen mensen de ruimte te geven om in hun
banale bestaan genoegen te vinden, want anders hebben de buitenbeentjes ook
geen kans. Ik denk hierbij ook wel terug aan twee romans van Gerard Walschap:
Houtekiet en "Nieuw Deps" waarbij die laatste roman ten onrechte
buiten beeld blijft en wat van Walschap met recht een eigentijds auteur maakte
- in zijn tijd. Jacob Houtekiet was evengoed een buitenbeentje, als de
industriëlen in Vlaanderen. Maar goed, die doen er volgens de opiniemakers
dezer dagen niet toe, behalve als ze een Ikea opbouwen of een Ahold, een
Apple... maar er zijn er talloos veel anderen, die ook buitenbeentjes heten en
veel mensen niet enkel een job geven, maar ook, denk ik een leven.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten