Geen geloof meer dat bergen verzet?
Kleinbeeld
Drijvend optimisme vs
geloof in anderen
Morgen levend maken
Aan Rik Torfs
De
bedenking dat en herverdeling opdrijven - omdat het rechtvaardig zou wezen - en
de nulgroei voor lief nemen - omdat we anders deze wereld naar de verdoemenis
helpen - leidt tot somberen, aldus de rector van de KU Leuven (of is het K
ULeuven?). Natuurlijk dient men te streven naar een rechtvaardige samenleving,
maar als men de vertaling van het denken van John Rawls vergelijkt, namelijk
die van mensen als Martha Nussbaum en die van Frank Vandenbroucke of Philippe
Van Parys, dan merkt men al waar het verschil zou kunnen zitten. Nussbaum wil
dat mensen zelf iets aan het lot, hun lot kunnen doen, terwijl Vandenbroucke en
Van Parijs er veel voor over hebben de mensen in slaap te wiegen, ook wel
moreel.
Ik
kom dan natuurlijk aanzetten met de oude riedel: rechtvaardigheid is een
kwaliteit van iets of iemand, een bestel, maar veronderstelt geen persoon, laat
staan persoonlijk handelen. Kan het nuttig zijn ons af te vragen of het
rechtvaardig is dat we zoeken naar de goedkoopste kinderkopjes om de oprit te
verfraaien, dan komen er meteen vele andere vragen op ons af. Maar cynisch
gewoon toch Indische kasseien laten aanvoeren, kan toch wat gemakkelijk
uitpakken. Aan de andere kant zou het wel nuttig kunnen zijn dat men de lonen
van de kinderen en vooral de ouders verhogen zal. Blijkt men bereid wat minder
vrekkig te kijken naar het goedkoopste taartje of het goedkoopste topje, maar
voor redelijke prijzen, waarvoor men in ruil kwaliteit krijgt, ook verbetering
van de levenskwaliteit van die mensen dan krijgt men ook groei. De economische
groei is vaak opgekrikt door de grote massa van goederen die we inkopen als
burgers. Maar we hebben de notie kwaliteit als elitair afgedaan en niemand wil
elitair zijn behalve snobs.
Toen
ik die beelden zag van de Gay pride in Brussel, dacht ik dat de smakeloosheid
wel erg ver gedreven kan worden. Mensen kijken weg, beste vrienden en
vriendinnen. Uw manier van leven vindt niemand problematisch, maar het
uitpakken met vulgariteit, daar hoeft men niet homofoob voor te zijn om het
gewoon te negeren en af te wijzen. Natuurlijk is niet iedereen ervan gediend
als twee heren elkaar teerhartig omhelzen op een bankje in het park, overigens
blijken ook torenpoepers niet meteen het aankijken waard. Het gaat daar niet
om, dat die heren elkaar kussen, maar dat dit in de publieke ruimte zou
gebeuren. Aan de andere kant, men moet niet vergeten dat het veertig jaar
geleden voor jongens en meisjes die elkaar op een bank in het station zonder
schroom zoenden, niet enkel op een boete kwam komen te staan, soms werd er ook
vervolging ingesteld voor openbare zedenschennis. Gelukkig werden de zeden
losser, voor heterostelletjes. Zouden we dan andere maatstaven hanteren voor
heren die elkaar kussen of dames die elkaar intiem omhelzen? Niet dus, maar als
het ten titel van provocatie gebeurt, mag men reactie verwachten. Het is wat met
die holebi's, hoort men dan, maar eerlijk gezegd, het treft dan vooral mensen
die met hun seksuele geaardheid worstelen nog het meest. Discretie is echt geen
deugd van deze tijd, blijkt. Wat ook opvalt, het gaat hier om het claimen van een recht, maar wat er verder in het leven is... Enerzijds kan men dat begrijpen, die drang een eigen bestaan op te eisen, want ooit was een zanger een held toen die zich outte als homo. Anderzijds valt op dat de seksuele geaardheid andere facetten van het bestaan overwoekert.
Wat
het een met het ander te maken heeft? Wel, het heeft te maken, denk ik met een
benadering van de werkelijkheid vanuit onwrikbare ideeën, zonder zich aan de
gevoeligheden en wensen van anderen te storen. Men mag homofobie betreuren, als
een oud besje van 90 er problemen mee heeft zoiets op tv te zien, zal ze de
volgende dag geen stel jongens tegen de grond kwakken. Men gebruikt de term
fobie vooral te onpas om mensen te stigmatiseren, maar eist zelf het recht op
zichzelf te wezen. Daar zit een onevenwicht dat niet te rechtvaardigen valt.
Mogen ze dan niet uit de kast komen? Tuurlijk wel, maar exhibitionisme is
misschien ook niet de aangewezen aanpak om mensen ervan te overtuigen dat het
niets bijzonders zou zijn.
Een
andere benadering kwam in beeld dankzij een documentaire op de Franse televisie
over het rampzalige wedervaren van de IVde Republiek, de tijd tussen de oorlog
en De Gaulle, 1946 - 1958 dus. De samenleving veranderde met rasse schreden, de
welvaart nam toe, maar politici en intellectuelen hadden niet direct
antwoorden, omdat de oude theoretische aannames niet deugden. Les Trentes
Glorieuses, de weldadige periode na WO II zorgde in West-Europa voor een
vooruitgang op alle vlakken, maar ook voor spanningen, omdat men er niet tijdig
in slaagde wettelijke bepalingen aan nieuwe inzichten te verbinden. Vandaag
zien we vaak iets analoogs, het beleid wordt nog steeds gevoerd met de
parameters van gisteren en de nadelige neveneffecten van het beleid wil men
niet onder ogen zien.
Een
voorbeeld vormt de hedendaagse kunst, die naar mijn aanvoelen - meer is het ook
niet - soms niet meer zoekt een kanttekening te maken bij het leven, het leven
van anderen of het eigen leven. Vaak wil de kunstenaar kritiek leveren op iets
wat voor burgers als u en ik niet echt van betekenis blijkt, maar over de
belevenissen van Jef en Katootje gaat het zelden - dat hoeft ook niet per se,
maar indien zij buiten beeld blijven dan wel laatdunkend te kijk gezet worden,
dan ontstaat onbegrip. Soms lukt dat wel, krijgen we iets te zien dat ons raken
kan, omdat er iets van onze leefwereld aan de orde komt. Maar doorgaans wordt
dan de banaliteit van het dagelijkse te kijk gezet.
Natuurlijk
moeten kunstenaars doen wat ze denken te moeten doen, maar als liefhebber, mag
ik het ook nonsens vinden, toch, zonder dat men mij daarom zou afserveren als
conservatief, reactionair. De wereld van de kunstkenners lijkt wel eens op de
echte wereld, denkt een mens dan: de grootste schreeuwers halen hun gelijk,
zeker als ze goed kunnen schreeuwen. Tegelijk zal ik niet zomaar meegaan met
cultuurfilosofen die menen dat het klootjesvolk toch niet vatbaar is voor
kunst. Mensen vallen te raken voor de uitdrukking van een doorleefd inzicht.
Ook dit klinkt behoorlijk abstract, terwijl men daarmee wel kan aangeven dat kunst
die als waarachtig wordt aangevoeld, wat de middelen ook zijn die de kunstenaar
hanteert, ook voor de toeschouwer, voor een luisteraar of kijker een
waardevolle ervaring kan blijken. Maar vaak zie je zo een kunstenmakers met een
ongerechtvaardigde dédain naar zogenaamd gewone mensen kijken, want dat zijn we,
op enkele uitzonderingen na, allemaal wel. Wie dan wel uitzonderlijk is?
Daar
zit natuurlijk de hele knoop, want de media maken ze bij de vleet, de
bijzondere luidjes die onze aandacht waard zouden zijn, maar als er dan een
smetje op het blazoen komt, dan is het schandaal zo dat alle andere
overwegingen op zij worden geschoven. Een acteur die met de plots verworven
roem niet om kan gaan? Weg ermee. Alleen wie deugd, mag geëerd worden, maar ook
op die regel bestaan er uitzonderingen. Wie er nog wijs uit wordt, mag het
zeggen, maar in wezen gaat het om rimpelingen in de vijver. Het menselijke
verslommert er ook bij.
De
moeilijkheid blijkt vaak dat we niet geloven, vertrouwen dat de ander van goede
wil is, iets betekenen kan. Men hoort van dag tot dag dat de beschaving een dun
laagje vernis is en verwijst dan naar Kolyma, het Witte Zee-kanaal of de
vernietigingskampen van de Nazi's of Pol Pot. Maar daar gaat het telkens om het
ontnemen van menselijke waardigheid en is de ontmenselijking van de daders er
niet minder om. Alleen voelen die zich superieur en gemachtigd te doen wat ze
doen. Tegenover hun naasten blijken deze kampbeulen vaak zeer hoffelijk,
menselijk, innemend, maar in hun functie handelen ze niet met mensen, dat
vergeet men wel eens, wat het begrijpen van dat daderschap zeer moeilijk maakt,
al moet gezegd dat we ons liever met de slachtoffers vereenzelvigen, zeggen we
toch.
Herverdeling
was en is een zaak van rechtvaardigheid, maar men gaat er daarbij vanuit dat de
koek gelijk blijft, terwijl ze best wat groeien zou en tegen groei, economische
groei kan men niet zo heel veel inbrengen, wel kan men van gedachten wisselen
over de aard van de groei. Ooit was Vlaanderen een regio waar een chemicus een
nieuwe stof maakte, bakeliet of de
fotografie vooruit hielp, Leo Baeckeland, Leon Beeckaert en Lieven Gevaert...
het zijn de grote namen, maar tegelijk, denk ik, dat men niet blind kan zij
voor al die ondernemers die gedurende honderd jaar en veel meer hun dromen
najoegen, maar vooral goed werk wilden leveren. Dat facet van de samenleving,
de (kleine) burgerij, waar zich overigens ook vaak arbeiders bij voegden, want
als de man iets verdiende, wil hij wel eens meer en zijn vrouw wilde ook wel
iets opzetten. Vele kleine winkeltjes zagen zo het licht, terwijl elders een
fietsenwinkel werd gerund, samen met een herberg of een kleine wasserij.
Men
werkte, geloofde in de mogelijkheden en vond er voldoening in. Waarom krijgen
we dat zo zelden in beeld? Nu grote distributiebedrijven overal een vestiging
neerpoten, waar brave mensen voor de droge voeding of het verse fruit zorgen,
zien we dat die betrokkenheid veranderd is, ook ten aanzien van klanten. Overal
sluiten winkels en maken we ons afhankelijk van de grillen van marketeers. Maar
winkels sluiten, slagerijen, bakkerijen en andere kleine neringdoeners, omdat
de regels en normen zo hoog opgevoerd worden, dat het alles smakeloos wordt.
Verse salade kan zeer knasperend smaken, kraak en smaak dus, maar als je zo een
berg kroppen salade in de bakken ziet liggen, dan heb je er al geen zin meer
in. Zorgt Ikea voor groei? Ongetwijfeld wel, net als H&M en dergelijke,
maar hoeveel handige jongens en meisjes zouden niet graag met naaien dan wel
meubelmakerij hun leven willen vullen?
Welke
kleine gedachte kan een heel leven vullen? Ik vond de gedachte bij Richard
Powers en na het lezen van een stuk van Rik Torfs in DS (maandag 18 mei) merkte
ik bij mezelf behalve instemming ook nog iets anders: waarom onderzoeken we
niet waarom we zo gemakkelijk kiezen voor kwantiteit en kwaliteit even terzijde
laten. We kijken neer, ik moet het ten overvloede herhalen, op ambachtelijkheid
en kiezen voor de goedkope producten van Ikea, terwijl het termen van
werkgelegenheid niet zo veel uit elkaar hoeft te lopen. Overigens is er met die
wereld van Ikea nog iets anders aan de hand, namelijk dat spullen, meubelen en
ander huisgerief nog nauwelijks waarde blijkt te hebben. Men kan daar licht
overheen gaan, maar het betekent ook dat een mooie kast of een goede tafel in
de inventaris niet zo heel veel meer kan betekenen. Daarover zou het ook kunnen
gaan.
Maar
er speelt nog iets bij mee: we geloven in de kracht van succesvolle mensen,
maar negeren de taaie maar soms vreugdevolle inzet van gewoon volk. Zelfs aan de universiteit blijkt die distinctie veld
te winnen: in plaats van ervoor te zorgen dat goede onderzoekers hun kansen
krijgen, wil men kunnen uitpakken met fraaie exemplaren. Natuurlijk vergt
onderzoek ook inzet en volhardendheid, maar ook inspiratie en enige lef.
Alleen, zo blijkt, hebben we nog weinig vertrouwen in wat anderen doen en
moeten we alles meten, want meten is weten. In de grootdistributie zien we de
berg plastics niet die bij het aankopen van voeding en zelfs electronica tot
ons komt. Alles heeft met hygiëne, met betrouwbaarheid te maken, maar dat
mensen menen dat grootbedrijven in electronica constructiefouten inbouwen opdat
men niet te lang met hetzelfde transistortje zou rondlopen, wat dus een uiting
is van fundamenteel wantrouwen, van beide zijden, maakt dat het aanschaffen van
dingen zelfs geen vreugde meer kan brengen. Ooit hoorde ik het verhaal van mijn
vader dat hij zijn eerste auto kocht, een mini als ik het juist heb, waarna hij
fier naar het ouderlijke erf reed om de auto te laten keuren door vader en
broer. Later werd het kopen van een auto vooral een zaak van onderhandelen over
de restwaarde...
Vertrouwen
in mensen, daar schreven we al vaker over, maar waar het Rik Torfs om te doen
was, lijkt te maken te hebben met geloven in de toekomst, omdat we zelf aan die
toekomst het onze bijdragen kunnen.
Vele
maatschappelijke debatten dezer dagen, denk ik, zien de menselijke factor en de
menselijke bestaansvorm, het wezen van individuen dus, over het hoofd. Men zegt
ons dat de apocalyps nadert, ofwel omdat er veel mis is met het klimaat, als
gevolg van ons godvergeten verspillen van grondstoffen en het lozen van giftstoffen
in de drie aggregatietoestanden die we doorgaans voor ogen hebben staan. Over
plasma en glas, over quark-gluonplasme zullen we het nooit hebben. Maar
natuurlijk heeft de demografie, de industriële ontwikkeling ertoe bijgedragen,
maar ook werd al vroeg gewezen op de gevaren van de vervuiling voor het
ecosysteem en ons eigen welzijn.
Zou
het echt zo moeilijk wezen in anderen te geloven, al kennen we die niet
persoonlijk? Tegelijk is het vertrouwenwekkend als we elkaar tegenkomen om van
alles te ondernemen, waarbij het ook best kan dat we dit doen als werknemer,
want ook die bogen graag op hun eigen inzet en kunnen. Het politieke en
economische discours evenwel gaat uit van controle, van wantrouwen en een
bedrijf kan algauw een kostenpost heten in plaats van een ruimte waarin van
alles kan gebeuren. Maar goed, onze rationele benadering laat niet toe die
andere aspecten te overzien of ernstig te nemen. Wat we dus vooral moeten
betrachten is een beetje vertrouwen in onszelf en geloof in anderen. Daarom
valt het me wel eens op dat mensen de vrijheid een illusie noemen. Wat is er
met ons mensbeeld aan de hand?
Geloven
dat er een en ander mogelijk is, dat we met zijn allen en elk afzonderlijk wel
iets kunnen bereiken, blijkt dezer dagen niet rationeel onderbouwd te kunnen
worden en toch doen mensen onder elkaar vaak dat, namelijk elkaar helpen bij
het (ver-)bouwen van een huis of een onderneming opzetten. Zolang dat allemaal
geen institutionele vorm aanneemt, heeft het weinig betekenis. Ook wat het
samen denken en overdenken der dingen betreft, lijken we niet te geloven dat er
een en ander mogelijk is. Nog eens, waarom laat het vigerende mensbeeld hier
geen ruimte voor? Niet alles valt immers vast te nemen, te zien, want precies
de abstracta, zoals rechtvaardigheid zijn constructies, waaraan men altijd nog
inhoud en vorm moet geven, zoals met schoonheid ook het geval is.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten