De mobiliserende opdracht van leraren m/v
Dezer Dagen
Begeesterende leraren m/v
Meer dan een job, een roeping tot ontvoogding
Hoe krijgt men iets onder de
knie? Door het op te zoeken en er iets over te vertellen, menen moderne
pedagogen. Maar er is basiskennis die men er echt maar beter kan instampen,
zoals rekenen, tafels van vermenigvuldiging, stellingen en bewijzen. Maar ook
kan het geen kwaad teksten te memoriseren en in staat te zijn die zomaar voor
de vuist weg te declameren. Dat proces verloor al rond 1975 alle betekenis.
Maar stamtijden van werkwoorden, verbuigingen van woorden, de syntaxis van
zinnen, het slijt er allemaal zoveel dieper in als we het echt goed uit het
hoofd leren, vanbuiten leren. Maar er is nog iets dat daarmee samenhangt: je
kan leerlingen succeservaringen meegeven... of ze kunnen het laten versjteren. En
dat toch is dat niet de belangrijkste opdracht, zegt men. Of men kan zeggen dat
men zo pas leert te leren en misschien ook wel een beetje leert te leven.
Men beweert wel eens dat
tijdens het Ancien Régime adellijke heren en dames hun dagen grotendeels in
ledigheid doorbrachten en van arren moede cynische spelletjes gingen spelen.
Maar als men kijkt naar de kringen waar Goethe, waar Voltaire zich in bewogen,
dan zou men tot een ander inzicht kunnen komen: vele edelen hielden zich
inderdaad bezig met hun landerijen of zetten soms zelfs een manufactuur op. De
voorstelling als zouden ze vegeteren op de arbeid van hun pachters, mag dan als
een onweerlegbaar kenmerk van de aristocratie tijdens het Ancien Régime gelden,
de werkelijkheid laat zien dat mensen zich zowel met praktische zaken inlieten
als het aanleggen van betere wegen, het organiseren van universiteiten en
andere scholen, botanica en nog zo wat vormen van nuttig tijdverdrijf meer. Het
is in deze zin dat Jan Caeyers betoogde dat ten tijde van Ludwig von Beethoven
de componist en uitvoerder kon zeggen dat hij respons kreeg en opdrachten van
de hogere adel, maar later ook van gezeten burgers, die de oude aristocratie
zouden hebben geïmiteerd; stonden ze niet gewoon voor dezelfde vraag: hoe gaan
we onze dagen vullen, niet enkel in zalig nietsdoen, maar ook door iets nuttigs
te doen of de kunsten te bevorderen?
Het is de grote vraag die zich
vandaag ook stelt voor iedereen: hoe brengen we onze dagen door en wat doen we?
Alle aandacht gaat naar de vraag hoeveel mensen werken en er hun boterham
verdienen met betaalde arbeid. Heel zelden vraagt men zich af of zo een goede
ambachtsman niet ook een grote bijdrage kan leveren, want alleen innovatieve
bedrijven zijn de toekomst, terwijl dat wel het feit negeert dat een
samenleving op meerdere niveaus functioneert en dat arbeid zinvol is, ongeacht
het feit of men in ultramoderne fabrieken werkt of niet. Overigens, net in de
steeds meer geautomatiseerde productieprocessen verdwijnt de arbeid. Daarmee
laat men ook mensen in de kou staan. Het zijn hier niet alleen de investeerders
die hier alleen verantwoordelijk voor tekenen.
Wat opvalt is dat men studeren
dezer dagen vooral als een voorspelbaar proces bekijkt, terwijl men lang niet
altijd weet hoe mensen op open vragen, waar geaccumuleerde kennis samen
gebracht moet worden, zullen antwoorden. Op vragen met een precies en eenduidig
antwoord krijgt men overigens ook wel eens onverwachte antwoorden, afhankelijk
van de domeinen die zo een vraag triggeren kan. Bekijken we de zaak nuchter,
dan weten dat een onderwijzer en een leraar in het S.O. zowel de ene soort
vragen, de eenduidige en precieze vragen als de tweede moet stellen, de open
vragen waar het antwoord in wezen een onderzoek behelst naar wat men kent, maar
niet hapklaar aangereikt heeft gekregen. Men begrijpe dit zoals het is: een
tekstboek, een cursus geeft informatie, maar vragen kunnen peilen naar
verschillende onderdelen van de curus, zonder dat de leraar dat voor de klas
ook nog eens expliciet heeft gesteld. Men vertelt me wel eens dat scholen
schrik hebben van zo een vage benadering, omdat er dan achteraf allerlei
discussies kunnen volgen, om nog te zwijgen van een rechtsgang. Werkelijk, wie
dit ernstig neemt, dat kinderen alleen vragen kunnen, mogen krijgen, die al in
de klas besproken zijn, verliest juist de verwerkingsarbeid die het studeren
behelst.
Natuurlijk kan men woordjes,
Latijnse, Franse, Duitse of zelfs Griekse woordjes erin drammen. Ook stamtijden
kan men goed van buiten blokken, maar als men in een zin dan zoals iets leest
als "Qu'ils acquièrent", dan volstaat het niet het woord te vinden,
maar ook nog eens de vorm en verder de constructie waarin men het aantreft.
Goede boeken lezen helpt, maar ook luisteren naar de Franse radio en televisie
en hopelijk echte gesprekken kunnen voeren. Maar goed, men kan niet aan
leerlingen een examen aanbieden en vervolgens de indruk wekken dat hun kennis
toereikend is, als ze niet blijk moeten geven zelf met de leerstof iets aan te
kunnen.
Het komt er dus op aan dat men
het studeren zelf niet als een zinvolle activiteit wenst voor te stellen, maar
zelfs examens kunnen voor een leerling, een student best stimulerend uitpakken,
want het is een feit dat een goed examen afleggen prettig aanvoelt, het geeft
een vreugde in de arbeid, beroepstrots. Maar het leidt verder tot een autonoom denken,
een vertrouwen ook in dat denken, waarbij de aangedragen kennis door de
leerling/student verwerkt wordt. Het examen geeft dan de proeve van die
autonomie. Men kan het ook een enigszins idealistische benadering vinden, maar
het is toch wat ik heb overgehouden van de collegejaren en de universiteit.
Opvallend is dat men nu verdienste niet meer koppelt aan autonoom verworven
inzichten, maar eerder aan het verder volgen van wat de leraar, docent in
cursussen aan heeft gedragen. Bovendien blijkt men het docenten zwaar aan te
rekenen als ze vooral peilen naar die verwerkingsarbeid.
Wat is dan de rol van de
leraar? Het betreft in elk geval meer dan die van coach, al kan men vaststellen
dat een goede coach ook heel erg betrokken is bij de pupil. Maar toch, sport
doe je uit vrije wil, maar in onze contreien merk je niet zo gauw dat
leerlingen uit vrije wil school lopen en ook studeren lijkt zo maatschappelijk
verplicht, dat ook daar het gevoel van persoonlijke inzet bij de student in de
discussies over onderwijsbeleid niet aan de orde komt. Dus moet ook de leraar
m/v de moeite aan de dag leggen leerlingen mee te nemen in een verhaal. Voor
een vak als Frans kan dat aardig tegenvallen, al zijn er natuurlijk wel teksten
die een leerling warm vanbinnen kunnen maken. Toch zien we dat het opzet dat
leerlingen na zes jaar middelbaar zelfstandig een verhandeling kunnen schrijven
of een spreekbeurt geven, laat staan een redevoering houden, achterwege is
gelaten. Ook voor andere moderne talen liet men de intense taalverwerving
achterwege. Declameren, zelf rijmen en dichten in andere talen, men komt er
niet meer toe, een rede houden, het was nog maar een paar generaties geleden
deel van de opleiding op colleges.
Begeesterende leraren, die een
vak als geschiedenis zo weten te adstrueren dat ze er stevig tegenaan konden
gaan, dat blijft voor de leraren zelf altijd wel iets moeilijk. Ik denk aan de
protagonist uit "Nachttrein naar Lissabon", Gregorius Mundus als
leraar niet besefte dat zijn leerlingen hem wel naar waarde schatten, terwijl
hij van zichzelf denkt dat hij zo regelmatig is als een Zwitsers uurwerk. Het
gaat om lange periode van samenwerking, een, soms meerdere schooljaren en dan
komt de leerling wel iets te weten over de leerkracht en ontstaat er soms een
vorm van overeenstemming. Aan het einde van de rit zal de leraar merken hoe de
leerling die eerst niet zo heel veel niet lijkt te weten door het onderwijs
zich zaken eigen maakt, die hij of zij anders nooit had kunnen verwerven.
Daarom denk ik dat men het ambt van leraar zelf opnieuw weer autonoom maken moet
en tegelijk ook het prestige en de autoriteit meegeven die hij of zij verdient.
Afsluitend denk ik dat men de
administratieve lasten, zeker als het over de beoordeling van leerlingen gaat,
opnieuw moet reduceren: het wantrouwen over de correctheid van de beoordelingen
ondergraaft volkomen de bekwaamheid en autoriteit van de leraar m/v. Erger nog,
de leerling mag de lesgever verwijten maken over zowel het feit dat de lessen
te moeilijk zijn dan wel onvoldoende gestoffeerd. Ouders kunnen hun kinderen
zonder meer laten weten dat die leraar Nederlands een nitwit is, zich niet
afvragende waarop het vernietigende oordeel berusten zou en waarom zij - de
ouders -, meer nog, zo weinig respect voor anderen en dan nog precies voor
belangrijke figuren in het leven van hun kinderen aan de dag leggen. Het mag
duidelijk zijn, er zit veel ruis op het debat over het onderwijsgebeuren, maar
enkele basisinzichten lijken al helemaal taboe geworden, want over respect voor
leerlingen, van leerlingen voor docenten, daar wordt niet aan gedaan; oh ja,
respect voor leerlingen betekent vooral dat men hen niet zou onderschatten.
Daarom is het van belang te
begrijpen dat zo een begeesterende leerkracht leerling autonoom denken
bijbrengt, waarbij dat ook betekent dat men kritisch, onderzoekend naar de
dingen kijkt. Voor het ASO schiet nu al niet over op dat leerlingen leren dat
een encyclopedie zomaar onbetwistbaar juist zou zijn of dat een journalist
onweerlegbaar de waarheid vertelt. Wat kan men doen met die kennis, dat
inzicht? Niet per se de wereld veranderen, maar eventueel wel eigen bijdragen
leveren. Dat dit in principe ook geldt voor leerlingen in het TSO en BSO, neemt
niet weg dat men daar dus vooral een technische vaardigheid bijbrengt: hoe
realiseren we een opdracht. Ook daar komt kritische, autokritische zin bij
kijken. Maar het zijn wel voorwaarden om sociale mobiliteit opnieuw mogelijk te
maken en de ontvoogdende werking van het onderwijs te versterken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten