monere non punire stultitiam decet
Reflectie
Zelfstandige mensen
Gesprek
met boer Wortel
Vrij naar Felix Timmermans
Al
enige tijd stel ik mij vragen over dat zo geheiligde begrip
"autonomie", waarbij we bedoelen dat mensen zelf bepalen wat goed is
voor hen en hoe ze zelf hun leven inrichten. 20, 30 jaar geleden geloofde ik in
het belang van autonomie, maar geleidelijk leek het me bedenkelijk dat er
tegelijk veel tromgeroffel klonk als de autonomie van mensen in het gedrang
gebracht werd en wanneer diezelfde roffelaars echoden wat allerlei instanties uitbrachten,
dat we dit of dat en nog iets fout zouden doen, zowat alles dus, zodat we niet
bij macht geacht worden goed te leven - naar de wensen van anderen, al op niet
gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Ook de algemene volkswil komt dan wel
eens om de hoek kijken en dan is het conformisme de beste oplossing voor onze
keuzes: in de gracht rijden wanneer anderen dat doen.
Een
wandeling langs oude landweggetjes kan verlichting brengen van onze
muizenissen, maar helemaal jaagt een mens ze ook niet weg. Tussendoor was
overigens Meester Prikkebeen me weer komen bezoeken en ook die meid met de
sleutel van goud die perfect past in de gleuf tussen haar volle borsten. Een
man denkt nu eenmaal wel eens aan erotiek, maar nu eens gaat het over de
esthetische ervaring en dan weer over wat er in je neus aan geuren aankomt.
Want als je zo wandelt en de kruiden in de bermen komen stilaan in bloei, dan
kan je wel eens versteld staan van het palet aan geuren. Ook dat ging me weer
bezig houden, waarom we vaker over stank spreken, in plaats van de geurenpaletten
die ons omringen voor lief te nemen, zeker als er rozemarijn of tijm herkenbaar
in lijkt, of munt.
Zo
wandelend kwam ik bij een afgelegen hoeve, naar Vlaamse normen dan toch, waar
ik vroeger wel eens over de drempel kwam, maar ook in de schuur en in de weiden
aangename uren heb mogen slijten. Hoewel de aanblik van de oude moestuin,
voorheen noemde men het "den lochting", veranderd is, de oude
konijnenhokken verdwenen zijn, merkte ik iets op dat we maar als een waan
zullen omschrijven, voor anderen het doen. In de oude zetel, verschoten en
versleten, zat een oude man, die ik nog vagelijk kende, Achilles, die daar
vroeger placht te zitten, toen zijn schoonzoon het hof had overgenomen en hij
in stilte van zijn oude dag ging genieten. Pontificaal zat hij daar en
overschouwde zijn laatste ressort waar hij over heersen mocht. Maar toch, hij
kon bij leven altijd wel vriendelijk en vooral wijs uit de hoek komen. Later,
toen ik Felix Timmermans ging lezen, Boerenpsalm onder meer en dat nog met
grote toewijding, modelleerde ik Boer Wortel naar die oude man, hoewel
Timmermans zowel de jonge, bokkige Wortel als de oude man tekent, die met zijn
blinde dochter op het erf blijft. Veel gelijkenis lijkt er niet en toch, als ik
hoor en zie hoe het nu gaat, lijkt het me wel aangewezen nog eens bij de oude
boer langs te gaan. Achter de haag zat hij in zijn oude zetel onder een
afdakje. Men had namelijk naast het loodsje met de konijnenkoten een nis
gemaakt, waar de man kon gaan zitten als hij moe werd. Op een bank had zijn
dochter, de jonge boerin, vaak gezeten, terwijl ze groenten kuiste, rabarber
klaarmaakte en toen lagen wij wel eens in de hete zomerzon op een
"saargie", een deken onder de notenlaar. Geen wonder dat ik zo van
die ecologie hield, waarin Tityrus, liggend onder het ritselende bladerdak van
een wilg of een beuk, denkend aan en wenkend naar Amaryllis. We lieten ons
verdrijven uit het paradijs, de oude gronden waar onze voorvaderen zaaiden,
oogsten en genoten - al komt er wel meer bij kijken, zoals het ophalen van de
beer bij de deftige huizen in het stadje, het breken van de aarde, het eggen en
dan pas, het zaaien, waarna de paarden een zware rol over het veld trokken.
Openbreken, bemesten, luchten en dan ook nog eens kruid wieden, want ik weet
nog dat je soms op de velden eenzame mensen bezig zag, met een schoffel om hun
bietenveld van kruid vrij te maken, zodat de bieten optimaal zouden zwellen.
Het gebeurt nog, vertelde iemand me, maar het was wel zo ecologisch. Wortel
sprak me dat hij vroeger nog guano had gekocht, dat uit Argentinië was gekomen.
We
keken over de moestuin en zagen in de wei enkele vaarzen dolletjes rond kletsen,
de poten achterwaarts de lucht ingooiend. Het landbouwleven is niet meer wat
het geweest is en Boer Wortel, zoals ik hem maar noemen zal, kon beamen dat het
wel eens zwaar kon zijn, als er ziekten uitbraken, als er teveel zon was en te
weinig regen. Ik vertelde hem over Sicco Mansholt, maar dat had hij nog
meegemaakt, hoe de landbouw aangestuurd werd om steeds meer eigen productie
mogelijk te maken, zodat Europa niet nog eens een hongerwinter zou kennen. Ik
zegde hem dat ze nu vinden dat er teveel geld naar landbouw gaat en dat de
Queen en prins Charles zoveel krijgen, al zijn ze zelf geen boeren ook wel iets
vangen. Zo was het vroeger ook, krijg ik te horen, al waren het dan geen
Europese tussenkomsten. Zelf was Wortel altijd een vrije boer geweest, die wel
grond bij pachtte als er zich een gelegenheid voordeed en soms kocht hij er
bij, als het kon. Langzaam, denk ik, werd hij een gezeten boer, maar een paar
generaties later is het ook weer niet groot genoeg.
Het
is wel wat, zeggen we haast tegelijk, want waar mensen vroeger wenend hun
aardse bestaan achter moesten laten, wegens ziekte of na een ongeval, zie je
vandaag mensen wegkwijnen in een kamertje waar ze zelfs als ze goed verzorgd
worden, nog altijd eenzaam blijken. Ook al is het geen kwestie van onwil, soms
zijn onze verzuchtingen zo buiten proportie, dat we er geen blijf mee weten. Boer
Wortel laat me weten dat ze vroeger in de hoogmis vaak nog zaten te lachen als
er teveel volk kwam, maar later, tja, toen was het druk op andere plaatsen.
Drukte, daar wil men niet van weten, maar als iedereen hetzelfde wil en dat op dezelfde
plaatsen, dan wordt het drummen.
Vertel
ik hem dat we dezer dagen de indruk krijgen dat we alleen maar fouten maken,
dan krijg ik te horen dat vroeger de pastoor wel eens boos kon zijn op een
hardleerse zondaar, maar wie lid was van de Kerkfabriek - de beheerders van de
wereldse goederen van een parochie - kon bijna altijd zonder veel gedoe zijn Pasen
houden. Arme dutsen kregen het soms, lang niet altijd, zwaar te verduren. De
ene pastoor was de andere niet, maar hijzelf kon het best vinden met een
pastoor die zelf van een boerenhof kwam, ergens voorbij Eksaarde, waar hij
overigens later terug gekeerd was.
De
reden? Na enige tijd merkte hij dat al dat beleren van mensen hem niet zinde.
Toen de broer van die priester een ongeluk had en halfdood was gestampt door
een trekpaard, was hij terug gegaan, eerst voor even, maar hij leerde zijn
schoonzus kennen, zag hoe de kinderen hun vader niet meer kenden en zag dat het
hof achteruit ging, dat de knechten al eens minder goed werkten.
Hij,
die priester naar de bisschop, om de roddels voor te zijn, zegde men achteraf,
maar boer Wortel wist beter, die man, die gestudeerd had, die af en toe
gesproken had over allerlei zaken, met een borrel bij de hand bij de stoof,
zoals de arbeiders en hun strijd om een beter leven, over priester Daens ook en
over het goede leven, was een vriend geworden. Maar toen hij zijn moeilijkheden
daar op een avond in een koude februari had uitgelegd, had Wortel hem zijn
zegen gegeven: men moet geen pastoor blijven als men mensen helpen kan. Uren
had de arme man tegen hem, Wortel gesproken, zijn eigen argumenten afgewogen en
de argumenten van de bisschop vooruit gedacht. De bisschop, die nog zijn
professor filosofie was geweest op college en ook op het seminarie hadden hun
paden elkaar gekruist en had de latere bisschop hem alle lof toegezwaaid,
behalve een, dat hij niet als een goed priester zou kunnen leven. De professor
had hem begrepen en het had weinig met het celibaat te maken, meer met de
vaststelling dat men licht verdacht wordt als men mensen niet altijd volgens de
regels van de catechismus bij de les houdt. Te strak normeren schrikt mensen
af, had de jonge student eens geschreven in een Latijnse verhandeling. Monere
non punire stultitiam decet - men kan beter de dwaasheid adviseren dan
bestraffen. De latere bisschop kon het er wel mee eens zijn, maar toen de
pastoor die boer worden wilde aan kwam draven met een lange uiteenzetting,
besteedde hij er niet veel woorden aan: wat gebeuren moest, zou wel gebeuren.
Hij, de bisschop wist zich geen raad met deze vaandelvluchtige omdat hij nu
eenmaal een goed zielenherder was gebleken. Enkele pilaarbijters niet te na
gesproken, had hij enkel lovende commentaren gekregen, eerst toen hij leraar
was geworden, later als onderpastoor in de Gentse stadsrand en vervolgens dus
als pastoor in dat textieldorp.
Wij
vandaag begrijpen dat natuurlijk niet, dat die mannen daar in een pastorij
moesten leven, soms met drie, vier mannen en in het beste geval een meid van de
canonieke leeftijd, boven de veertig, mochten hebben, als ze niet in de pastorij
wilden wonen. Een ongetrouwde zus mocht ook, maar het gebeurde wel eens dat zo
een vrouw toch nog trouwde. De regels waren duidelijk, ernaar leven was iets
anders. Maar er waren wel meer mensen die mijnheer pastoor, zeker als die
gemakkelijk omging met zijn kudde, ook iets gunden, een groen blaadje en zo een
groen blaadje kon het ook wel eens hebben. Er waren ook pastoors die zich met
kunst inlieten, ook als die zelfs niet zo braaf was of hen in contact brachten
met notoire francmaçons.
Ach,
zolang het geen schandaal werd, was er niemand de hogerop zou klagen. Meestal,
als er klachten kwamen, ging het over iets anders. Nu, Wortel en zijn vriend,
de pastoor wisten dat het niet anders kon of een neef van hem zou wel klagen
als hij zomaar bij zijn schoonzus zou wonen en het hof verderzetten.
Later,
vertelde Wortel, zag hij die pastoor nog eens, of liever die boer nog eens op
een markt Zelzate, waar hij twee goede jonge stiertjes wilde verkopen en daar
was Zelzate een goede markt voor, want er kwamen ook Nederlandse boeren, die
zowel voor goede dekstieren veel geld neerlegden en ook wel graag nog een paar
ossen op het erf hadden, dus voor hem was het een goede zaak. Zijn knecht was
de middag voor de markt naar Zelzate vertrokken, anders konden ze er niet op
tijd zijn, terwijl hij met een veearts uit Zomergem, die een auto had zou
meerijden. Die veearts wilde een paard kopen voor zijn vrouw, maar hij had nog
geen goed rijpaard gevonden. Als belangen samenvallen valt er wel iets te
organiseren.
Het
verleden, bedacht ik me, toen ik verder wandelde en de hele scène vergat,
achtervolgt ons niet, maar we weigeren wel eens in de spiegel te kijken. Het
verleden kan niet voor alles waar wij nu mee af te rekenen hebben antwoorden
bieden, zoveel is duidelijk. Maar het kan wel fascineren als we zien hoe mensen
vroeger soms stormachtige veranderingen het hoofd hadden te bieden. Alleen kan
men zeggen dat ons beeld van het verleden, van vele aspecten van dat verleden
niet echt adequaat mag heten. Het algemeen menselijke, dat wil zeggen datgene
waar we in staat toe zijn, met de handen, de voeten, het hoofd en de ziel, daar
kunnen we op het oog nog altijd zoveel over zeggen. De ene mens wordt slim, de
andere superslim, maar velen willen vooral een rustig leven, zonder zich echter
te vervelen. We willen niet alleen, niet eenzaam zijn en vergeten wel eens dat
we er zelf toe bijdragen. Hoe zegde Wortel het weer? Dat we ons onze zonden
best niet te zeer aanrekenen, maar er ook niet blind voor moeten zijn dat
anderen boos kunnen zijn op ons als we hen een toer lappen, een streek leveren.
We ontvangen wat we zelf geven, maar dat klinkt wel zo melig. Bovendien, als we
rekenen op een beloning, dan kan het ook wel fout gaan en dan staan we ook weer
met lege handen.
Thuis
gekomen vond ik in mijn mailbox een vriendelijke brief van een vriendin van
jaren her, die me vroeg contact op te nemen. Voelt zich niet lekker, maar dat
is al tijden zo en wat ik probeerde, ze kon zelf niet veel opbrengen, al mag
men haar noch egoïstisch noch onvriendelijk noemen, maar ze had zich geen houding
weten te vinden, nog het minst tegenover zichzelf. Een beetje eigenliefde kan
ook wel helpen, maar niet teveel. Ach, wat is het moeilijk goed te leven. Autonomie
moeten we koesteren, maar goed met anderen omgaan en elkaar vriendelijk
adviseren, kan best ook het goede leven bevorderen. De gift om niet en toch
zelf wel voor het eigen bestaan instaan, het lijkt allemaal zo moeilijk te
verzoenen en dat zou wel eens de zin van het bestaan kunnen wezen, dat we niet
alle tegenspraak te lijf gaan, maar ook niet zomaar alles voor zoete koek
aannemen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten