Referenda en contradictorisch beleid schaden democratie
Kritiek
De democratie en de
publieke zaak
De
wereld verbeteren?
Mobiliteit? Men moet minder
rondrijden, al helemaal niet met de auto, want alles slibt dicht. Het openbaar
vervoer dan maar? Het blijft moeilijk om in de late avond te vertrouwen op het
openbaar vervoer, want het is er niet. Op zondag een wandeling in landelijk
gebied? Met de wagen, want de bussen werden afgeschaft. Of hoe men in wezen
contradictorische eisen stelt; hoe men wil doen geloven dat we fout gebruik
zouden maken van de middelen en instrumenten die ons ter beschikking staan.
Want er is geen domein waar men niet op gestelde tijdstippen ontstellend te
kijk worden gezet.
De regering moet problemen
oplossen. Zo simpel is het, alleen, de vraag of iets een maatschappelijke
kwestie van eerste orde zou wezen, blijkt niet zomaar objectief vast te
stellen. Erger nog, We zijn vergeten dat de private levenssfeer meer behelst
dan gegevens over de kleur van het schaamhaar bloot te geven, maar dat het ook
betekent dat we zelf keuzes maken over allerlei zaken, van de kleur van de
tegels in de badkamer of over het feit dat we in onze tuin enkele bomen willen
planten, kerselaar of notelaar, terwijl de buren er alles aan doen om geen
blaadje te zien vallen in hun tuin. Dat we niet altijd origineel uit de hoek
komen, kan het punt niet zijn, wat we merken is dat we uitgenodigd worden om in
onze keuzes zomaar mee te zwemmen met de zalm. Maar leven in een democratie
betekent ook dat niet alles wat ons aanbelangt ook politiek, publiek zou moeten
worden.
Tegelijk is het ook niet
altijd duidelijk wat het publieke domein dan wel behelst. Persoonlijke
veiligheid hoort erbij, in de mate dat het gaat over het verzekeren van de
interne veiligheid, dat mensen elkaar niet afmaken op straat of bij elkaar
binnendringen. Maar ook een billijke rechtsbedeling maakt deel uit van de
publieke sfeer. Openbaarheid van de rechtspraak is dan ook weer van belang.
Militaire beveiliging van het territorium, het land is verder ook aan de orde.
Maar als we bij zoiets als onderwijs of gezondheidszorg uitkomen, dan wordt het
beeld wat minder scherp, zij het dat het eigen aan een hoogtechnologische
samenleving dat deze domeinen vanzelfsprekend als handelingsterrein voor de
politiek wordt geacht.
De situatie van de gezondheidssector
in de VSA is tekenend: nergens wordt meer geld aan gezondheid besteed, maar
nergens missen meer mensen mogelijkheden om goede en betaalbare zorg te krijgen.
Men liet de mensen begrijpen dat Obamacare een al te linkse ingreep zou wezen,
terwijl veel mensen die republikeins stemmen er net wel baat bij zouden hebben.
De reden is dat de medische sector daar als zeer persoonlijk wordt beschouwd
zodat wie er geen beroep op kan doen, op dokters en verpleging wel duidelijk
een verliezer is. Hier heeft men de gezondheidszorg gecollectiviseerd tot op
zekere hoogte, waarbij de mutualiteiten een grote rol spelen en de
verzekeringsfunctie niet op basis van individueel gedrag berekend wordt. Nu de
vergrijzing (in de vergrijzing) toeneemt, zal men wel opmerken dat meer mensen
ziek worden, maar dat vele van die aandoeningen gewoon komen met de jaren. De
ene mens is op 85 nog kras en kranig, anderen kunnen niet meer zelfstandig
leven op 80. Of dat veel met een gezonde levensstijl te maken heeft, valt nog
te bezien, want Drs. P werd 95 ondanks zijn eeuwige sigaartjes - ik gun ze hem
wel - en anderen hebben tijdens hun leven gezond gegeten, zeer gevarieerd, met
vis, veel groenten en weinig vet, maar hadden op hun manier een zwaar leven.
Voorbeeldig leven loont dus niet altijd en het zal misschien ooit duidelijk
worden, als we de adepten van de genoomanalyses mogen geloven, dat het er
misschien zelfs niet toe doet, gezond leven. Maar kan men het uitlezen van het
genoom op allerlei aandoeningen wel hanteren als een goed instrument voor het
persoonlijke leven?
Maar goed, juist daar ligt de
grens tussen het persoonlijke en het publieke wel ergens maar wie ze kan
aantonen, mag het zeggen. Er is evenwel meer, want we zien dat het "geen
schade-principe" er dezer dagen toe kan leiden dat mensen actie ondernemen
om een kinderopvang te laten sluiten. Lawaaihinder van vliegtuigen? Moet
stoppen. Tot op zekere hoogte valt dat te begrijpen, maar er zou wel eens een
punt kunnen zijn dat we er als samenleving veel bij inschieten. Moet ik de VZW
Ademloos nog vermelden? Men wil geen fijn stof aan de ene kant van de stad,
maar verhindert zo oplossingen voor een dagelijks fileprobleem en vervuiling
aan de andere kant, want hoe men de verkeersstromen zal beperken zonder de
bewegingsvrijheid van mensen in te perken, blijft mij een raadsel.
Daarom is het goed dat we
opnieuw in vraag stellen hoe we de publieke zaak behartigen en tegelijk
beseffen dat mensen inderdaad hun persoonlijke belangen behartigen. Niet altijd
is er een oplossing mogelijk, niet altijd kunnen de belangen verzoend worden.
Het valt overigens op dat men gemakkelijk het foute gedrag van mensen in de kijker zet, terwijl men dan niet
begrijpelijk maken kan dat onze samenleving relatief goed functioneert. Het
punt blijft dan wel te weten welke criteria te hanteren.
Francis Fukuyama schreef in
zijn tweede deel van "De oorsprong van onze politiek" onder meer dat
in de VSA de burgerbewegingen en -initiatieven omvangrijk zijn en vele domeinen
van het beleid bestrijken. Wel merkt hij op dat het schijnbare pluralisme ervan
het feit verdoezelt dat het de grootste muilen zien die het meest aan hun
trekken komen. Wie goed geschoold is, zin heeft een initiatief te nemen en de
politici weet aan te spreken, zal gemakkelijk gehoor vinden, maar velen blijven
monddood. Links in Vlaanderen, waar veel actiegroepen gemakkelijk aansluiting
bij vinden, zoals gebleken is bij de discussies over de aansluiting van
Zeebrugge op het netwerk van kanalen voor de binnenvaart, zodat links, c.q.
Vuile Mong en zijn Vieze Gasten de bondgenoten werden van de
grootgrondbezitters, enfin, villabezitters rond Damme. Terwijl er vele redenen
zijn om het kanaal Gent-Brugge niet verder te belasten en al helemaal niet het
rak rond de stad.
Men moet geen burgeractivisme
afwijzen, wel begrijpen dat het niet evident is dat die bewegingen ook oog
hebben voor andere belangen. En dat is nu net wat Francis Fukuyama aanstipt,
wie ervan uitgaat dat al die groepen die zich voor goede en andere zaken
inzetten, meteen de hele maatschappelijke agenda bestrijken en iedereen laten
delen in de vreugde, komt bedrogen uit, want niet alle belangen worden even
rechtmatig behartigd. Ten tijde van Ronald Reagan sprak men over de Silent
Majority, de zwijgende meerderheid die
zich noch door de actiegroepen noch door de politici bediend wisten - omdat de
politici vooral de luidste stemmen horen, bijvoorbeeld de wapenlobby, de
aanhangers van het Tweede Amendement op de Grondwet. Op dat terrein speelt het
voortdurende zoeken naar evenwichten tussen de machten juist de minder
welstellenden en minder hoog geschoolden een lelijke toer, terwijl die groepen
wel gemobiliseerd worden, zo te zien tegen hun belangen in.
Politici die pleiten voor een
referendum in een systeem van volksvertegenwoordiging, op lokaal niveau en
hogere, vergeten dat ze daarmee hun publiek de valse indruk geven dat ze finaal
over hun eigen lot beschikken. Zwitsers vertellen me wel eens dat ze
bijvoorbeeld op het vlak van lokale referenda niet altijd goed weten hoe de
vork aan de steel zit en dat veel mensen als ze deelnemen, vaak blind varen op
onvolledige informatie - wat de media zich wel zouden mogen aantrekken. Bij
referenda en andere vormen van geformaliseerde inspraak kan men dus vaststellen
dat alleen mensen die zich echt betrokken weten hun stem laten horen. Politici
m/v zouden dus meer bewust moeten luisteren naar deze groepen, dat wil zeggen
dat zij, de politici zich niet mogen blindstaren op de mooie verkoopspraatjes,
willen ze billijk de belangen van eenieder trachten te behartigen.
Als men dan kijkt naar een
beweging als 'Hart boven Hard' dan moet men zich afvragen of die strijd tegen
een kille regering echt wel de belangen van de zwaksten in de samenleving
behartigen. Hier geldt wat Fukuyama zo ampel demonstreert, dat een goede
autonome administratie die dossiers, casussen op hun merites beoordelen en niet
"à la tête du client" voor precies de minder bedeelden en minder
mondige mensen een veiliger borg is voor hun belangen dan de actiegroepen. Net
in dit domein blijkt overigens de grens tussen het persoonlijke en het publieke
zeer te vervagen, ook bij de publieke opinie. Aan de ene kant blijft men zitten
in het discours van het slachtofferschap, dat wil zeggen dat wie niet door de
overheid naar behoren bediend wordt, kan zich slachtoffer noemen. Het is een
verworvenheid, maar zou het kunnen dat we er wel eens excessief gebruik van
maken. De kwestie graaft diep in de relatie tussen burger en overheid en kan
tegelijk de rechten van derden tekort doen, eenvoudig weg omdat de overheid
niet op elke vraag kan ingaan. Bovendien kan men vaststellen dat op vele
terreinen van onderwijs over zorg tot mobiliteit heel wat ten behoeve van de
gemeenschap geregeld is en vrij toegankelijk. Bijkomende maatregelen kunnen de
positie van andere rechthebbenden tekort doen.
Met andere woorden moet men
bij besluitvorming over bijvoorbeeld pensioenen er zich rekenschap van geven
dat we wel bepaalde beroepsgroepen bijzondere rechten kunnen toekennen, maar
dat dit dan voor anderen een nadeel kan betekenen. Nu, inzake het opnemen van
het pensioen blijkt dat sommige mensen inderdaad zware beroepen uitoefenen,
terwijl anderen vinden dat de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd misschien
nog te laag is en ondervinden zij het als een nadeel te vroeg te moeten
opstappen. Bovendien werden voorheen rechten toegekend die nu door de
demografische evolutie en de toegenomen levensverwachting wellicht niet te
handhaven zijn. Het spanningsveld tussen algemene maatregelen, het wettelijke
kader en de persoonlijke situatie impliceert dat er wel eens gezocht moet
worden naar aanpassingen, maar dat we als rechthebbenden niet het onderste uit
de kas halen.
Daarom kan het soms ondoenlijk
zijn zomaar op een issue te gaan hameren, zonder de andere peilers van het
maatschappelijke en bestuurlijke apparaat in het gedrang te brengen. Het debat
verloopt daarom soms al te vaak op het niveau van de grote principes, zoals het
bestrijden van onrechtvaardigheid, dat overigens niet vanzelfsprekend als
ongelijkheid vertaald dient te worden.
Toch dienen we niet te
vergeten dat er een aantal groepen zijn die wel degelijk het algemeen belang
voor ogen hebben staan en er een eigen vertaling aan geven. Dat debat kan men
niet vervangen door technocratische bestuursvormen, waarbij men zich volkomen
op econometrische en andere objectieve data zou richten, terwijl men zo aan het
feit voorbij gaat dat men ongewenste neveneffecten niet kan bijsturen. Politiek
is immers niet enkel een zaak van belangenconflicten, maar ook op het vinden
van een gemeenschappelijke grond om zowel concrete kwesties als meer ideële
belangen te behartigen. Ook de wijze van uitvoeren van beslist beleid moet men
goed onder ogen nemen en begrijpen dat bepaalde doelen niet zomaar bereikt
worden, maar ook dat de remedie te zwaar kan zijn voor een gegeven patiënt.
Inzake onderwijs heeft men decennia lang gemikt op democratisering, terwijl die
al lang en breed een feit was. Tegelijk mag men dan de instroom van mensen met
een migratieachtergrond niet uit het oog verliezen en daar zal men
onderwijsbeleid en dus vooral onderwijs opnieuw aantrekkelijk moeten maken en
als een weg naar ontvoogding en sociale mobiliteit.
We hebben nog slechts een paar
aspecten van het democratische debat behandeld en duidelijk is dat wie zich met
het politieke bezig wil houden heel veel geduld moet hebben om alle facetten te
kunnen overzien en veel moed om algemeen gunstig geachte voorstellen toch niet
in overweging te nemen omdat de schadelijke gevolgen zwaarder wegen dan de
voordelen. Natuurlijk is het iedereen gegeven zich met de publieke zaak in te
laten, maar onderweg moet men dan wel rekening houden met het feit dat men dan
geen ja of nee kan krijgen, maar alleen besluiteloosheid. Echter, neemt men
besluiten dan kan men niet altijd iedereen plezieren. Daarom is de
representatieve democratie van belang.
Hadden we het al over de vraag
of de scheiding der machten kan betekenen dat de rechter, zelfs de raadsheren
van het Hof van Cassatie niet op de zetel van de politieke besluitvormers mogen
zitten, die van de wetgevende en van de uitvoerende macht. Het is een van de
zwaktes van het Amerikaanse besluitvormingsproces dat zetelende rechters zoveel
beleid kunnen maken, waarbij vaak de rechten van partijen onderkend worden,
maar niet van het commun good. Geldt zo een uitspraak ook nog eens een keertje
als precedent, dan kan men juichen, als men in de positie van de gunstig
bejegende partij zit, maar als het publieke domein, het algemeen belang in
zicht komt, dan ligt dat anders. De rechter spreekt recht in concrete dossiers,
de wetgever schept het wettelijke kader en dat is al behoorlijk complex.
Ik ben niet tegen referenda,
maar toch denk ik dat men beter een legitiem aangestelde raad kan laten
besluiten, waarna burgers, na vijf jaar beleidvoeren een oordeel mogen vellen.
De afgelopen twee decennia klaagde men over de volatiliteit van de stemmen,
maar men weigerde aan de mogelijkheid ter verklaring te denken dat mensen hun
belang wel begrijpen. Een stem voor rechts of een stem voor links, in deze
tijden? Rechts is voor de bourgeois, Links zegt voor de arbeiders te zijn - die
steeds minder aandeel hebben in het electoraat en zelf ook behoorlijk
burgerlijk geworden zijn - maar ontneemt niet zelden kansen tot sociale
mobiliteit, waar het nodig is. Vergeten we niet dat op dat vlak ook de persoonlijke
inzet, impetus, nodig is, want wie niets doet... Intussen leerden we dat de
ongekwalificeerde uitstroom van jongeren uit het onderwijs bijzonder laag
blijkt te liggen, rond 7,5 maar men sprak voortdurend over 1 op 13, 1 op 14 haalt geen einddiploma of -attest. In
percentages zit men dan aan 7,1 tot 7,6 %. Maar goed, de formulering wil ons
ongerust maken, terwijl men voor die zeven procent van de jongeren nog wel iets
kan doen, zonder voor het overige de goed presterende leerlingen kansen te
ontnemen. Maar juist het onderwijs is het jachtterrein van specialisten en daar
is weinig debat over mogelijk, want de ouders, zelfs de leerkrachten zijn
onvoldoende onderlegd, zeggen de experten. Juist die houding van de overheidsdienaren maakt dat veel
debat blijft steken in het ventileren van grote principes en abstracte noties. De
kracht van verandering kan erin bestaan dat men niet zomaar experten volgt, als
die niet kunnen aantonen dat ze hun verhaal ook buiten de achterkamers kunnen
uitleggen. In het democratische debat immers, hebben sommige actoren meer
mogelijkheden dan andere, zich vaak ook nog eens beroepend op academische
adelbrieven. In de sociale wetenschappen werkt dat dan toch anders dan bij de
exacte wetenschappen. De vervreemding van de kapitaalkrachtige middenklasse
brengt men dan nauwelijks in rekening.
Tot slot zou een referendum
over de tax shift een toppunt van democratie lijken, maar tegelijk zou men de
poten onder onze welvaart wegzagen als men zomaar besloot een rijkentaks in te
voeren. De tax shift moet gaan over de bruto loonkosten en over een
vereenvoudigen van de fiscale wetgeving, al was het maar om minder expertise
van node te hebben om de juistheid van aangiften te toetsen en alle handelingen
te verrichten. Maar hierover hoort men
nauwelijks iemand spreken en toch zou dat al veel ongenoegen wegwerken. Of nog:
de complexiteit van de wetgeving is begrijpelijk, maar overschrijdt men
bepaalde drempels van complexiteit, dan bestaat de kans dat men met ongewenste
of zelfs nefaste neveneffecten te maken te hebben. Op dat vlak kan men
verwijzen naar California, waar via referenda een stringent en gul, progressief
beleid geëist werd op vele vlakken, maar de belastingen ook verlaagd dienden te
worden. De gouden staat ging net niet bankroet, maar kan onmogelijk beide
strategieën die via referenda werden gevraagd
even volkomen invullen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten