Tegen het geloof maar toch streng in de leer
Brief
over de strijd tussen
de progresssieve elites en de ouden
Brugge, 10 juni 2015
Waarde lezers, gegroet
Adolf Daens, niet Jan de Cleir, was iemand die in zijn tijd de hangende sociale kwestie aanpakte. Maar was hij werkelijk progressief? Of handelde hij naar zijn opvattingen? |
Via fb raakte ik in discussie over de
vraag in welke mate men vandaag nog een gunstig oordeel kan vellen over de
Rooms-katholieke kerk in het bijzonder en het christendom in ruimere zin. De
aanleiding? Een uitzending in Nieuwsuur (NPO2) van een interview met een
Nederlandse bisschop. Sommigen vonden, terecht, de toon van de interviewer
aanmatigend en inderdaad, de groot-inquisiteur van Sevilla was niet zo ver uit
de buurt. Zelf heb ik om een aantal redenen afstand genomen van de kerk, maar
tegelijk meen ik mij niet te kunnen of mogen onttrekken aan de verdediging wanneer
de kerk als instituut en het geloof gratuit en op verkeerde gronden aangevallen
worden. Zoals Rik Torfs het wel al vaker gesteld heeft, zijn de jongeren dezer
dagen niet meer bij machte het rijke roomse leven te proeven en zelfs ik heb er
nog maar de laatste opflakkeringen van gezien.
Nu er een school komt, die als naam een
bijzondere figuur, Ignatius van Loyola heeft gekozen, maar die zich wat de
geloofsbeleving zou richten op de Mechelse catechismus van 1954 - de laatste
druk, zegt men - moet het wel gemakkelijk zijn, op het eerste zicht, de kerk
nog verder af te breken. Maar kan men zich een samenleving voorstellen zonder
een min of meer gedeeld levensbeschouwelijk kader, dan vergeet men ook wel eens
dat mensen wel behoefte hebben aan een disciplinerend kader, een al dan niet
sektair gemeenschapsgevoel.
Sommigen menen dat men die hele
santenkraam waarmee we de RKK en het christendom associëren best bij het oud
vuil kunnen zetten, want sinds Jonathan Israël zijn verhaal bracht over de
radicale Verlichting is het wel duidelijk, het oude heeft afgedaan. Hoogstens
kunnen we nog eens luisteren naar de Matthäus Passion. Het lijkt me dat er in
deze argumenten tegen de kerk wel een paar haken en ogen te bespeuren vallen.
De afwijzing van de kerk berust op twee zaken: de kerk als machtsinstituut en
autoriteit manipuleert en indoctrineert mensen. Maar dat is geen monopolie,
want iedereen die een min of meer consistente levensbeschouwing uitvent, zal in
de ogen van anderen als een leugenaar en manipulator, een imposteur worden
weggezet. Het tweede probleem betreft het mens- en wereldbeeld en daar wordt
het allemaal wel heel dubieus, want als we als kenmerk van het RKK-geloof het
wantrouwen ten aanzien van de goede intenties van personen voorop stellen, dan zien
we dat de zogenaamde progressieve elites op dat vlak niet veel beter scoren:
ook zij menen dat gewone mensen het allemaal niet begrijpen en al helemaal niet
weten hoe ze het beste doen wat ze willen doen.
Er is meer en daarom kan ik mij niet bij
de zogenaamde progressieve elite voegen,
want als God dood zou zijn, dan nog is lang niet alles toegelaten, wel
integendeel. Ik heb de indruk dat men het vrije handelen en het maken van
fouten vandaag minder lankmoedig bejegend dan een kwart eeuw geleden het geval
was. Vrijzinnigen twijfelen openlijk aan het bestaan van de vrijheid, menen dat
mensen niet vrij kunnen wezen, want men vindt er geen goede verklaringen voor.
Zoals Safranski betoogt, dat men vrijheid moet ervaren, beleven, maar niet kan
verklaren omdat er dan van vrijheid geen sprake meer is, zo kan men bij Peter
Bieri tot het inzicht komen dat vrijheid niet tendeert naar onbegrensde
mogelijkheden, maar naar het kiezen van een eigen levensweg en mogelijkheden al
dan niet aangrijpen. Edoch, als we naar berichten in de media kijken, onder
meer vandaag, dat we toch maar kuddedieren zouden zijn, maakt het wel moeilijk
om de progressieve elite ernstig te nemen.
Marli Huijer schreef een interessant essay
over discipline en ook zij meent dat het zelf ordenen van de agenda, dagelijks
en wekelijks, over een langere termijn precies vrijheid kan opleveren. Er
bestaat dus een opmerkelijke gelijkenis tussen mijnheer pastoor van dertig,
veertig geleden, die ook al zo een weinig opwekkend mensbeeld koesterde en het
helpt niet, denk ik, dat men zich voor ons gedrag verklaringen zoekt in de
ontwikkeling van de menselijke soort, maar, opvallend genoeg, als het over
maatschappelijke structuren en het vormen van instituties gaat, wil men niet
geweten hebben dat we van de apenrots zijn gevallen.
Het is dus zaak, meen ik, dat we dan wel
aangeven dat we niet buiten onze natuurlijke gegevenheid kunnen, maar er is in
de loop van eeuwen wel een laag overheen gelegd, cultuur, in een brede zin. Die
cultuur omvat dus zowel instituties als gebruiken, ritmeren van het leven en
ritualiseren van levensbehoeften. Ritme in ons leven kan een dwingend kader
blijken en de kerk heeft na de restauratie - de periode 1815 - 1830, eventueel
1848 - een nieuwe vorm aangenomen wat het ordenen van het dagelijkse leven en
het leven van de gelovigen aangaat, zoals op zondag de twee of drie diensten
die men bij diende te wonen, de verplichte jaarlijkse biecht rond Pasen om een
goede Pasen te kunnen houden. Maar het heeft niet belet dat er ook binnen de
kerk pogingen waar te nemen vallen de persoonlijke inzichten niet geheel te
versmachten en kwamen de liberalen opzetten met een nieuw en verfrissend mens-
en wereldbeeld. Er waren er ook, neen, geen liberalen als zodanig, die vonden
dat Darwin ons leerde dat mensen niet allemaal evenveel waarde zouden hebben,
want men kon zich daartoe baseren op wat men sociaal-darwinisme is gaan noemen.
Nu zegt een deel van de progressieve elite dat ze zich verlaten op
wetenschappelijke inzichten, maar tegelijk zullen ze niet nalaten Freud en de
psychoanalyse weg te zetten als weinig wetenschappelijk. Of men kan denken aan
hoe in Zweden tot rond 1970 praktijken van eugenetica hebben toegepast, zonder
veel verantwoording. Niet alles wat wetenschappelijk lijkt, is het ook en zelfs
dan kan men nog altijd ethische vragen stellen.
Want dat is natuurlijk wel de crux van het
debat: de ene partij, die zich progressief acht, meent dat men zich kan
verlaten op wetenschappelijke inzichten en niets dan wetenschappelijke
inzichten om een mens- en wereldbeeld te formeren. De tegenstanders,
kerkelijken, maar ook anderen, menen dat niet alle wetenschappelijke inzichten even
valabel zijn of te verantwoorden als basis voor goed gedrag. In werkelijkheid
kan men, afgaande op de geschiedenis van het wetenschappelijke denken en de ontwikkelingen
van methodes in onderscheiden domeinen best wel enige terughoudendheid
accepteren. Hoe het bewustzijn van een individu tot stand komt, hoe het ik
worden mogelijk is, blijft nog altijd een moeilijke zaak, omdat wetenschappers
telkens weer vaststellen dat het brein net iets anders in elkaar steekt dan men
had gedacht. Beweren dat we ons brein zijn, is tegelijk tautologisch, want
zonder het werkende brein geen bewustzijn en geen autonoom handelen als een wel
zeer scherpe scheiding aanbrengen tussen geest en lichaam, al zal Dick Swaab
niet zo gauw van een geest spreken, want dat valt net iets te weinig materieel
vast te stellen.
Toch zijn het inzichten, in een vaak
rudimentaire vorm, die mensen een set gemakkelijke argumenten versus de kerk en
het christendom aanreikt, maar die het individuele en het maatschappelijke
leven tekort doen. Het brein kan niet autonoom werken, maar krijgt via de
zintuigen informatie aangereikt, maar de baby moet leren zien en leren wat een
mensengezicht is, wat een vrolijk en wat een boos gezicht is. En dat komt niet geheel
uit de eigen koker, maar de aanhangers van de evolutionaire biologie lijken te
vergeten hoezeer primaten en dus ook de mislukte primaten in aanleg lerende
wezens zijn.
In zekere zin werkt het zogenaamde debat
tussen kerkelijken, tussen aanhangers van een doorleefde geloofsopvatting en de
zogenaamde progressieve elite vaak storend of zelfs gewoon afbrekend als het om
debatten van deze tijd gaat. Geneeskunde en steeds nieuwere mogelijkheden kan
men toejuichen, maar men kan nooit de vraag uit de weg gaan waar en wanneer die
mogelijkheden de menselijke waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen.
En neen, dat is geen kwestie van ja of nee, maar vaak een glijdende schaal.
Meer nog, vaak kan een nieuwe verworvenheid mensen met een specifieke zorgvraag
of een ernstig medisch probleem echt wel helpen, maar vervolgens worden die in
andere omstandigheden en met andere oogmerken aangewend en dan kan het uit de
klauw lopen. Ik denk maar aan het gebruik van epo voor zieken, nierpatiënten
als ik het wel heb, maar het product maakte ook furore in het sportgebeuren,
vooral de professionele sportbeoefening had er veel mee uit te staan:
prestaties bleken soms supermenselijk, maar het vervalste wel de competitie.
Denken we. Maar is het ook niet levensbedreigend, dat oneigenlijke gebruik van
EPO? Want we wijzen producten af die schadelijk zijn, willen geen sigaret meer
zien, op straffe van zware boetes, maar tegelijk geloven we nog steeds dat we
vrij zijn. Ah neen, want er zijn rationele argumenten om te stellen dat roken
ongezond is en we mogen onszelf geen schade toebrengen... Er is nog iets dat
ons opvalt: men produceert nieuwe geneesmiddelen maar in sommige gevallen waar
ze van nut zouden kunnen zijn, wil men ze niet gebruiken, want volgens het
protocol niet toegestaan. Anderzijds merkt men, zoals Trudy Dehue aangaf, dat
andere middelen, Relatine of Ritalin dat oorspronkelijk op een doelgroep was
gericht, steeds meer voor andere groepen en in andere omstandigheden
voorgeschreven, buiten het protocol.
Enfin, ik ben de discussie tussen
dergelijke streng in de leer staande
lieden ook moe omdat de inspiratie altijd weer zo eenduidig lijkt. Enerzijds
gaat het vaak over abstracta, zoals vrijheid en gelijkheid, doorgaans zonder
zich zoiets als broederschap te herinneren, tenzij als solidariteit, anderzijds
heeft men te vaak te indruk dat de inzichten - als het over het publieke debat
gaat - niet berusten op een eeuwenoude traditie van discussies en debatten.
Natuurlijk waren er altijd al scherpslijpers, zoals dominee Voet, Voethius die
de Collegianten en de rekkelijke opvattingen bestreed. Er waren ook lieden als
Adriaan Koerbagh die ons blijven inspireren, omdat deze wel heerlijk subversief
uit de hoek komen. Misschien is het dit wat me het meeste ergert, dat men nooit
nog eens een discussie hoort gevoerd worden waarbij Bernard Mandeville en Adam
Smith in het geding gebracht worden of waarbij John Stuart Mill aan het woord
mag komen.
Let wel, er zijn gremia waar dit kan, er
zijn tijdschriften, zoals Tijdschrift Streven, Filosofiemagazine waar dit wel
gebeurt. Er zijn nog wel enkele clubs waar de debatten breed gevoerd worden en
er zijn uitgeverijen waar auteurs hun doordachte inzichten kunnen brengen, maar
die bereiken dan weer niet de brede media. In tijden waarin meer mensen dan
ooit hooggeschoold zijn en de algemene scholingsgraad nooit zo hoog was, wil
men, als het van krantenbazen afhangt vooral niet moeilijk doen. In Nederland
is daar wel meer plaats voor, maar in Vlaanderen worden we geconfronteerd met
een negatief paternalisme, dat niet uitgaat van de RKK. Hopelijk kunnen we
spoedig eens de ban breken en met aandacht voor hangende kwesties en voor de
menselijke waardigheid, maar ook voor het autonome individu, dat zich van zijn
omgeving bewust is, de discussie aangaan. Kerkelijk of niet, het humanisme
staat wat mij betreft sterk onder druk en dat valt te betreuren.
salve et vale,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten