Homunculus of de technologie overdenken
Reflectie
Europese Waarden (bis)
Verder denken over technologie
Schreef
ik net iets over Europese waarden, de gedachten staan niet stil en de
omstandigheden dwingen ons verder te gaan op het pad dat we insloegen. Neem nu
de gedachte van Goethe dat we op onze intuïtie mogen vertrouwen, waarbij we er
ons moeten voor hoeden van die intuïtie een ding te maken, iets dat we
omschrijven, controleren kunnen, want wellicht gaat het zoals in Tasso: men kan niet volkomen voortgaan, in het
dagelijkse leven, op wat de vereisten buiten de eigen activiteit oplegt, zonder
aan focus en aandacht te verliezen maar we kunnen ook niet leven zonder wat de
verbeelding, het creatieve in petto hebben: realisme en verbeeldingskracht.
Goethe bepleit de autonomie van de kunst en dat moet ons wel aanbelangen, zeker
als we zien hoe men vandaag wel eens kunst wil brengen die geen andere
verdienste heeft dan dat ze ontspruit aan de gedachte dat het de menselijke
benepenheid, vergankelijkheid zou moeten uitdrukking. Natuurlijk kan niemand
bogen op het eeuwige leven en misschien moeten we dat ook niet wensen, vanwege
de oeverloze saaiheid. Net Goethe die een gezegende leeftijd bereikte was zijn
leven lang bezig en doende, vooral als hij moe werd van de lasten die hem
drukten of als tegenslag hem trof. Hoewel, Goethe noemde zich zelf gelukkig en gezegend,
maar hij verloor natuurlijk zowat al zijn naasten bij leven.
Maar
zoals ook Hannah Arendt het zou ontwikkelen, de mens is nu precies in staat
steeds de beginnen, ook te herbeginnen en iets nieuws aan te vatten. Alleen zal
Arendt niet hebben kunnen bevroeden dat we dezer dagen met een almachtige
gedachtepolitie te maken hebben, net zo machtig omdat ze niet gecentraliseerd
of Jacobijns georganiseerd is, maar uitgaat van allerlei groepen en
groupuscules die hun eigen waarden als norm hanteren en iedereen, elke uiting
van een individuele expressie langs hun eigen morele meetlat leggen. Zo
ontstaat een cultuur van voortdurende vervolging. Of men nu het rationalisme is
toegedaan of net heftig zweert bij een strikte levensopvatting, gebaseerd op
een geopenbaarde waarheid, men zal de andere nauwelijks serieus willen nemen en
elke uiting van kritiek als een aanval, belediging, nederlaag beschouwen die
gewroken moet worden en zeker aan de kaak gesteld. Bovendien zijn er nu
instellingen, sociale media, waar men een zo breed mogelijk publiek wil
bereiken, zodat allerlei vormen van censuur mogelijk worden, die men doorgaans
verbindt met reactionaire en retardaire geesten, bisschoppen en verkrampte
fatsoensrakkers. Maar die zitten nu elders, want als we de regels van de
politieke correctheid bekijken, dan kan men wel niet om de goede intenties
heen, maar de uitwerking fnuikt niet alleen de vrijheid van meningsuiting, maar
zelfs het denken, de zelfcensuur. Dat gaat dan in tegen het vermogen tot
oordelen want de normen liggen vast a priori en dat schaadt de creativiteit.
Want al roemt men graag de creativiteit van monstres sacrés, creativiteit dat
nergens lijkt toe te leiden, vindt men verloren moeite. Maar is er nog sprake
van creativiteit als het resultaat zeker is. Overigens, het mislukt vaak genoeg,
die verzekerde successen.
Nu
kan men opmerken dat politieke correctheid als begrip vaag en leeg is geworden,
want je hebt een politieke correctheid die zich verzet tegen discriminatie,
racisme, machismo en al dat soort dingen, terwijl net die mensen bij een
bepaald rechts net de politieke correctheid situeren, die racisme relatief
noemen of discriminatie niet te veel aandacht willen geven. Het mag duidelijk
zijn dat beide stromingen diametraal tegenover elkaar staan. Het concept van
politieke correctheid dat ik voor ogen had staan, betreft nu net dat modieuze
denken dat men racisme gewoon kan uitroeien, dat men mannen kan leren hun
machismo helemaal af te leggen - wat duidelijk niet alle vrouwen wensen, als ze
ooit zo verlekkerd waren op Marcello Mastroiani en nu op Georges Cloony. Een
beetje mannelijkheid mag wel.
Het
probleem met politieke correctheid, in beide richtingen is dat het voortdurend
wordt gedicteerd, geformuleerd als een heteronome norm, die men dan moet
interioriseren, zonder enige vorm van kritiek. Ik ken een jongeman, Europese,
Vlaamse moeder en Afrikaanse vader, maar al zou ik hem daar nooit op
aanspreken, het is wat hij mee heeft gekregen, dan toch moet ik aanduiden, ook
om sommige problemen waar hij mee worstelt te begrijpen dat hij die bijzondere
achtergrond heeft, zodat ik de Afrikaanse afkomst ook moet in rekening brengen,
niet om de kerel te fnuiken, maar net omdat hij zo een eigen identiteit kan
opbouwen.
Racisme
bestrijden mag dan nobel heten, het zou tot de intuïtie over het menselijke
bestaan moeten leiden dat men dit niet zomaar in het ijle kan doen. Racisme berust
inderdaad op foute aannames dat het ene ras superieur zou moeten heten en het
andere dus vanzelfsprekend inferieur en daar moeten we ons inderdaad niet toe
lenen of laten verleiden. Maar het erkennen van verschil, van individualiteit
blijkt net zo goed een verworvenheid van de Verlichting als het begrijpen dat
die verschillen er niet toe kunnen leiden mensen gelijke rechten te ontzeggen.
Men zal dus de geschiedenis van het racisme onder ogen moeten zien om te
begrijpen hoe de focus veranderde: aan het begin van de twintigste eeuw spraken
Duitsers, Fransen, Vlamingen en Britten over hun eigen volk als een ras,
terwijl we nu begrijpen dat we allen kinderen van Europa zijn.
Het
probleem dat ik heb met politieke correctheid is dat het geen innerlijke contradictie
accepteert en bovendien menselijke intuïtie negeert, maar volkomen doorgedacht
is, rechtlijnig ook. Wie zich in een politieke correctheid opsluit, wordt een
manicheïst, iemand die gelooft in de strijd tussen goed en kwaad, waarvan wij
dan het strijdtoneel zijn. Het is ook een fnuikende oefening want het maakt
het, zoals bij sekten te doen gebruikelijk is, onnodig de eigen uitgangspunten
nog te onderzoeken.
Dat
proces zien we ook als het over vooruitgang en technologie gaat, waarbij we de
gevolgen voor anderen, zelfs niet altijd voor onszelf in kaart brengen, omdat
de vooruitgang goed is. Maar men noemt zich progressief en verzet zich tegen
ggo omdat het tegen de natuur zou zijn. Ik weet het, mijn verhaal is eentonig,
maar het voelt zo raar aan, dat men de vooruitgang wil volgen, zonder te
betrachten er enig inzicht in te hebben en zonder te begrijpen dat niet alle
vormen van (technologische) vooruitgang heilzaam moeten heten noch a priori
onderworpen aan het voorzorgsprincipe.
Het
verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en technologische maakbaarheid moet
ons dan ook helder voor ogen staan: de onderzoeker bekijkt hoe het nu wel is en
hoeft daarom niet per se de werkelijkheid aan die bevindingen aan te passen.
Vooral de ingenieurs van de ziel en de gedachte dat we met big data en
algoritmen aanwijzingen zouden moeten krijgen over wat ons te doen staat, zou
men ernstig op verdiensten moeten narekenen. Bovendien weten we sinds enige
tijd dat niet alle sociaal psychologisch onderzoek zo waardenvrij wordt bedreven
als men het ons wil doen geloven. Komt het voor dat er met data gesjoemeld
werd, zodat ons bepaalde inzichten als feiten werden voorgesteld, die wellicht
minder het marmer gebeiteld zijn dan men het graag wil doen voorstellen, dan
geeft de benadering ook aanleiding tot het vermoeden dat men mensen graag wil
inpassen in een mal, zodat men, zoals Aldous Huxley beschreef nergens anders
toe in staat is, dan waartoe men in het leven geroepen is. Dat aspect van
moderniteit zou men toch ernstiger kunnen nemen, want het betekent dat we
mensen niet accepteren zoals ze zijn. Oh ja, ouders van kinderen met Down
hebben een probleem en moeten zich verantwoorden...
De
technologie is nu in staat mensen te helpen om zich in hun ware ik te hullen,
mannen kunnen hun vrouwelijkheid beleven en omgekeerd, want de medische
wetenschap staat voor niets. Het is ook op straffe van excommunicatie verboden
eraan te twijfelen dat het goed is voor deze mensen dat ze hun ware ik kunnen
beleven. Dat de mogelijkheden er zijn kan men inderdaad vooruitgang noemen,
maar of elke jongen van zestien of meisje van veertien die zich onwennig voelt
in het veranderende lichaam ook via hormonenkuren en andere ingrepen ook
daadwerkelijk gebaat is bij het verkrijgen van een min of meer nieuw lichaam,
zal men niet vooraf kunnen verzekeren. Of het moet verboden worden? Niet dus,
maar hoe artsen met dergelijke vragen omgaan, mag wel besproken worden.
We
zijn, ik zegde het al, in andere paradigma terecht gekomen. Waar we vroeger
gelaten ons lot dienden te ondergaan, leert men ons nu dat ons leven maakbaar
is en dat we dus niet hoeven te lijden als we er niet uitzien als Marlène
Ditrich of als John Wayne. Vrouwen laten wel eens vlugger dan nodig hun lichaam
met het scalpel bijwerken, maar of elkeen er gelukkiger om is? De perfectie is
niet goed genoeg. Men zou de vraag moeten stellen welke vorm van maakbaarheid
inderdaad mensen kan helpen een beter leven te hebben, terwijl andere ongewild
de ervaring van onvolkomenheid zullen versterken.
Hier
helpt geen enkele theorie of principiële uitspraak, maar is men ten volle
onderworpen aan de toevalligheid der dingen. Sommige vrouwen die weten dat ze
niet helemaal op een model lijken, kunnen perfect elegant door het leven
stappen, terwijl andere, hoewel best mooi en aanbiddelijk toch voortdurend
zichzelf in de spiegel tegenkomen en er de onvolkomenheden van zien en daaraan
onredelijk lijden. Kan niemand hen dan leren, bijbrengen dat ze best gelukkig
mogen zijn met hoe ze voorkomen en wie ze zijn? Wellicht gebeurt het wel, maar
evengoed lezen we dan over mensen die een dertiende keer hun neusvleugels
zouden willen laten verfijnen en nul op het request krijgen omdat de chirurg
weet dat het mooie neusje al volkomen naar de verdoemenis is. De vraag is dan
waar we tussen lijdzaamheid en maakbaarheid een kantelpunt vinden waar we het
beste met de omstandigheden omkunnen.
Dat
speelt zich niet af op het niveau van de perfectie, noch op dat van het platte
"god heeft het zo gewild", maar daar waar Peter Bieri het over heeft
in "Het Handwerk van de vrijheid". Die vrijheid heeft niets met een
abstract begrip te maken, maar blijft een vorm van levenskunst, waarbij men
weet wat men kan willen, wat men mag kennen, kan kennen en wat hopen, geloven.
In die zin is Kant een praktischer filosoof dan men het graag voorstelt, want
te weten wat de mens is, kan tot oeverloze discussies leiden, maar voert ons
meteen binnen het domein van algemeen geldende, universele en tegelijk met wat
we vandaag, hier en nu mogen verwachten. Vrijheid vergt enige discipline, vergt
enige moed en dus ook bij tijd en wijle enige lijdzaamheid. Dus hebben we het
niet over kadaverdiscipline, noch over overmoed dan wel totale passieve
overgave. Zijn het niet die elementen die Safranski ontwaart in het werk van
Goethe, zeker het latere werk?
In
Europa hebben we terecht vormen van lijdzaamheid die ons heteronoom door
mijnheer pastoor werden opgedrongen terzijde geschoven. Integendeel, op vele
vlakken werd juist Faust de na te volgen figuur die zich niet door de
omstandigheden liet afschepen om te verkrijgen wat hij wilde, zoals Gretchen,
zoals de grond van Philemon en Baucis. Maar tegelijk zien we dat Goethe
begrijpt dat het menselijke gemoed ook mag versagen, ook de rust vinden en
zeggen dat het goed is geweest voor hem of haar. Hoe nu stellen we ons de
westerse waarden voor en als we alles mooi met een stift op een glazen wand
zouden schrijven, die waarden, hoe verhouden die zich tot ons persoonlijke
leven?
Vrijheid
wordt door sommige filosofen als een illusie gepresenteerd waarbij ze beroep doen
op neurologisch onderzoek. Anderen menen dat vrijheid niet kan omdat we nooit
rationeel genoeg kunnen denken om te weten wat het beste is voor ons. Maar we
moeten in deze toch ook de vaststelling van Savater in het geding brengen, ook
willen samenleven met anderen is een vorm van vrijheid. Als we ons laten
opsluiten in ons geisoleerde, autonome ik, lopen we het risico inderdaad niet
meer greep op het eigen bestaan te hebben dan als we ons aan strikte goddelijke
wet zouden houden, alleen zou dat wel eens grilliger kunnen uitpakken dan
mensen die zich geheel aan regels en normen van een religieuze gemeenschap
onderwerpen.
Gelijkheid
wordt zo hooglijk geprezen dat men zou vergeten dat mensen relatief uniek zijn
en nooit aan hun identiteit kunnen ontsnappen; alleen is gelijk een abstractum
dat men altijd nog moet in een bepaalde vorm gieten, terwijl die uniciteit
precies met contingentie te maken heeft, eruit voortkomt en dus voor sommige
filosofen al vanzelfsprekend onbestaande is. Maar de vormen van gelijkheid die
men nastreven wil, fnuiken het individuele en dwingen hem, haar tot
onderwerping en dat kan toch de bedoeling niet zijn.
Broederschap?
Een onverklaarbaar fenomeen dat men dit begrijp zelden in kaart brengt, maar
toch, als we bedenken dat men altijd weer zoeken moet naar hoe we het
samenleven vorm kunnen geven, dan maakt solidariteit dezer dagen opgeld, zonder
dat we er de vinger op kunnen leggen. Duidelijk is dat wie rijker is degene
helpen zal die het minder heeft, maar dat bestond vroeger al, via aalmoezen,
via weldadigheid. Fernando Savater schreef
in een boekje over het samenleven als iets waar best over na te denken valt,
het betere samenleven wel te verstaan, want samenleven doen we dus
vanzelfsprekend en dat met miljoenen. In wezen blijft het wonderlijk dat we zo
dicht op elkaar levend elkaar niet vaker de strot afknijpen of het hoofd
inslaan, wat men, afgaande op evolutionair psychologen wel zou mogen
verwachten. Want we zijn dus egocentrisch en alleen gericht op het persoonlijke
overleven. Afgaande op de hangbare praktijk hebben we wel degelijk aandacht
voor anderen en voor hun belangen, begrijpen we dat we anderen die bepaalde
behoeften niet kunnen voldoen maar het beste helpen.
Een
clash van inzichten
Wat
we westerse waarden noemen, waar we graag ook universele betekenis aan geven,
zijn de kwesties waar we belang aan zouden hechten, maar sommigen hebben, niet
zonder reden vraagtekens gezet bij een begrip als vrijheid, bij zoiets als
gelijkheid - en rechtvaardigheid - en nog anderen spreken dus liever over
solidariteit dan over broederlijkheid of broederschap - dat zal wel iets voor
gezellen, meesters en grootmeesters van de loge wezen - en velen vinden we dat
alles rationeel onderzoeken moeten en ons niet aan emoties overgeven. Maar zou
het mogelijk zijn mens te wezen en abstractie te maken van onze emoties. Bovendien,
er zijn genoeg politici en mensen in het middenveld, in ngo's die drijven op
hun verontwaardiging, maar niet kunnen aannemen dat zorg voor het bestaande en liefde voor wat is, voor wat hier aan patrimonium én aan inzichten
werd ontwikkeld, ook een motor tot handelen kan zijn. De fouten van het verleden?
Tja, voor de een was Marx een misfit terwijl anderen dan niet aarzelen Alexis
de Tocqueville een conservatief te noemen en derhalve te verwerpen.
Susan
Neiman schreef over "Morele helderheid" en wilde daarmee aantonen dat
het niet goed mogelijk is de vele facetten van het menselijke bestaan en
zelfbegrijpen te negeren in naam van een zekere wetenschappelijke benadering
die ze zelfs niet speculatief meent te mogen noemen maar gewoon blijk gevend
van een misleidende vorm van reductie. De mens zou dan een eenling zijn, die
desgewenst een sociaal contract aangaat,
waarbij men zich afvragen moet of dat
befaamde sociaal contract in de wolken is geredigeerd dan wel volkomen
onderhevig is aan de omstandigheden en de dingen des daags. Historiciteit zou
het sociaal contract vreemd zijn en de mens die het sluit zou niet onderhevig
zijn aan wat het lot hem of haar heeft toebedacht, maar in zekere mate een
ideaal wezen zou zijn. Susan Neiman stelt hier terecht vragen bij, want als
iets eigen is aan de vroegste geschiedenis van de mens, zelfs tot de 18de, 19de
eeuw, dan is het vooral dat niemand alleen kon overleven. Meer nog, wie uit de
gemeenschap werd gestoten stierf in de wildernis een gewisse dood. Juist, we
kennen de trappers in de Verenigde Staten en Canada, maar ook in Siberië, maar
ook zij hadden nood aan contact met de bewoonde wereld.
Zijn
we dan onderhevig aan de samenleving, de gemeenschap? Niet geheel, want het
feit dat we bij machte zijn zelf keuzes te maken en binnen het aanbod van
samenlevingsvormen een eigen positie in te nemen, zonder dat er nog sprake is
van excommunicatie, laat vermoeden, zoals ook Martha Nussbaum betoogt in haar
werk over politieke emoties, dat we niet enkel op woede en verontwaardiging
moeten afgaan, maar dat, zoals Franklin Delano Roosevelt het stelde, best ook
een welwillende positieve emotionele binding moeten aanprijzen.
Wetenschappelijk zou daar geen grond zijn, zagen we al vaker geleerde mensen
poneren, maar zelfs wie zich met wetenschappen inlaat en technologie ontwikkeld
kan dat doen om andere redenen dan winstmaximalisatie. Natuurlijk dienen
ondernemers winst te maken... maar liefst op een eerbare wijze en met oog op de
continuïteit van de eigen onderneming en oog voor de belangen van de
stakeholders, dus niet enkel de aandeelhouders.
In
de strijd tegen ongelijkheid - qua inkomsten - blijkt dezer dagen een groot
engagement los te maken bij mensen, die dan vergeten dat het eigendomsrecht een
van de steunberen van de rechtsstaat is en dat men dus niet zomaar kan eisen
dat mensen hun vermogen aan "de armen" uitdelen, zoals Franciscus van
Assisi dat naar het voorbeeld van de apostelen wilde realiseren. Natuurlijk is
men vrij zijn of haar vermogen aan anderen te schenken, maar als men hen niet
leert om te gaan met de mogelijkheden die dat schept, als men niet de gat in de
hand weet dicht te houden, dan is een schenking een tijdelijk soelaas.
Tot
slot, als het zo zou zijn dat onze westerse waarden eenduidig zouden blijken,
dan zou het leven weliswaar eenvoudiger uitpakken, maar wellicht zou er dan ook
geen lol aan wezen. Hoe het moet, blijkt telkens weer, kan men niet voorop
stellen en soms ontspoort het, zoals de nazi's en de marxisten-leninisten
leren, maar die ontsporingen liggen in het spectrum van de kritiekloosheid en
het afwijzen van reflectie op de eigen positie, op de relatie tot anderen.
Zelfs de tegenstelling tussen het (overdreven) individualisme en zij die menen
dat de gemeenschap, de collectiviteit voorrang verdient, kan men een dwaling
vinden, want zijn we niet per definitie individuele personen in een open
omgeving met anderen, iets wat men een gemeenschap noemen kan? Net omdat de
samenleving blijk gegeven heeft van het vermogen spanningen te verdragen, als
er geen oorlog, burgertwist van komt.
Pas
als we daarover ernstig gaan nadenken, over het persoonlijke, het individuele,
over de waarden die we hanteren als we de toepassing van technologieën
accepteren, zal men begrijpen dat niet de technologie an sich bedenkelijk, laat
staan bedreigend is, maar dat ons denken, hic et nunc over wat een technologie
betekenen kan, hoe het ons leven kan verbeteren, de kwaliteit, de voldoening,
zal het mogelijk zijn er oordeelkundig mee om te gaan. En dat betekent ook dat
we niet alle arbeid en werk mogen uitschakelen of overdragen aan artificiële
intelligentie. Maar nog eens, dan moeten we weten wat weldadig is voor mensen,
of ze nu geschoold zijn of vooral handig in het atelier. De weldaden van
technologische vooruitgang kan men noch afwijzen, noch er zich aan onderwerpen.
En misschien zal men toch ook beroep moeten doen op intuïtie, op redelijkheid,
eerder dan op strikt rationele benaderingen, hoewel het wel altijd een uitdaging
blijft zo een strikte, elegante argumentatie op poten te zetten, want velen
lukken er doorgaans wel in irrationele binnen te smokkelen. Wat we niet als een
zwakheid van de rede moeten zien: le coeur a ses raisons que la raison ne
connaît pas.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten