Prévoir, c'est gouverner?
Dezer
Dagen
Minister-president blikt
vooruit
weer is het niet goed
On gouverne les hommes avec la tête.
On ne joue pas aux échecs avec un
bon coeur.
(Chamfort, Maximes et pensées)
De vorige Vlaamse regering
baarde een monster zonder lijf en met erg veel poten, maar niemand liep er warm
voor, omdat iedereen, het middenveld zijn inbreng had mogen doen. Ook deze
regering wil het besturen kaderen in een verder tijdsperspectief, maar de
evolutie van technologie, gezondheid en nog iets meer hebben we (gelukkig) niet
onder controle en dus zal zo een visie wellicht enigszins vaag blijven. Er
bestaat een lange traditie van ministers-presidenten die een groots plan op poten
zetten, maar slechts weinig van die plannen konden beroeren; het grootste
succes vormde DIRV - Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen - omdat het heel
erg inzette op een paar hefbomen en het de onderneming van een
"Macher", een doener was. Toch wil ik de voorstellen van Bourgeois
zeker niet afschieten. Maar hier wil ik het hebben over de idee van de
"mentale agenda", een denkoefening om te kijken wat een regering en
een politiek beleid om het lijf zouden moeten hebben om enthousiasmerend te
werken.
Die aanname, dat een beleid
enthousiasmerend zou moeten zijn, blijft een heikel punt, want het leidt ons op
een denkspoor waar veel bypasses nodig zijn om te voorkomen dat we in het
ravijn storten. Wie zou dan geënthousiasmeerd moeten worden? En waartoe? Laten
we wel wezen, revotionaire regimes kunnen gemakkelijk enthousiasme wekken bij
een kleine groep van directe aanhangers, maar de rest van de samenleving, zo
blijkt ook nu weer in Venezuela, blijft vooral afzijdig en als er activisten
opstaan die het bewind willen uitdagen worden ze zonder meer en zonder eerlijk
en openbaar proces tot 14 jaar veroordeeld[i].
Dat de regering in Teheran ondergeschikt
is aan een Revolutionaire Raad en dat er een zedenpolitie is die op straat
mensen hard aanpakt die niet volgens de normen gekleed gaan of zich aangepast
gedragen, na 36 jaar, mag ons ook niet ontgaan.
Jacques A.A. Van Doorn stelde
in zijn laatste grote publicatie, Het falen van de SPD, dat in Duitsland na
1933 mensen bereid bleken mee te denken met het regime, omdat ze na de ellende
van Weimar en de instabiliteit achter zich konden laten. Men bleef dan ook wel langer
dan wenselijk blind voor de militaire plannen en de vergezichten op Lebensraum
maar men wilde opnieuw iets opbouwen. Na de oorlog, toen bij ons jonge
generaties, na de ellende van de depressie en de oorlog aan de slag gingen,
ontstond, voor zover ik het kan peilen uit verhalen en uit familiefilmpjes, uit
andere referenties aan die tijd, in vele delen van Europa en ook in Vlaanderen in
een geest van enthousiamse die de wederopbouw vleugels gaf.
Helaas, die periode, die voor
zover ik kan zien, net wel enthousiasme wekte, ook in Europa, ondanks de
naweeën van de oorlog omdat men technologisch vele stappen vooruit kon zetten,
maar ook omdat men werk kon vinden zonder zelf honderd brieven te hoeven
schrijven, noemt men nu donker, grauw en saai, met dank aan het beeld dat
Gerard van het Reve ervan heeft opgehangen
in "De Avonden". Geschreven in 1947 toen Nederland er maar niet in
slaagde op eigen kracht recht te krabbelen, stelt men vaak voor alsof het de
jaren 1950 zou verbeelden, quod non. Begrijpelijk was dat, want er was veel
vernietigd, ook het geloof in de beschermende en borgende overheid. Toch denk
ik niet dat het boek echt een handleiding kan zijn of een atlas voor de wereld
van toen.
Nu ja, misschien sla ik dan
zelf wel door naar de andere kant, maar het was een tijd waarin jonge
afgestudeerden van de universiteit in het leven stapten, met wetenschappelijke
kennis en vorderingen in contact bleven, gedurende jaren zouden blijven
studeren - niet allemaal natuurlijk - maar ook nog eens op eigen gezag in hun
omgeving de nieuwe tijd gingen vorm geven. Toch houden we van de periode 1948
-1958 vooral de idee over van een saaie, duffe periode over, waar niet zo heel
veel gebeurde. Maar god schiep de vrouw en Brigitte Bardot deed haar entrée als
cultfiguur en ook James Dean werd toen een komeet, maar doofde snel uit. Maar
behalve Expo '58 was er ook hier een en ander te beleven, op verschillende
niveaus, in meerdere domeinen. Vervelend zal de tijd misschien geweest zijn
voor wie toen te jong was om het allemaal te proeven. Al valt dat nog te
bezien, verveling kan een aanzet geven tot creativiteit. Het was inderdaad de
Koude Oorlog, maar ook de tijd van de automobiliteit, van nieuwe snelwegen,
vakanties en een onuitputtelijke hoeveelheid mogelijkheden. De contestatie
volgde als vanzelf.
Walschap heeft in de trilogie
"De Familie Roothooft" al laten zien hoe jongeren in de "donkere
jaren" dertig, in feite in de jaren na WO I toch weer eigen wegen zochten
en idealen wisten te smeden om iets van het leven te maken. Het gaat om toneel,
maar ook om een politieke agenda, over aan de toekomst bouwen en dat maakt de
roman ook vandaag nog belangrijker.
Met alles hoop ik duidelijk
gemaakt dat zelfs al denken wij dat er alleen maar dooie saaiheid zou geweest
zijn, dan nog kan het leven welig tieren, zelfs in de jaren 1930, omdat mensen
nu eenmaal leven. Voor onze toekomst zullen er zich dus ook vragen opkomen over
hoe we willen leven. Want als ik me iets herinner uit mijn kindertijd en jonge
jaren, dan is het die onvoorstelbare fascinatie voor wat 2000 zou brengen?
Allerlei projecties werden nog waar gemaakt, over zelfrijdende auto's en over
computers in de huiskamer, over verre reizen en zelfs verblijf in de ruimte als
vakantiebestemming. Toen het jaar 2000 plots nabij leek, bleek de ontgoocheling
bij velen groot, maar tegelijk was er veel gaande, zoals de ontcijfering van
het menselijk genoom, de zoektocht naar nieuwe energiebronnen of betere
toepassingen, terwijl in de geneeskunde het perspectief op een goede oude dag
steeds rooskleuriger oogde.
Daarom kan het geen kwaad dat
de regering nadenkt over wat we ons van onze samenleving over 35 jaar kunnen
voorstellen en welke rol, dienende rol de regering daarbij kan opnemen. Want
dat de regering niet alles hoeft te doen, mag duidelijk zijn, want het zijn
mensen als u en ik die geleidelijk die toekomst vorm zullen geven. De kritiek
dat het voorstel van Minister-president Bourgeois te vaag zou zijn, kan dan ook
geen hout snijden, want men kan de wereld over 35 jaar ook niet echt voorzien.
Met de kennis van nu proberen te vatten wat er gaande zou kunnen zijn anno 2050,
vormt evenwel geen gratuite oefening. Maar zal men erin slagen in goed vertrouwen
die toekomst te voorzien? In tijden dat overheden, experten, actiegroepen ons
met doemscenario's overvallen en daarbij ons niet zelden beelden te voorschijn
te toveren die ons er wel vanzelf toe bewegen alle hoop te laten varen, zal dat
wel de laatste der consideraties zijn.
De poging over een langere
tijdspanne in het verschiet na te denken heeft iets uitdagends. In een vroeger
stuk dacht ik na over de relatie tussen condition Humaine en technologie blijft
nog altijd een issue. Vooral in handen van politie en repressie kan technologie
autodestructief blijken voor de legitimiteit van de overheid. Willen we
veiligheid? Sommigen willen die in excessieve mate en dat kan niet gezond zijn,
omdat we tegelijk gaten en kieren nodig hebben die een toegang bieden tot het
ongewisse. De oefening van de Regering Bourgeois evalueren, zal dus ook gemeten
worden aan de vraag hoeveel oog er is voor het ongewisse.
Want het zal eenieder wel opgevallen
zijn dat van de perspectieven die ons in 1975 werden voorgehouden er in 2010
veel bij onderdeed als we overzien wat verworven werd, maar ook bleef er veel
achter dat niet altijd zinvol is gebleken. Men heeft toen een positie ingenomen
dat vooruitgang goed was, boven alles en dat zonder zich af te vragen wat het
allemaal voor mensen, individueel en als samenleving betekenen kan. Tegelijk
heeft men wel zeer traagzaam de horizon overzien van de vergrijzing en de
vergrijzing in de vergrijzing. Cijfermatig wist men het wel, verder niets. Het
gaat er soms om dat men van evoluties en ontwikkelingen niet alle gevolgen kan
overzien, maar ook niet altijd wil voorzien.
Verder valt niet zoveel te
klagen omdat men vanuit ambtelijke hoek vond dat er voorzieningen dienden te
komen, die evenwel nooit aan de vraag tegemoet zouden komen en dat zo dat het
betaalbaar blijven zou. Ook nu zien we projecties over het ouder worden en over
het organiseren van het leven die mij de schrik om het hart doen slaan, omdat
ze precies niet met de menselijke bestaansvorm en voorwaarden rekening houden.
Er heerst dezer dagen een ruwheid in het vastleggen van de toekomst die we
beter tegen het licht houden.
Maar de overheid kan toch maar
alleen de parameters die meetbaar zijn in het oog houden? Klopt in die zin dat
men zonder die data en prognoses in het oog te houden niet verder kan komen.
Moet men jongeren erop voorbereiden, ervoor waarschuwen dat ze ooit oud worden?
Beter is het na te denken over levensloop en keuzes die de mogelijkheden van nu
bieden. Zal men nog meer gecontroleerde zwangerschappen verkiezen om te
verhinderen dat er minder geslaagde exemplaren ter wereld komen? Voor velen is
de kwestie zonder voorwerp, want men mag geen onnodig leed veroorzaken, terwijl
men er zich dan geen rekenschap van geeft dat men dan toch mensen onnodig leed
toebrengt omdat ze niet zonder begeleiding zwanger mogen worden. De natuurlijke
gang van zaken? Niet voor ons meer.
Het is weinigen gegeven een
blauwdruk uit te werken voor de samenleving a.d. 2050, maar het is niet
wenselijk in die zin tewerk te gaan. Toch is het van belang dat Geert Bourgeois
met zijn mensen een aantal lijnen uitzet, goede wetende dat de regering van
deze stadstaat echt geen vat kan hebben op externe actoren of evoluties. Niettemin
kan men aan de Europese tafels wel meewerken aan een kader waarin het goed
leven is, waar de zware bedreigingen goed opgevangen kunnen worden ook.
Want we moeten toch weer op
die ene vraag terugkomen? Wat kan de overheid doen voor de samenleving en wat
is onze inbreng in het maatschappelijke leven? Het is dus een andere vraag dan
die van John F. Kennedy, die vond dat we ons moeten afvragen wat we voor het
land kunnen doen. Die vraag uitsluiten past dan wel niet, het gaat over meer:
hoe kunnen we het welbevinden bevorderen, waarbij niet de overheid de
belangrijkste instantie is, maar wel de noodzakelijke voorwaarden kan scheppen.
Het gaat, we moeten het herhalen over de betekenis van arbeid en werk in ons
bestaan, van technologie en toch, aan het einde van rit zal de vraag naar
cultuur in ons bestaan aan de orde komen. Onderwijs kan zich net zo min als
opvoeding richten op enkel het noodzakelijke, hoewel ik er vrij gerust op ben
dat er altijd wel buitenbeentjes zullen verschijnen. De kwestie blijft dan ook,
ten overvloede hoe we het samen aanpakken
en toch het individuele de nodige ruimte blijven geven. Daarom is zo een agenda
niet overbodig, wel integendeel.
Want de regering(en)
staat/staan niet enkel voor uitdagingen, maar ook voor prangende oefeningen de
mogelijkheden net niet uit te putten. Want men kan toch niet hopen of
verwachten dat ze alles uit de kast zullen halen? Als de kost groter is dan de
baten al helemaal niet. Maar soms moet men onderweg rechtsomkeer maken. Daarom
is het goed dat de regering de oefening maakte en ik zal die zeker doornemen,
maar het is en blijft wenselijk daarbij
de eigen criteria even op scherp te zetten, want dit zijn geen vrijblijvende
werkstukken (vanwege de regering).
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten