Debat over waarde van consumptie & arbeid
Dezer
Dagen
Qu'ils
mangent des brioches
Over economisme
Naar
aanleiding van de verkiezingscampagnes van 2009, 2012 en 2014 vond ik het niet
dwaas onder het moto van Marie-Antoinette een aantal reflecties op deze blog te
plaatsen. Voor wie het vergeten was, de vrouwen van de faubourg Saint-Antoine -
nu een welvarend arrondissement in Parijs - en andere trokken in 1789 naar
Versailles waar de Etats Géneraux gehouden werden, om de hoge heren te laten
weten dat de broodprijzen - toen nog meer dan nu basisvoedsel, omdat de aardappel
nog niet de plaats van het graan had ingenomen die het in de negentiende eeuw
kreeg - al te hoog opliepen. Er waren problemen geweest met de oogsten, maar men
geloofde dat de graanhandelaren speculeerden met de aanwezige voorraden en de
oogst die alweer niet geheel zou lukken, maakte de vrouwen wanhopig. De
Koningin maakte er zich niet druk over, vond dat ze maar brioches moesten eten
en demonstreerde, volgens de mythe de wereldvreemdheid van deze verwende dame.
Wat wil men, als dochter van Maria-Theresia, Dauphine en vervolgens koningin
van Frankrijk als echtgenoot van Louis XVI had ze nooit om een stuiver verlegen
moeten zitten, want alles werd voor haar betaald, wat ze ook al niet wist.
Het
zal verbazing wekken, maar wie de debatten over het bestrijden van de armoede
volgt en wie de politieke discussies over de begrotingen al een paar decennia
volgt, moet wel tot de conclusie komen dat noch Links noch rechts zich
schromen, afhankelijk van hun plaats in het parlementaire plenum, meerderheid
dan wel oppositie, blijk geven niet te weten hoe mensen hun leven ervaren. Gaan
ze voort op het werk van sociologen, dan zouden ze nog eens om de tuin geleid
kunnen blijken, want het welbevinden van mensen, mannen, vrouwen, kinderen,
singles en gehuwde homostellen, krijgt men niet zomaar scherp in beeld want het
valt niet mee te begrijpen hoe mensen met bepaalde waarden omgaan. Het gaat dan
om de betekenis van betaalde en gestructureerde arbeid onder de regie van een
contract conform aan de CAO voor de betrokken sector. Het hoeft ook niet, in
een parlementaire democratie, in een rechtsstaat dat politici alles zouden
weten over u of mij. Maar mevrouw Tinneke Beeckman heeft een punt de
beperkingen van een louter pecuniaire benadering van het politieke beleid aan
de orde te stellen.
Na
de regeringsverklaring volgt altijd een debat en de discussies gaan, zoals
mevrouw Beeckman beschrijft alleen over het pecuniaire. Voor en na de
verkiezingen, de kwaliteit van het beleid blijkt slechts zelden een gelegenheid
om de samenleving te bekijken als een complex gegeven, waarin mensen doen wat
ze doen, ook als ze niet zo slim lijken als we zouden willen. Sinds de
negentiende eeuw is er een sociologie ontwikkeld en een historiografie die van
de economie de drijvende kracht maakte en alles zou kunnen verklaren.
Men
stelt met het grootste gemak gewelddadige actie tegen de westerse samenleving
vanwege jonge mensen met migratieachtergrond gelijk aan frustraties die zij
zouden hebben opgelopen. Sinds de terreurorganisaties van de vroege jaren 1970,
Baader-Meinhof oftewel de Rote Armee Fraction, Action Française het geweld
dedouaneerden weten we wel zeker dat zij niet uit de arme buurten van Hamburg
of Essen (Nordrhein-Westphalen) kwamen, maar moet men zoeken bij de betere
middenklasse, studenten en brave meisjes met ambities. Ook Che Guevara, arts,
was niet in armoede opgegroeid. Opvallend is zelfs dat Lenin, Trotzki ook geen
armoezaaiers waren. Stalin zelfs zou men niet zomaar arm kunnen noemen, maar
het komt er dan op aan de juiste lokale criteria en tijdsgebonden parameters
voor hanteren. Vele working class heroes vonden
hun ambitie door studie en hard werken, maar ook een veilig nest waar ze in
opgroeiden. Waren die mensen per se rijk? Neen, maar men ontkent ten onrechte
het bestaan van een middenklasse die wel hard werkt, maar ook inderdaad
financieel redelijk veilig genoemd kan worden - dat dit altijd door een zwaar
ongeval of door ziekte toch nog op de helling kan gezet worden, mag men evenwel
niet uit het oog verliezen - net wel oog hadden voor andere dan financiële
beslommeringen, maar zich ook met cultuur en welzijn inlieten. Marc Reynebeau
schreef evenwel tot besluit van zijn magnum opus "Het klauwen van de
Leeuw" dat de Vlaamse Beweging van geen betekenis kan zijn omdat het een
zaak van de middenklasse was. Hij had wel gemeld dat de BWP onder leiding van Eduard
Anseele op enig ogenblik gekozen heeft voor het afzien van taalstrijd, betekent
niet, zoals Jean-Pierre Rondas ook beschreven heeft - de Nuttelozen van de
macht - dat de arbeiders die zich gingen emancipeerden geen belang zouden hechtten aan taal. Onder meer Marc Reynebeau heeft er twee decennia geleden veel
aan gedaan om het anti-identitaire discours te verspreiden. Men moet
vaststellen dat dit discours regelrecht geworteld is in de discussie van het
postmodernisme: een identiteit is een vals bewustzijn.
Onmacht
kan immers voortkomen uit het feit dat men zichzelf niet meer herkent in de
samenleving en niet als zodanig herkend wordt. De discussie over de vraag of
discriminatie, of dat ten allen tijde
verboden is, bestreden moet worden, blijft problematisch, omdat men hiermee
niet enkel feitelijke achterstelling van mensen maar ook emoties van mensen
politiseert.
We
gaan zelfs verder dan dat, we moraliseren vrij natuurlijk gedrag, dus naar
willekeur en wetenschappers vertellen ons hoe weinig we maar hebben om fier op
te zijn, dat wil zeggen, we doen allemaal hetzelfde in vergelijkbare
omstandigheden of om analoge doelen te bereiken, van overleven tot genieten en
onze eigenheid uitstallen. De premissen van evolutionaire psychologie, schreef
Susan Neiman in "Afgezien van de feiten" gaan in tegen de
vaststelling dat mensen niet alleen berekende, hardvochtige, egocentrische
figuren zijn. Afgezien van de feiten kan men de driftkikker best het als de
blauwdruk van de mens zonder opsmuk voorstellen. Wie dat gelooft, zonder daarom
direct te denken aan Mother Theresa of Father Damian, mag toch eens proberen te
focussen in de eigen omgeving. Zijn er echt geen dames die een ouder wordende
buur bezoeken, die hen gaan helpen in noodgevallen, waarbij ze in wezen niet zo
heel veel verwachten, want ze doen het gewoon, omdat ze het goed vinden?
Wat
we doen, waarom en hoe, welke intenties eraan ten grondslag liggen kan men best
maar eens vaker overwegen, om te vermijden dat we onszelf in een onhoudbare
situatie werken. Guido Gezelle schreef al "bezint eer begint, maar denk al
doende verder na". De morele beladenheid van onze levensomstandigheden
mogen we niet uit het oog verliezen, denk ik, maar of we ons handelen - omdat
we het niet altijd plannen of berekenen - daarom alleen onbewust of erger nog,
vals bewust moet heten, draagt er niet toe bij dat we tot behoorlijke
afwegingen komen.
De
oppositie, bewegingen als hart boven hard hebben de gedachte met toeters en
bellen gelanceerd dat deze regering harteloos zou zijn, mensen hun zuur verdiende
geld uit de portemonnee zou peuteren, maar die oppositie, die meent dat men
meer naar collectieve levensvormen moet tenderen, laten zien dat ze graag
"de mensen" laten weten hoeveel mensen erbij inschieten. Politiek
bedrijft niet op maat van het individu, elke berekening van de
begrotingsvoorstellen naar individuele situaties kan alleen correct zijn als ze
de incidenties van bepaalde maatregelen correct in kaart brengen. Het
afschaffen van gratis bussen, het opschorten van vrijgestelde hoeveelheden gas,
water, elektriciteit, die zonder meer door de collectiviteit van gebruikers en
belastingbetalers diende betaald te worden, betekend voor mensen een meerkost,
maar schept ook ruimte voor de overheid op budgettair vlak. Het blijft moeilijk
de situatie van de ander te bekijken, want dat vergt nogal veel indiscreet
voyeurisme, zodat men er toch eens toe zou moeten komen af te zien van dat
domme vergelijken.
Rechtvaardigheid?
Gelijke monniken, gelijke kappen? Zelfs dan zou een wat magerzuchtige,
boomlange monnik wel eens uit de toon vallen als hij exact hetzelfde habijt zou
moeten dragen als zijn corpulente, kortbenige confratertje. Maar het gaat zelfs
daar niet over, maar over iets wat in onze cultuur steeds meer op de helling
komt te staan, namelijk het gebrek aan vertrouwen in het oordeelsvermogen,
waarbij men er ook niet vanuit hoeft te gaan dat mensen alleen bij zichzelf te
rade gaan om ideeën, inzichten te vormen en tot acties over te gaan. Het valt
me op dat maar weinig reflecties over het samenleven in dit oude Europa, aandacht op te brengen voor de complexe band
tussen het individuele en persoonlijke enerzijds en het maatschappelijke
anderzijds en er niet altijd in slagen dat op een overtuigende manier met
elkaar te verbinden. Autonomie van mensen was lang een mantra, maar men zweeg
over het heteronome in het persoonlijke leven. Evenzeer bekijkt men vormen van
beinvloeding tussen personen, binnen gezinnen alleen al, altijd negatief,
waarbij machtsverhoudingen, c.q. paternalisme, belangrijker blijken dan
mogelijke welwillendheid.
Het
goede samenleven komt echter wel aan
bod, zoals Bert Keizer dat beschrijft in zijn onderzoek naar het brein, bij
Fernando Savater, Richard Sennett en ook Martha Nussbaum, Susan Neiman. Het
probleem blijkt te zijn dat we ons bij benaderingen
van persoonlijk gedrag laten leiden door wat de statistiek mogelijk maakt te
zien, terwijl net daar de methodes er al vaker blijk van hebben gegeven een
bepaald mens- en wereldbeeld te willen ondersteunen. Er is armoede in deze
samenleving en wie het treft, heeft het soms zwaar. Maar de oorzaken, de
omstandigheden kunnen velerlei zijn, maar dat de sociale zekerheid, die werd
opgebouwd door allen, moeten we in stand houden, niet terwille van dat stelsel,
maar voor mensen die er terecht beroep op doen, niet zelden dik tegen hun
goesting.
Het
samenleven als thema komt bij Tinneke Beeckman meer dan gemiddeld aan bod, maar
het blijft mij onduidelijk waarom zij, sprekend over wantrouwen, sprekend over en
dus afwijzend de gemakzuchtige verklaring dat terroristen hun inspiratie halen
uit frustrerende ervaringen, eigen aan een sociale groep, maar het gaat om precies emotionele troebele individuele ervaringen
van jongeren in de middenklasse die ertoe geleid hebben dat sommigen zover gaan
naar wapens te grijpen. Maar de meeste ijken hun inzichten en gedrag aan enkele
rolmodellen, zonder tot excessieve slogans te vervullen.
Het
economisme, dat in het boek aangeklaagd wordt, herleid inderdaad gedrag tot berekening
en linksom of rechtsom wordt personen het oordeelsvermogen ontzegd. Daar gaat
Beeckman evenwel nog niet ver genoeg, want een geschrift waaraan zelden wordt
gerefereerd van Richard Sennett, de cultuur van het nieuwe kapitalisme, (Meulenhoff
2007) geeft aan dat dit een wel opvallend kenmerk is van onze benadering van
het individuele in onze samenleving; hij besluit dat hij een paradox onderzoekt:
"wat
ik in dit boek geprobeerd heb te onderzoeken is dus een paradox: een nieuwe
machtsorde die door middel van een hoe langer hoe oppervlakkiger cultuur wordt bereikt. Aangezien mensen zich
alleen in het bestaan kunnen verankeren door te proberen iets goed te doen
omwille van het doen zelf. is de triomf van de oppervlakkigheid op het werk, in
het onderwijs en in de politiek in mijn ogen broos. Misschien zal een opstand
tegen deze futloze cultuur wel onze volgende bladzijde vormen".
Het
zijn de laatste lijnen van een boekje dat nooit ernstig ter discussie heeft
gestaan. Kan men het onderzoek van Tinneke Beeckman niet in hetzelfde
perspectief benaderen: haar kritiek aan het adres van het postmodernisme,
neoliberalisme en de praktijk van de complottheorieën gaan dus wel niet over oppervlakkigheid,
bij nader toezien onderzoekt zij wel aannames die zomaar en zonder weerwoord
worden gedebiteerd. Het klinkt goed dat men strijden wil tegen
onrechtvaardigheid en dat men tegen armoede wil strijden, maar, het zal wel een
domme vraag zijn: waar zijn de armen? Oh ja, ervaringsdeskundigen, die blij
zijn er beter voor te staan, komen in beeld. Er zijn schrijvers die met
genoegen laten zien hoe grof en bot het leven in de marge van het samenleven
eruit kan zien. Dat intussen mensen zeer bescheiden, soms na veel zweten en
werken een zekere welstand bereiken en jawel, deze mensen gingen zich niet te
buiten aan drank en ongeregeld gedrag, maar daar valt niet al te veel over te
vertellen.
Het
Kamerdebat dit jaar laat een verscherpte tegenstelling zien tussen links en
rechts, waarbij links ons ervan overtuigen wil dat de regering ons het goede
leventje niet gunt en de regeringspartijen net gesticulerend betogen dat ze
mensen de kansen willen geven die nodig zijn voor het goede leven. Het blijft boeiend
te moeten vaststellen dat beide benaderingen zich verliezen in het geloof dat
economisch welbevinden de sleutel is tot levensgeluk. Natuurlijk is individueel
welzijn verbonden aan sociaaleconomische perspectieven en zonder twijfel zal persoonlijk
professioneel succes voor het welbevinden wezenlijk zijn.
Maar
het is inderdaad niet afdoende dat men een goed inkomen heeft, maar ook dat men
zich in zijn activiteiten wel bevinden kan. In het hele Kamerdebat is geen
woord besteed aan de vraag waarom mensen werken en moeten werken. Men houdt
statistieken bij en neemt niet aan dat mensen bereid zijn, door een van
partners thuis te laten en op een andere manier zinvol te leven met minder rond
te komen dan mogelijk zou zijn. Bovendien zijn er mensen die om allerlei
redenen niet de job van hun leven vinden en daar behoorlijk onder lijden - maar
desondanks toch proberen goed te leven. Lijden? Dat moet men wegwerken, want
niemand moet lijden... Men sluit op die manier wel iets anders uit, dat zinvol
kan heten: het vermogen de eigen omstandigheden, van fysiologische aard
bijvoorbeeld, te accepteren en toch proberen verder te gaan, er iets van te
maken.
Over
het Verlichtingsdenken en het lijden is al veel inkt gevloeid. Verlichting,
wantrouwen en vertrouwen? Het blijft een moeilijk thema, maar Tinneke Beeckman
heeft meer dan een punt als ze zegt dat een bestel niet kan zonder wederzijds
vertrouwen tussen overheid en burgers, tussen burgers onderling, maar uiteraard
blijft het ook zaak niet zomaar in het ootje genomen te worden. De Verlichting
heeft, zoals mevrouw Beeckman niet ophoudt te betogen meer gebracht dan een
paar mantra's ook over het belang van de economie en precies Adam Smith wist te
vertellen dat moraal ook aan de orde is - niet de moraal voor anderen.
Authenticiteit, zoals Rousseau het stelde, blijft bij haar een belangwekkend
punt, maar Rudiger Safranski toonde aan dat Goethe een andere vorm van
authenticiteit presenteerde die meer rekening hield met de andere. Goethe, de
man die zich graag in allerlei gewaden hulde, zich nu graag vermomde om zijn
omgeving te plezieren en op het verkeerde been te zetten, schreef met zijn
autobiografie "Wahrheit und Dichtung" een vorm van bekentenissen die
vooral anderen wilde ontzien, zijn moeder bijvoorbeeld die hij, na zijn vertrek
uit Frankfurt niet zo vaak meer heeft gezien.
De
waarheden die wetenschappers halen uit langdurige onderzoeken en die te maken
hebben met vele facetten van de natuur der dingen, maar ook met het leven van
mensen in een brede omgeving van bekenden, vrienden en magen, zijn niet van
dezelfde aard. Als Jan Blommaert over de democratie en het falen ervan
schrijft, komt hij uit bij vergelijkbare inzichten, zoals het feit dat men na
kritische analyse een inzicht kan afwijzen, maar ook kan onderschrijven (Jan
Blommaert, De Crisis van de Democratie Epo 2007). Maar hoe, vraag ik mij af,
zou dat moeten verlopen: de waarheid van een economisch theorema uitrollen in
de praktijk, zonder grote schade aan te richten. De burgers in Venezuela laten zien dat
bepaalde ideologische aannames in de praktijk tot armoede, verarming en het
verlies aan kansen leiden moet. Toch blijkt men hier graag aannemelijk te maken
dat Podemos in Spanje wel eens een lichtend voorbeeld zou kunnen worden. Het
punt is dat zij inzichten voor waarheden houden, zonder dat er ruimte is andere
mogelijkheden te overzien.
Het
blijft opvallend, dezer dagen te moeten vaststellen dat men zo geobsedeerd is
met de rijkdom van enkelen. Soms zorgen we daar zelf toe bij, door massaal
voetbal in de Premier League te willen zien of tenniskampioenen luide te
blijven toejuichen. Die mensen die voetballen, tennissen mogen best een aardige
stuiver verdienen, zoals de eigenaren AB IMBEV best genieten van onze
bereidheid hun bieren te drinken - eerlang zal men haast alleen nog hun bieren
drinken heet het - maar er bestaat regelgeving die te sterke marktpartijen
verplicht delen van de onderneming af te stoten bij een fusie. Mikt men
voortdurend op de 1% dan mag niemand die
99 % anderen over een kam scheren. Het falen van de geschiedschrijving over de
Aufklärung, de Verlichting bestaat hierin dat men de veranderingen in de
samenleving, in bijna alle landen van Europa en de ontwikkeling van een stevig
verankerde middenklasse negeert. Denis Diderot behoorde tot die klasse van
goede ambachtslui, Messenmaker, Voltaire kwam voort uit een familie van
juristen, verbonden aan het Parlement van Parijs, die zich ontwikkeld had tot
een nieuwe adel en Rousseau, die weigerde dat soort spelletjes mee te doen, die
bleef zichzelf. Maar ook Herder, Adam Smith en anderen kan men
sociaal-economisch duiden, professioneel in een hokje steken. Maar het zegt nog
niet zo heel veel over hun denken, behalve dan dat ze zich zeker genoeg voelen
om de trossen los te gooien.
Het
economisme zal ons inzicht eerder verdoezelen, omdat het geen rekening houden
kan noch wil met wat mensen nog van waarde achten. Tinneke Beeckman schetst
daarom met goede argumenten een minder gepolariseerd beeld van de periode die
we kennen als de Verlichting en van het denken van de Verlichting zelf. Ook betoogt
zij dat men Nietzsche niet moet zien als alleen de voorloper van het grote
wantrouwen dat het postmodernisme ons bracht. Nietzsche heeft, zoals Sloterdijk
in zijn essay "Du musst dein Leben änderen" exhaustief onderzocht er
inderdaad precies op aangedrongen dat we waarachtigheid zouden oefenen en
begrijpen dat we als mensen, ook al zitten we gevangen in de eeuwige wederkeer,
best in staat geacht mogen worden tot meer in staat te zijn dan onmachtig
volgen van wat anderen doen. Voorbij wantrouwen, angst, haat, is er ruimte voor
bewondering, voor kritiek volgens een geschikte methode en kunnen we over onze
angst heen geraken.
De
voorstelling als zouden we allen slachtoffers wezen van de anderen, tot slot
helpt daarbij niet. Overmoed dient nergens toe, maar het futloze debiteren dat
mensen geen slachtoffer mogen zijn, verkleint mensen. Het economisme draagt
ertoe bij en dient daarom op de korrel genomen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten