Meningen tellen
Dezer
Dagen
Opmerkelijk wantrouwen
waarom meningen ertoe doen
We hadden het liever anders
gezien, toch? Geen beelden van kinderen en mensen die verdrinken op zee, die
gestuurd worden door passeurs en nu onze goede orde komen verstoren. Wie over
die migratie, exodus spreekt en het niet openlijk toejuicht, lijkt vandaag voor
de ene partij kortzichtig en dom, voor de andere de logica zelf te vertolken.
Het is evenwel moeilijk te proberen de verschillende aspecten op een rijtje te
zetten. Een van de eerste beelden van de huidige ontwikkeling, waarbij mensen
vanuit Griekenland naar Ons toe kwamen
gelopen liet mensen zien die op een spoorweg in Servië of Hongarije liepen,
toen de stroom nog hooguit hinderlijk mocht heten. Deze week zagen we in
Nederland een dorpje hardnekkig verzet bieden tegen een staatssecretaris die
tegen eerdere afspraken in plots 700 mensen stuurde naar een dorpje met zegge
en schrijve 142 inwoners, Oranje in de gemeente Midden-Drenthe. Waren die mensen
uit Drenthe onredelijk? Zo te zien niet, maar het is hinderlijk voor een beleid
dat geen weerstand verdraagt.
Tegelijk lazen we in Knack dat
onze meningen niet gevormd worden door gesprekken, door hetgeen onze zintuigen
opvangen maar ergens in ons brein zouden ontstaan. Nu we met enkele kwesties
geconfronteerd worden waar we collectief over moeten nadenken, kan het
interessant zijn te vernemen hoe onze meningen tot stand komen. Maar dat de
hersenen van een rechts wankelend persoon anders zouden zijn dan van een links
denkend mens, lijkt me werkelijk van de pot gerukt. Wie blijkt er dezer dagen
conservatiever dan sociale organisaties als hart boven Hard? De vraag is
natuurlijk hoe we doorheen jaren van vorming bepaalde inzichten belangrijker
gaan achten dan andere en hoe dit tot stand komt. Ben ik minder open dan iemand
die onverdroten strijdt voor sociale rechtvaardigheid? Ik zou het niet weten,
wel weet ik intussen dat mijn omgang met inzichten ook door omstandigheden
gepaard gaan en dat ik inzake onderwijs op een aantal domeinen uitermate
conservatief mag heten en wat de inhoud betreft het liefst zie dat men bij de
tijd kan blijven, al hangt dat af van domein tot domein, want Latijn en Grieks
kan men bezwaarlijk bij de tijd brengen, wat levende talen aangaat, ligt dat al
moeilijker. Maar hoe die mening ontstaan kon? Is het wel zomaar een mening,
geformuleerd pour le besoin de la cause?
Het evalueren van de aanpak
van de vluchtelingenkwestie noopt tot een bepaald inzicht, maar anders dan
velen die menen dat men de exodus moet tegenhouden, ben ik vatbaar voor de
gedachte dat een uitzichtloze situatie ook ons op weg kan zetten. En dat die
mensen weten hoe goed het hier leven is, zal ons wel ontgaan. Hoe komt hun mening
dan tot stand? Bedenken we wel dat als men niet kan vluchten uit Alleppo en men
niet aan de bommen wil ten onder gaan - die olievaten met allerlei gevaarlijke
rommel en zelfs iets dat op napalm lijkt - maar een weg heeft, zelfdoding.
Inderdaad, men zou kunnen weten dat in de eerste maanden na de machtsgreep door
Hitler mensen die exclusie en vervolging vreesden, kozen voor zelfmoord. Het
lot in eigen handen houden, dat vinden we toch zo krachtig. Fred Uhlmann beschreef
in Reünie - nu vertaald als De Hereniging hoe in de omgeving van jonge
gymnasiasten enkele mensen kozen voor de dood[i].
Nog eens, mag men zomaar
spreken van meningen, opinies als eerder banale uitdrukking van
onderbuikgevoelens? Of zoals Joël de Ceulaer het presteert: meningen hebben we
zelf niet in de hand, maar komen plots in bewustzijn terecht. Inderdaad kan het
zo zijn dat we nolens volens bezig zijn met iets en dan, desgevraagd iets te
berde brengen waar we zelf om verbaasd, soms verschrikt opkijkend, de grond
niet onmiddellijk van kennen. Maar aandachtig denkend schrijven, spreken, zoals
Arendt dat beschreef betekent dat we hetgeen in het verborgene gebeurt gaan
overdenken. Dat kan gaan over incidenten, accidenten of momenten van groot
geluk. Denken, het leven van de geest is een gesprek met onszelf, dat we niet
altijd zo open en eerlijk voeren als we het graag wil doen geloven aan anderen.
In deze valt het op dat het gesprek met een ander zeer verhelderend kan werken,
maar de dialoog als filosofische vorm blijkt vandaag niet meer aan de orde,
waarbij men kan wijzen op het gebruik van voetnoten en bronverwijzingen. Dat
klopt, maar dialogen in de oudheid en de Renaissance boden een aardige vorm om
meningen in te verwerken en uit te werken.
Onderbuikgevoelens? Dat is wat
sommigen ons vertellen, maar mij lijkt het een wel wat neerbuigend mens- en
wereldbeeld. Dat eenvoudige mensen geen
oprechte opinies zouden kunnen formuleren, alvast voor zichzelf lijkt in dagen
waarin we gebombardeerd worden met de gedachte dat gelijkheid veruit veel
belangrijker moet heten dan vrijheid, omdat het ook nog eens een illusie zou
zijn, die men niet wetenschappelijk kan bewijzen, de vrijheid - wel paradoxaal.
In het postmoderne denken lijkt het zelfs ook zo te zijn dat wie nog veel op
heeft met vrijheid misschien wel (onbewust) bepaald wordt door zijn of haar
levensomstandigheden en het behoren tot de hogere middenklasse.
Dat vrijheid een moeilijk
concept is, mag intussen duidelijk zijn, dat mensen menen dat we volkomen
gedetermineerd zouden zijn, ook bij het vormen van onze omgeving, waar we zelf
geen vat op hebben, zal moeten aantonen dat vrije mening in wezen een nabrauwen
is van wat ons voorzegd is geworden, waarbij de bron van wat we nabrauwen de
autoriteit zou zijn van vooral rechtse voorbeelden. Alsof Donald Trump nog echt
een liberaal zou wezen. Het ergste evenwel is dat daarmee het hele concept van
de autonome mens naar het museum van uitgeholde begrippen mag verwezen worden.
Maar wat is een mening nu? Kan
men zeggen dat vaststellend dat het weer dezer dagen wel wat miezerde maar toch
overwegend mooi weer was, een mening verkondigt? Een appreciatie formuleren
over een fles wijn, die men proeft? De klank van een stem mooi vindend? Het
zijn domeinen waar men over spreken kan, maar ook waar de opinies doorgaans
geen kwestie zijn van leven of dood voor wie ze geeft, maar wie ze moet
incasseren, kan er wel door gepakt worden. Er zijn domeinen waar we onze mening
niet kunnen opschorten, ook al is het dan nog meer een zaak van
levenskwaliteit, zoals daar zijn de werking van justitie, de deliberatieve
democratie en wat we moeten aanvangen met de gezondheidszorgen.
Zonder informatie gaat het
niet, natuurlijk maar, hoe weten we of onze visie geschraagd wordt door juiste
informatie. Een buschauffeur vertelde me gisteren dat de stakingen hem de keel
uithangen, want het werkt zo op de zenuwen van gebruikers dat ze de volgende
dagen dus weer wat agressiever van zullen worden en veeleisend. Bovendien vond
hij dat de werking van de Lijn best wat slanker en minder bureaucratisch mag
zijn, want met gsm en andere instrumenten kan men het werk gemakkelijker doen
zonder voor alles papierwinkels te moeten bijhouden. Verder meende hij dat men
voor het respecteren van de uurregelingen bussen en bushaltes met sensoren kan
uitrusten. Kortom, de man keek enigszins kritisch naar de organisatie van het
werk en van zijn bedrijf. Ook vond hij dat collega's die niet uitgereden waren
de zaak onnodig belasten. Maar vooral zijn loyauteit mag aangestipt worden.
Op welke gronden zijn die
uitspraken gebaseerd? Meer dan twintig jaar bij het vervoerbedrijf werken helpt
natuurlijk, maar hij sprak niet verbitterd, laat staan woedend, maar wel vond
hij dat de politieke partijen vaak dingen zeggen over De Lijn die hem van alle
feitelijkheid gespeend lijken. Geen lege bussen? Wel, ik reed mee met een lege
bus, omdat het een late terugrit van een schoolbus betrof, waarbij het verkeer
naar de stad minder intens is want de gebruikers kunnen na een avondje film
niet meer naar Gistel of Ettelgem terug per bus. Het is een probleem dat men
zeer zeker onder ogen moet zien. Evenzo kan vaststellen dat de collectieve kost
van deugdelijk openbaar vervoer in het licht van de discussies over verbruik
van grondstoffen en over de luchtvervuiling, dezer dagen vaak gevangen wordt in
de container "Klimaatverandering" - hij zette de term zelf tussen
aanhalingstekens - en hoe die te voorkomen/onder controle te houden" wel
degelijk van belang moet heten. Een overvolle bus is dan geen pretje, want men kan
niet praten noch lezen, hooguit wat beluisteren op de radio of iPad.
Bijgevolg is het mijn mening
dat men bij de organisatie van mobiliteit de beschikbaarheid van openbaar
vervoer niet enkel als een kost moet zien, maar proberen er de baten van onder
ogen zien. Het gaat dan niet op alleen de verkoop van tickets en abonnementen
in rekening te brengen, maar de maatschappelijke kost van files en het niet
verbruiken op individuele basis van aardolie of aardgas. Hoe kunnen we een
afgewogen inzicht verwerven in de kosten en de baten van een openbare
vervoersmaatschappij? Zeuren over lege bussen heeft dan geen zin, lijkt mij.
Ook het onderscheid tussen woon-werkverkeer en recreatief gebruik maken van het
openbaar vervoer kan van zin verstoken blijken als men niet in rekening brengt
dat mensen zich om alle mogelijke redenen verplaatsen willen en daarvoor toch
ook geen rekenschap moeten afleggen. Mensen kunnen bijvoorbeeld per bus naar
een ziekenhuis of nabestaanden of vrienden gedag te zeggen. Tot slot kan goed
toegankelijk openbaar vervoer ook ontmoetingen mogelijk maken, zoals ik op de
trein en ook wel op bussen meermaals mocht meemaken. Ik fantaseer wel eens van
een nieuwe barge die tussen Gent en Brugge vaart en waar je zoals Jacob van
Lennep de streek kan verkennen. Maar natuurlijk, ook Hildebrand schreef over
dat vervoer, c.q. de trekschuit en dat was niet immer aangenaam. Anderzijds,
Zurich maakt gebruikt van het meer om mensen toe te laten zich te begeven waar
ze heen willen.
Natuurlijk kan men het grondig
oneens zijn met anderen over een onderwerp, ofwel omdat men het niet goed
onderbouwd vindt of omdat men de indruk krijgt dat de spreker er een bepaald
sofistische spielerei van maakt. Mag ik stellen dat het soms frustrerend mag
heten dat men niet altijd een mening exhaustief kan uitwerken, omdat dit in
sommige gevallen domweg te veel tijd en geduld zou vragen van de ander? Het
valt ook op dat men dezer dagen graag de indruk wekken wil dat een mening geven
een statement moet zijn en bepaald narcistisch ook nog eens een keertje. Wie op
sociale mening iets meldt, iets vindt over de supporters van Club Brugge, of
over de aanwezigheid van de Islam in onze contreien en dat niet echt
vriendelijk of welwillend formuleert, krijgt al gauw een odium over zich dat
zich ook over alle gebruikers van sociale media verspreidt. Een aantal
"early adopters", gebruikers van het eerste uur van facebook, zeggen nu af te haken, omdat er teveel gezever
wordt verkocht. Dat klopt, het internet laat nagenoeg alles toe, behalve een
tepelhof - en dan nog - of dingen met kindjes. Natuurlijk moet je kinderen niet
inzetten voor seksuele lustbeleving, maar tegelijk gaat men dan wel zeer ver in
het veroordelen zonder zich met de omstandigheden in te laten.
Er leeft, woekert een grondig
wantrouwen tegen mensen die ongevraagd hun mening te berde brengen, zeker als
die niet strookt met wat ik een Franse opinieboerin "la bien-pensance"
hoorde noemen. Het wel denkende clubje? Rechts
of Links? Kan men nog proberen buiten
die polariteit te opereren en informatie in te zamelen uit verschillende
kringen en domeinen. Natuurlijk, zelfs de geleerdste professor kan proberen
overzicht te geven van de staat van kennis over economie, over soevereiniteit
of over medische wetenschap - en in wezen gebeurt dit te weinig - zij of hij
zal dat niet kunnen realiseren zonder er rekening mee te houden dat het publiek
moet kunnen volgen.
De geleerdheid kan in de weg
zitten, maar ook de gedachte dat het volk het niet begrijpen kan, vormt een
ergerlijker hinderpaal voor een goed gesprek dat een voorwaarde is en blijft
voor een gezonde opinievorming. Gezond in die zin dat men van een zaak meerdere
facetten onder ogen krijgt en finaal ergens een lijn zal moeten trekken. Maar
de kwestie tijd is wellicht de belangrijkste hinderpaal en ook wel het geduld
dat we nog bereid zijn op te brengen om iets over het Spinozisme in de
Nederlanden aan de weet te komen. Natuurlijk kan men ook botweg weigeren iets
te vernemen over Thomas Mann als familievader/patriarch, want men heeft
geenszins interesse voor de man en zijn werk.
Nu lijkt het wantrouwen dezer
dagen zich niet toe te spitsen op Mann, maar op de literatuur, de
wetenschappen, de autoriteit van wetenschappers en ik moet toegeven dat ik soms
ook wel bedenkingen heb bij bepaalde inzichten, zoals de gedachte dat we ons
brein zijn, zouden zijn. Of dat we dit brein zouden kunnen denken zonder
contact met andere breinen/personen? Maar ik kan argumenten, bronnen aandragen
waarom ik die mening ben toegedaan. Al zal ik dan nog altijd proberen na te
gaan of die lectuur wel klopt.
Het wantrouwen tegen de
publieke media, tegen publieke opiniehoeren en -boeren moet men niet
onderschatten. Maar als ik mij Sella Sue voor de geest haal die haar persoonlijke
psychiatrische verhaal vertelde, dan
begreep ik dat het haar menens was en kon ik het als waarachtige getuigenis
begrijpen. Hoor ik een befaamd acteur spreken over de Stad Antwerpen en het
nieuwe bestuur aldaar - enfin, sinds drie jaar - dan bekruipt mij al haast a
priori een aversie omdat ik een foto zag van de zichzelf kritische achtende
acteur aanschurkend tegen de vervallen glorie van de Antwerpse politiek. Laten
we wel wezen, misschien is diens opinie nog wel aanvaardbaar, hij heeft zich
bekend tot een bepaalde stroming en daarbij de politieke tegenstander al een
paar keer van allerlei onfrisse gedachten beticht. Kan hij, die acteur, zich echt
niet tot enige zelfkritiek bewegen? Kan hij niet begrijpen dat hij door wat hij
zegt over ongezonde polarisatie ook hij verantwoordelijk is?
In deze is de bespreking bij
Beeckman's Macht en Onmacht van de visie van Bruno Latour - die ooit zelf een
exponent was van het postmodernisme - op de spraakmakende intellectuelen dezer
dagen wel relevant, want Latour geeft aan dat in de sociale wetenschappen een
mechanisme aan het werk is, dat wel de anderen
van antwoord dient, kritiek uit, maar dat de positie wel ambivalent: Aan de
ene kant is er de fact position en aan de andere kant de fairy position. De fairy position betreft in wezen dat wat
Sloterdijk aan het begin van de Postmoderne beweging - als we het zo mogen noemen
- de gedachte dat de Cynische rede tot een omgang met de Kritische theorie
aanleiding geeft die het eigen cynisme best wel onderkent. Men noemt dan
vrijheid, geloof in een god of in de liefde armzalige illusies en men weet heel
goed dat dit ook weer niet waar kan zijn. Maar stelt Beeckman, in navolging van
Latour, de sociale wetenschapper is achtereenvolgens een antifetisjist, een
positivist is - wanneer hij de betekenis van het eigen onderzoek belicht en
moet presenteren en tot slot een realist, waarbij hij niet in de mogelijkheid
is de kritische theorie aan het eigen leven te toetsen, zal hij of zij van Bach
houdend niet denken aan milieufactoren, als een goede keuken in een restaurant
in Barcelona niet onderkennen dat hij zich daar mee absoluut niet gedraagt
binnen het kader van zijn gelijkheidsfetisj[ii].
Veel wantrouwen woekert en
tiert dezer dagen tegen wat anderen zouden kunnen zeggen of denken, terwijl een
open debat vergt dat men de
uitgangspunten van de ander, wel even moet onderzoeken, zonder daarom te menen
dat die ander zich aan een bepaalde fetisj hecht - zonder dat uiteraard te
weten. De discussie over de klimaatevolutie - die inderdaad wel eens voor
dramatische veranderingen in de biosfeer zal zorgen - laat zien dat men de
kennis aandraagt om ons tot morele verandering te bewegen. Wie niet gelooft in
wat de wetenschappers vertellen of beter wat men zegt over Climat change, kan
zich niet meer met goed fatsoen onder de weldenkende mensen bewegen. Wel, dat
het klimaat altijd aan veranderingen onderhevig is en dat die evoluties zich
doorgaans niet tijdens een mensenleven laten aflezen, zal men wel weten. Maar
waar het klimaat een complex systeem is met vele variabelen, zou men ook kunnen
weten. De stelling dat we dit en dat kunnen doen om het klimaat te redden, mag
men niet in twijfel trekken, terwijl niemand kan aantonen dat als we de nieuwe
geboden aannemen en navolgen inderdaad de stijging van de gemiddelde
temperatuur op aarde in de hand zullen houden en beperken. Om vele redenen
geloof ik dat we zorgzaam met voedsel, met grondstoffen, edele metalen en
zeldzame ertsen moeten omgaan, geen plastic ongecontroleerd in de natuur
achterlaten en de oude niet zomaar gebruiken. Ook dat zijn morele precepten, maar
ze gaan over deeldomeinen in ons handelen waarbij we weten dat de handelingen
op zich geen grote gevolgen hebben, maar de massaliteit ervan voor de toekomst
wel gevolgen zullen hebben. Door alles op de agogie van de Climate change te
zetten, loopt men het risico dat mensen het voor zichzelf niet op zullen
brengen. Men voert processen tegen regeringen en administraties die niet
voldoende ondernemen om de gevolgen van de Climat change te temperen, maar de
dwingende almacht van die actievoerders, waar het gerecht aan meewerkt - omdat
ze inderdaad de logica volgen - zorgt ervoor dat men het democratische debat
smoort en dat, dames en heren, zorgt nog maar eens voor onbehagen en vooral
wantrouwen.
Is niets doen een optie? Dat
is niet het punt, wel dat men mensen wel moeilijk kan overtuigen omzichtig met
plastics om te springen terwijl steeds meer producten, twee- of drievoudig met
plastic verpakt zijn. En dat heeft dan te maken met hygiëne, met
betrouwbaarheid van de producten en nog zo wel een paar regelgevingen. Daarover
een opinie opbouwen, mijnheer de Ceulaer, doen mensen wel en het maakt hen
kregelig als grote muilen hen
voortdurend vertellen dat ze van niets weten. Ze, neen, wij voelen aan ons
water dat al dat geraas over de domme massa's[iii]
een alibi is om cynisch de kluit te belazeren. En ja, meningen ontstaan ergens
op snijvlak tussen de gewaarwording en de bewuste vraag wat het nu wel is.
Bart Haers
[i]
Zou
dit onwenselijk te zijn? Verwijzend naar een fenomeen uit die beruchte jaren,
dan bedenk ik toch dat het verwijt dat elke poging aspecten uit die periode
onder ogen te zien een reductio ad hitlerum moet heten naar de prullenbak. Een
reductio doet zich alleen voor als men bepaalde handelingen, uitspraken van nu,
door mensen van nu vergelijkt met uitspraken uit de sfeer van toen. Maar zelfs
dat kan zinvol blijken, als men het heeft over iemand die stelt dat als
iedereen achter Le Pen aanlopen zal, hij/zij dat niet zal doen en dan kan
verwijzen naar Johannes Fest, de vader van Joachim. In "Si etiam omnes -
non ego!" laat dit toe mee te denken én te leven, waardoor die opinie meer
wordt dan woorden in de lucht. Het gaat om het accepteren van de gevolgen van
een keuze, waarvan de handelingen - ook spreken dus - een uitdrukking vormen.
Een mening zonder verdere gevolgen voor de spreker, de uitdrager ervan, heeft
niet veel zin als het om ernstige zaken gaat.
[ii]
Tinneke Beeckman.
Macht en onmacht. Een verkenning van de
hedendaagse aanslag op de Verlichting. De Bezige Bij 2015. Ik ben dit boek
nog aan het lezen, maar bij het herlezen van mijn stuk vond ik de inbreng van
Latour wel relevant.
[iii]
Het
thema kan hier niet ten volle ontwikkeld worden, maar wie spreekt over domme
massa's die niet begrijpen waar het om gaat, in tegenstelling tot anderen,
experten, die het wel weten, maar niet willen/kunnen uitleggen, moet toch
nadenken over zijn/haar positie ten aanzien van het begrip gelijkheid. Maar ook
geeft men er blijk van niet te hebben opgelet, want de scholingsgraad is sinds
de negentiende eeuw wel opmerkelijk toegenomen. Maar dat gegeven blijkt wel eens
een onwelkome vaststelling.
Reacties
Een reactie posten