Waar ontspoorde het postmodernisme?
Recensie
Over droeve passies
Tinneke Beeckman ontleedt
dit tijdsgewricht
Tinneke Beeckman. Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting. De Bezige Bij Antwerpen 2015. 244 pp. Prijs: 19,99 €
Oh tempora, oh mores! Zou het
dat zijn wat mevrouw Beeckman ons wil bijbrengen, nog maar eens een
cultuurpessimistische diepe zucht van een wijze dame? Het mag voor anderen
verleidelijk lijken die weg op te gaan, ik denk dat dit boek wel enthousiast
mag ontvangen worden en tegelijk dat een discussie erover best vruchtbaar kan
blijken. Ook loopt de auteur het risico voor oneigentijds door te gaan. Maar
kan men naar de eigen tijd kijken zonder niet even te betrachten de dingen die
zich voordoen en wat gezegd wordt van op een afstand te bekijken? Mevrouw
Beeckman laat de lezer daartoe de ruimte en geeft haar of hem daartoe een
gereedschapskist aan om de juiste lenzen te vinden.
Beleven we heden een aanslag op de Verlichting? Uiteraard
hoor ik het gehoor al enkele stemmen knorren, maar van wie gaat die uit? Wie
verwacht dat de auteur de maat zal nemen van wat er gebeurt bij Moslims of bij
reactionaire dan wel conservatieve rechtse bourgeois, zal merken dat haar
discours gaat over wat toonaangevende denkers en luide stemmen dezer dagen ons
dagelijks voorhouden. Het is noch meer noch minder dan een zelfkritische
zoektocht van wat voortdurend als progressief en richtinggevend links wordt
gepresenteerd. Wie daar geen boodschap aan denkt te hebben, kan misschien toch
beter maar eens het boek openslaan.
Want we krijgen een genealogie
van de weerbaarheid die op zeven januari 2015 tot uiting kwam in de straten van
Parijs. Onder meer Emmanuel Tod was er als de kippen bij om te betogen dat die
mensen die daar op 7 januari door de straten van Parijs liepen af te doen als
pseudo-katholieken en het verhaal dus te deconstrueren. Er viel op de betoging
- vooral het gevolg van de president - wel een en ander aan te merken, maar
Mevrouw Beeckman komt de verdienste toe de heer Todd tegen het licht te houden
en veel te licht te bevinden. Hij meent, denk ik, ten onrechte dat mensen niet
bij machte zijn net wel bewust de situatie te analyseren en er gepaste
conclusies uit en acties aan te
verbinden. Vond ikzelf de betoging terecht, dan had ik bedenkingen bij de strijdkreet:
je suis Charlie. Het getuigt, Voltaire indachtig juist van intellectuele moed
als men de mensen van Charlie steunen wil, vooral als men er zich niet mee
vereenzelvigen kan.
Om u de pret van het lezen
maar ineens te bederven: in de epiloog legt de auteur ons uit dat we maar beter
opletten als mensen zich beroepen op hun eigen uitmuntendheid, moreel
puritanisme aan de dag leggen. Het verleden onderkennen ligt vandaag ook niet
voor de hand voor wie zich verliest in de deconstructie en meent dat historische
feiten geen betekenis hebben. Tony Judt kantte zich tegen het verleden als een moral
memory palace, waarin slachtofferschap en lijden voorop gesteld worden, maar de
loop der geschiedenis buiten beeld blijven zal. De kritiek op de inquisitie
zonder te weten hoe die tot stand kwam? Het gaat toch om het feit dat Giordano
Bruno moest branden? En wat met de pogingen sinds de 10de, 11de eeuw om
procedures te vinden die de waarheid van gewelddaden niet metafysisch zou
brengen, maar in het onderzoek van de feiten zelf. Maar de slotparagraaf mag
men toch niet uit het oog verliezen: Bento de Spinoza laat ons zien dat droeve
emoties ons nergens brengen, wel kan men met zelfkennis, kritische methode en
volharding om angst te overwinnen vooruit.
Zij begint haar onderzoek bij
een roman van Joost De Vries, De Republiek, waarin die het postmoderne schärmen
met de metataal en de deconstructie fileert. Hitler bestuderen, maar, zegt De
Vries, vernemen we van Beeckman, raakt nooit de actualiteit, de wereld. Nu, op
het eerste zich zou men kunnen zeggen dat er al langer geleerden waren,
kamergeleerden die niet wisten dat hun onderzoek van geen tel meer is omdat het
voorwerp van hun studie, de universiteitsbibliotheek is gebombardeerd. Maar het
lijkt er sterk op dat we het verhaal op de letter moeten nemen: deze
postmoderne onderzoekers hebben geen wetenschappelijke honger meer, behalve als
het hen nuttig uitkomt en aan het einde van de rit zal het hen worst wezens, na
alle eerbewijzen die ze ontvangen hebben te mogen bekennen dat ze de kluit
belazerd hebben.
Maar die postmoderne afwijzing
van de idee dat er een waarheid bestaat, waar men van op aankan, heeft gevolgen
voor ons handelen, aldus Beeckman, waarbij ze tevens laat zien op welke wrakke krukken
men tot die conclusies gekomen is. In hoeverre zou "la pensée '68"
verantwoordelijk zijn voor de ontsporing die het modernisme met zich gebracht
heeft? Men kan namelijk vaststellen na lectuur van dit boek dat de
postmodernistische geest verbonden blijkt aan een bepaalde benadering van de
Verlichting en toch, moet ook ik vaststellen, veel meer nog een positionering
ten aanzien van het modernisme en zelfs positivisme van de 19de eeuw - in de
betekenis die men er doorgaans aan geeft en die aanvangt rond 1787 en afloopt
bij het uitbreken van WO I[i]
waarbij Marx, Nietzsche en Freud net als Darwin de kop opsteken. Mevrouw
Beeckman heeft zich zelf ook ingelaten met de kwestie, maar de inzichten die er
volgens haar uit naar voor komen, mogen we niet terzijde schuiven: Nietzsche
heeft velen geïnspireerd maar, merkt de lezer hier, nihilisme werd geponeerd
als een argument om de werkelijke en waarneembare wereld niet meer naar waarde
te schatten. Ook blijkt men in de Nietzscheaanse inzichten ook een aanleiding
te hebben gevonden anderen beschuldigend te bejegenen, waarbij de kritische
theorie vervalt in het aanklagen van wie fouten begaat. Foucault die de
Ayatolahs verkiest boven de Shaj uit Anti-Amerikanisme, was mij vaag bekend, maar
wat Beeckman schrijft mag gelden als een Vlammende Cherubs. Al die tribunalen
waar aanklachten tegen vooral het Westen geformuleerd worden, waarbij
kwaadwillige opposanten dan maar bedenken dat die aanklagers hun luie zetels in
het zoeterige westen niet zullen willen opgeven, verhinderen - ondanks het
afwijzen van de idee dat men een verifieerbare waarheid mag accepteren - gaan
uit van een krakkemikkige postmoderne pretentie. Oh ja, het gaat om het
paradijs van de onschuld, in een wereld waar niemand onschuldig kan heten.
Ik heb eertijds Les Mots et
les Choses van Foucault met aandacht gelezen, zoals ook "punir et
surveiller" in mijn bibliotheek kwam, na lezing. Zowel Beeckman als Susan
Neiman hebben met die eerste Foucault heel wat te stellen, omdat zijn pleidooi
voor wantrouwen beletten kan dat men de werkelijkheid nog kan zien zoals die
zich aandient. Alles is anders dan men denkt en dat anders kan men detecteren
door deconstructie, door aan te tonen dat we een fout bewustzijn hebben, dat niet
toelaat goed te zien wat er werkelijk speelt. Zelf heb ik die neiging ook wel
even gekoesterd dat men de woorden van anderen, de voorstelling van zaken moet
wantrouwen, maar de ervaring leerde me dat dit niet tot betere inzichten
bracht. Onder meer de geleidelijke ontdekking van de Tweede Foucault - zoals ik
het graag zie, propter imbecilitatem meam - waarin Foucault begreep dat een
niets ontziend wantrouwen niet per se tot beter inzicht leiden zal van wat is,
wat er aan de hand is, bracht me dus geleidelijk op andere denksporen. Hij
sprak over Parresia, waarheid spreken en dat gaat toch wel in tegen het
postmodernisme, maar daar hoort men niet heel veel over, ook niet vanwege
mevrouw Beeckman. Maar voor ik bij die Tweede Foucault ontdekte, vond ik bij
Lucien Goldman een vorm van kritische analyse die toelaat te begrijpen dat God
dan wel verborgen mag zijn, mensen als Pascal, Racine hebben ons sporen gelegd
die het tragische denken in deze tijd betekenis kan geven.
Een andere bron van verwarring
en postmoderne dwaling in de metawereld levert Martin Heidegger aan. Moet men
Sein und Zeit afwijzen omdat Heidegger zich verloor in antisemitisme en
nationalistische heerserswaan? Hoe verhoudt het postmodernisme zich tot Heidegger?
Belangrijker, zo blijkt uit de analyse van Heidegger bij Beeckman is dat de
filosoof het moderne avontuur als een ontworteling, ontsporing - nog maar eens
- en elke poging om aan de zondevol van de hoogmoed te ontkomen is bij voorbaat
gedoemd. Men kan hierin de theologische gedachte herkennen, maar we lezen
gelukkig dat Heidegger daar niet toe gereduceerd kan worden. Overigens denk ik
het psychologisch perfect mogelijk is dat mensen aan de ene kant Descartes,
Plato en de hele zwik over boord kieperen omdat elke vooruitgang zonder meer
een afdwaling moet heten, maar tegelijk zal men toch met Heidegger aannemelijk
weten te maken dat we die kamp met de tijd, met de verdorven werkelijkheid niet
moeten aangaan. Wat dan wel te doen?
Hoe kan men zo maar een
agrarisch nostalgisch beeld hanteren om tot de werkelijkheid te komen. De mens
- het woord komt bij Heidegger op de index - is een er zijn, in het zijn. Op
zich zou men dat nog een interessante oefening kunnen vinden, maar terwijl de
filosoof ons aanmaant niet langer in het web van de moderniteit te verwijlen,
maar resoluut - zoals hij doet - afstand te nemen van instrumentalisering van
de zijnden - wat toch de condition humaine en de voorwaarde van ontwikkeling
moet heten - gaat hij wel de strijd aan tegen het zogenaamde Wereldjodendom en
dan moet men wel bedenken dat de werkelijkheid goed overzien ook voor deze
filosoof in zijn boshut niet de grootste kwaliteit mag heten.
Naast de dwaalsporen van het
postmodernisme vraagt Tinneke Beeckman aandacht voor wat er met het
neoliberalisme aan de hand is. Ter gelegenheid van de vorige verkiezingen, in
2014 denk ik, kloeg de filosoof aan - mannen en vrouwen gelijk bejegenen in hun
bezigheid, zonder te vergeten, zoals ook Arendt en Neiman, Nussbaum laten zien,
dat deze dames op meerdere manieren met hetzelfde materieel, de rijke
ideeënhistorische oogsten die opgestald liggen in onze bibliotheken wel
degelijk anders omgaan dan mannelijke collegae, lijkt me aangewezen - erover dat de partijen, de commentatoren en analisten
in koor alle beleid herleiden wilden tot de financiële kant van de zaak. Men
zou kunnen zeggen dat de politici, journalisten, analisten stopten waar het
begon: waarvoor zet men het geïnde belastinggeld in? Doorgaans, zo stipt ook
Beeckman aan, moet men aannemen dat de gekozen regering naar best vermogen
gebruik maken zal van maken. Het
probleem is dat het debat over de financiering van de overheid nog eens een
keertje situeerde in een machtsstrijd tussen links en rechts - waarbij er geen
tussenweg zou bestaan -, waarna vervolgens de nieuwe basislijn werd ingezet:
"wat zit erin voor u, beste BH?". Hoeveel zouden mensen verliezen als
ze voor De Wever zouden stemmen en hoeveel als ze voor Tobback en co zouden
kiezen? Burgerschap als consumentisme? Het beleid mag dus - zonder utopisch te
worden - wel begeesteren. Maar zeker in verband met Europa en de EU valt het
moeilijk nog oprechte ondersteuning voor het project te vinden, waarbij het
economisme en postmodernisme elke aanspraak op een groots en meeslepend
discours die gedachte al bij voorbaat uit handen wordt geslagen.
Het heeft me al tijden
geërgerd dat men zo naar politiek wenst te kijken. De kiezer mag €-tekens in de
ogen hebben, na verloop van tijd zal hij of zij vergeten dat het samenleven
meer om het lijf heeft dan wij graag denken. Begrijp ik het goed, dan klaagt
Tinneke Beeckman aan dat we alles onder de noemer "neo-liberalisme"
vangen, waardoor - het verhaal wordt dus noch eentonig noch eenduidig - een
goede analyse van de ons omgevende werkelijkheid mogelijk blijkt. Het is wel dat
zo dat het neoliberalisme, zoals het onder meer in het beleid van Reagan en
Tatcher aan de orde komt, van de gedachte uitgaat dat de markt alles regelt en
dat de markt reguleren niet helpt. De staat, de overheid moet zich terugtrekken
uit het economische gebeuren. Dat heeft voor misvattingen geleidt, want men
heeft de staatszin en het burgerschap al behoorlijk ondergraven in het
wantrouwen tegen autoriteit, maar - om een brandend actueel voorbeeld te
hanteren - men wil dat wel eens vergeven aan succesvolle managers als zij hun
autoriteit wel inzetten waarbij de blinde hand plots niet meer zo blind blijkt.
Ik heb het inderdaad over Volkswagen, maar men kan het ook hebben over grote
spelers in de ICT en de voedselindustrie. Maar het is niet omdat ik bedenkingen
heb bij de machtspositie van Monsanto, dat ik tegen de mogelijkheden in verband
met GGO of teeltveredeling gekant zou zijn.
Patrick o'Rourcke heeft in een
essay over het denken van Adam Smith overtuigend betoogd dat deze niet alleen
een moreel kader hanteerde, maar ook dat de notie van de blinde hand geen steek
houdt, want de Schotse econoom gebruikte de term niet enkel zelden in zijn
uitgebreide werk, hij vond dat de politiek in de markt wel een rol te spelen
had, bijvoorbeeld door af te stappen van koloniale exploitatie[ii].
Wie dit boek doorneemt merkt
hoe de filosoof ons met overtuiging een spoor legt, waar niet zomaar
postmodernen en neoliberalen de maat wordt genomen, maar ook de andere
betrokkenen dienen zich aan een zekere intellectuele discipline te houden.
Jawel, ook denken vergt het respecteren van zekere regels. Men mag niet zover
gaan dat de brave immigrant en vluchteling zomaar geholpen wordt, maar dat wij
hier alleen met schuld overladen zouden zijn en dat wij schuldgevoel moeten
koesteren voor hun lot. Iedereen racist? Behalve dat het niet te staven valt,
betekent zo een uitspraak dat niemand bij machte is waarachtig en betrokken met
de omstandigheden om te gaan.
We krijgen hier een exposé dat
niet wil overtuigen door een eigen gelijk te presenteren, maar door een
zorgvuldige lectuur van bronnen en van de actualiteit het aandurft een eenzame
positie in te nemen. Niet d'r eigen gelijk staat op het spel, maar een poging
de intellectuele ontwikkelingen sinds Mei '68 beschrijvend ons te laten zien
waar de excessen te zoeken zijn en waar we ergens een betamelijk midden kunnen
vinden. Of dat het aangename midden van het politieke centrum zou zijn, of het
onvindbare midden waarvan Aristoteles al wist dat het niet altijd behaaglijk
stemt. Mensen als Bruno Latour hebben na een passage doorheen het
postmodernisme begrepen dat het ergens op uit kan lopen waar we niet willen
zijn.
Wetende dat ik met deze
recensie het boek nooit afdoende eer kan bewijzen - de mogelijk bestaat zelfs
dat ik misverstanden in het leven roep - moeten we het toch nog hebben over de
schets die Beeckman ons aanreikt van de Verlichting. Waar Jonathan Israël ons
na veel en gedegen onderzoek probeert te overtuigen van de inherente samenhang
en eenduidigheid van de Verlichting, heeft deze filosoof een ander idee van de Verlichting,
waarbij ze blijkbaar ook opgemerkt heeft dat Denis Diderot verre staat van het
positivisme en sciëntisme dat in de Negentiende eeuw als moderniteit werd
gepresenteerd. Ook voor Beeckman geen Lumières die in enkele mantra's te
vertalen zou zijn. Dan had ik nog de klacht van Susan Neiman kunnen vermelden
dat dit geen tijd voor helden is, wel voor pseudohelden, mensen die zogezegd
uit de heffe des volks zouden zijn voortgekomen en toch verdienste hebben het
te hebben waargemaakt, maar ook dat vergt een aparte behandeling.
Conclusie moet zijn dat we
vandaag in de media ondanks alles dagelijks geconfronteerd worden met de idee
dat enkele mensen tot in de perfectie weten hoe het was, hoe het is en hoe het
zijn zal, maar die zelf vooraf zeggen dat waarheid niet bestaat en niemand kan
beweren de waarheid in pacht te hebben en al zeker niet de autoriteiten die
zijn of waren. Het schuldcomplex rond gezondheid, rond het feit dat we altijd
wel losers zijn vermengt de postmoderne obsessie dat alles vergeefs is en de
neoliberale pretentie dat mensen het zelf moeten kunnen doen. Het was me vreemd
te moede in de analyse van Ayn Rand en de solipsistische mens, die geen
compromissen sluiten wil, moet, mag overeenstemming te vinden met wat Rousseau
al wist te vertellen. Toch kan ook bij Max Stirner ook al een beeld gevonden
worden van hoe we in het leven zouden kunnen staan, want ook Stirner weet de
mens niet aan anderen iets gelegen moet laten.
Een facet heb ik nog niet
aangesneden: waar komt het complotdenken vandaar, waar Tinneke Beeckman ook in
haar krantencolumn nog eens aandacht aan besteedde? In de visie die ze uitwerkt
vormt het een sluitstuk, na de postmodernen, de neoliberalen komt men bij het
complotdenken uit. Ik weet dat er dezer dagen genoeg mensen er vatbaar voor aan te nemen dat men ons niet alles
verteld heeft en dat er een andere,
logische of meer aanvaardbare verklaring moet zijn. Ook politici gebruiken die
redenering graag, maar het gaat om zelfmisleiding en ook wel een onwil feiten
werkelijk tegen elkaar af te wegen. Kan ik de bezorgdheid van de auteur goed
begrijpen en aanvaard ik het gegeven dat complotdenken met een onmiskenbare
onmacht te maken heeft - de persoon in kwestie weet zich onmachtig - dan denk
ik dat niet elk wantrouwen jegens media en politieke autoriteit altijd voor
complotdenken moet doorgaan.
Een wandeling doorheen de bronnen
laat zien dat de betogers van 7 januari in Parijs wel konden weten wat ze
deden, dat de kritiek aan hun adres vanwege mensen als Emmanuel Todd welhaast
een ontsporing van het postmodernisme moet heten en het postmodernisme legt de
wortels aan de Verlichting. Maar of de Verlichting zomaar te vatten valt, laat
Beeckman nu net begrijpen. Daarom denk ik dat het hoopvol mag heten dat we een
weliswaar bezonnen maar toch open omgang met de Verlichting kan behouden met
als gedachte dat we het heden beter kunnen vatten. Toch denk ik dat Tinneke
Beeckman, zoals Hannah Arendt van het denken een eigentijds handelen wil maken,
niet een aangenaam verblijf in een appartement in de wolken, maar terwijl men
bij het lezen van het boek niet in de wereld is, komt men daarna terug de kamer
binnen en gaat het leven verder, leveren we onze bijdrage en proberen we het
goede te doen. Want men mag aannemen dat het bestaat, het goede, al weten we
nooit zeker wat het is.
Droeve passies? Spinoza, die
ons inleidde in de relatie tussen God, natuur en naturerende natuur, leerde ons
dat we ons niet mogen overgeven aan onze droeve passies, zoals wantrouwen,
haat, afkeer en angst. Zelfkennis, kritische methode en vasthoudendheid angsten
te overwinnen. Sinds Adam Smith is het mogelijk na te denken over het goede,
maar Spinoza begreep het al, "bonum facere et laetari".
Bart Haers
PS Niet alle facetten van het
betoog kregen even gelijkmatig aandacht, maar ik denk dat er nog veel stof tot
reflectie in zit. Wordt vervolgd.
Reacties
Een reactie posten