Wie lijdt aan dwangneurosen?



Dezer Dagen


Alles onder controle
De charme van het toeval


Een museum, ook een openluchtmuseum nodigt uit tot rustig
en aandachtig rondkijken, want, zegde Joost Zwagerman,
men neemt hoogstens een paar tellen de tijd om een kunstwerk
te bekijken.
Het lijkt wel een dwangneurose dat men overal moet kunnen
joggen, dat de overheid via allerlei instantes ons moet
amuseren. En wij houden niet van verveling, toch. Dus
komen lopers joggen in het museumpark. Mag ik dat
overdreven vinden? 
Grappig toch, men maakt een reeks over mensen met een dwangneuroses, met spreekt over dwangneuroosjes op de radio en intussen blijken we bestuurd te worden door weldenkende luiden die pas voor dwangers mogen doorgaan. Alles onder controle? Mensen die aan OCS leiden moet men niet te kakken zetten, maar het ziektebeeld, waarbij het dagelijkse leven vastloopt, is ernstig genoeg. Maar als beleidmakers er alles aan doen om de dingen ordentelijk en zonder haperen te laten verlopen, ontberen die een begin aan realiteitszin.

Aan de ene kant ernstige verstoringen in het functioneren, waar men soms slechts moeizaam mee om leert gaan en anderzijds overheidsinstituties die er alles aan doen alles volgens een vast recept te laten verlopen. Hoe mensen plots bang zijn dat alles besmet is, of die elk voorwerp telkens opnieuw willen inventariseren, het is geen leven en hoe men het kan tonen, blijft delicaat. Maar hoort men een minister zeggen dat het rij-examen moderner moet en dat het aantal doden met 400 per jaar in Vlaanderen omlaag moet, onder meer met trajectcontroles, dan ontstaat het gevoel dat hier disproportioneel veel middelen worden ingezet. Hoeveel van die 400 overlijdens - we moeten inderdaad navenant veel zwaargewonden in rekening brengen, die met blijvende gevolgen af te rekenen hebben maar slechts zelden in beeld komen - verdoken suïcide zijn, wordt zelden duidelijk, hoeveel er door drieste overmoed vallen? Maar de obsessie met dat cijfer brengt met zich dat men gelooft dat men elk gedrag kan gaan temmen. Die jonge overbetaalde voetballers mag men dan wel uit de statistieken halen.

OCS? Het gevaar van letterwoorden: gewenning, abstractie, objectivering en verdinglijking. Ik weet in de verste verte niet waar het vandaan komt, obessief compulsief gedrag en wie zich probeert in te lezen, merkt dat de aandoening in het alledaagse lijkt te sluimeren om bij bepaalde onverwachte wendingen op te duiken. In het benoemen zijn we sterk geworden, maar we vergeten dus dat we in het dagelijkse leven dingen kunnen veroorzaken, die kwalijk uitpakken voor derden. Het omgekeerde? Onverwacht iemand een genoegen schenken, niet omdat het moet, maar gewoon, omdat men er genoegen aan beleeft, kan ook gevolgen hebben, maar men mag er niet op rekenen en dezer dagen lijkt dat al helemaal een nogal nare vooronderstelling, zoals een radiospotje laat horen. Iemand gaat langs bij een vriend, veronderstelt een luisteraar en geeft hem huis, buitenhuis en alles, want hij heeft het licht gezien, de milde schenker. Dan zegt de radiostem, wacht niet tot iemand het licht gezien heeft maar kom naar deze of gene bank.

Natuurlijk, een aantal zekerheden hebben in het leven, kan best goed uitpakken en het geeft rust. Maar waartoe zou die rust dienen? Verveling moeten we ook niet willen. Het gemak zich geen zorgen te hoeven maken, kan al veel betekenen, maar misschien kan het ook tot iets leiden, kunst voortbrengen, mensen milder maken in de omgang, kan ook altijd. Als we vandaag met een soort hardnekkige dwangers te maken hebben, dan zijn het luitjes, jongens en meisjes die vinden hoe het allemaal zou moeten wezen. Compulsief verbetertrajecten voorop stellen, weigeren, vrezen het verkeerde te zeggen maakt er ook deel van uit. Een nieuw fatsoen, laten we het daarop houden.

Onlangs bracht ik mijn oude moeder bij haar kleindochter en d'r pas geboren kleine baby en ik merkte dat we met zijn allen blij waren om het gebeuren, om het nieuwe begin, ook de kraamvrouwe was in opperbeste stemming. Van een roze wolkje was er geen sprake, wel het geluk dat dit kindje er is. Maar ik voelde ook, intens zelfs, dat dit geluk van verwachting vervuld is, maar ook van een realistisch besef dat het zijn tijd zal duren. Geluk? Het bleek voor deze jongelui geen abstract voorwerp van reflectie, maar iets dat ze ervoeren. En wat het kind worden zal? Dat zal blijken.

Het valt op dat we vandaag, meer dan twee generaties geleden voor kinderen niet enkel het beste wensen, maar ook alles moeten doen opdat het ook allemaal zou uitkomen. Maar deze aanpak verschilt weinig van wat de oude fatsoenlijke burgerij en vooral de kleinburgerij voor ogen had staan: de kinderen moeten het beter hebben dan de ouders. Maar deze generatie beseft wellicht beter nog dan wij, dat zoveel is bereikt, dat je nog nauwelijks op meer en beter kan mikken. Wat dan wel? We maken ons geen begoochelingen, zegt een expert, de volgende generatie zal alleen ellende kennen, want er is de klimaatevolutie, er dreigen hongersnoden, overbevolking, cultuurverandering... waar we alles tegen moeten inzetten.

Mag men bedenken dat dit alles al even obsessief dwangmatig is: een samenleving waar alles zonder horten en stoten, zonder kleine collusies en grote rampen verloopt. Ergens rond 1976-1977, na de prachtige zomer werd ons in lessen aardrijkskunde uitgelegd dat geografie tot doel heeft zicht te krijgen op waar we de dingen doen die we doen, maar dat het warm gematigd zeeklimaat waar wij van genieten ook betekent dat we relatief weinig natuurrampen kennen, maar 1976 was niet enkel een gezegend jaar met een onverbeterlijke zomer, maar ook van een watersnoodramp in Ruisbroek, met overstromingen als gevolg van stormweer en springtij, waardoor de Schelde als een trechter het water opstuwde. Bovendien was men toen al twintig jaar bezig de zeeweringen te verbeteren, waardoor het water te krap behuisd bleek en daarom bij springtij en zware stormen wel over de dijken dient te slaan.

Het mag zijn dat we die rampen vergeten zijn, vergeten zijn we overduidelijk ook dat sinds de watersnood van 1953 wel heel wat ondernomen hebben, zeker onze noorderburen, maar ook hier te lande, met alle kleine en grotere haperingen in het beleid, waardoor we nu bestand zouden zijn tegen superstormen die eens in de 1000 jaar zouden voorkomen. Maar dat is niet genoeg, dat moet nu zo zijn dat we beschermd zijn tegen hyperstormen die eens in de 10.000 jaar zouden kunnen voorkomen. Het kan natuurlijk ook morgen wezen.  

Het kan alleen maar een goede zaak zijn, denk ik, dat we proberen de gevolgen van onweer te temperen, maar toen, in 1976, was men al even hard aan het zoeken naar wie het verzuim gepleegd had, waardoor de Schelde uit de oevers trad. De leraar voor de klas vond dat we ons niet op zo een uitspraken mochten verlaten. Ongelukken gebeuren en men doet wat men voorzien kan, maar als men elke mogelijke lek in de dijk wil dichten, dan kan het water van het achterdijkse land niet meer weg. Het blijft soms beredderen, al weet ik intussen ook dat men wat beheersing van water in onze contreien heel wat gerealiseerd heeft, maar na 1977 kwamen er ook nieuwe randvoorwaarden bij, die te maken hebben met natuurbehoud en later natuurherstel. Zouden we geloven dat het negatief is? Geenszins, maar zoals Chris De Stoop liet zien, natuurherstel brengt dan weer andere problemen.

Waar komen we dan uit? Dat we in het persoonlijke leven wel degelijk, met de nodige aandacht voor discipline ruimte creëren voor het onverwachte, maar dat ook als samenleving die ruimte onontbeerlijk moet heten. Men wil vandaag het eigen leven, het leven van naasten goed regelen, maar soms loopt men daar tegen onzichtbare en onvermoede grenzen aan. Mensen met OCS worden geoefend om hun dwangneigingen te beheersen, maar in het algemeen is het lang niet zo fatsoenlijk over discipline te spreken, zoals de Denker des Vaderlands, Marli Huijer beschreef in haar boek. OCS behandelen vraagt, hoorde ik, veel geduld, maar in de samenleving zoals we die nu kennen tieren dwangneuroses welig, niet dat ze als pathologisch voorgesteld werden, wel integendeel.

Veel is ten goede geregeld geworden, zoals het onderlinge geweld onder burgers, zoals de verkeerstromen en de verdeling van rechten en plichten, al zien we zelden de zegeningen ervan en klagen we graag als het mis gaat of als het niet afdoende geregeld blijkt. Men gelooft graag dat men de overheid moet intomen, maar de regeldrift, op grond van de aanname dat mensen niet te vertrouwen zouden zijn, loopt nog altijd uit de klauw.

Tegelijk beschouwt men De Lijn, de Vlaamse vervoersmaatschappij (trams en Bussen)  zonder meer als een kostenfactor, maar - ik ben geen aanhanger van het CO²-verhaal - maar om de verkeersstromen beter te beheersen, zal men het openbaar vervoer als een gemeenschappelijk goed moeten gaan beschouwen. Natuurlijk zal men de bus of tram doen rijden zonder onnodige kosten. Maar het aanbod inperken en de beleidsmakers die het gebruiksgemak enkel in termen van beheersbare noden, woon-werkverkeer en schoolvervoer,  benaderen, ontgaat het  dat men het openbaar vervoer ook in termen van recreatieve verwachtingen zou kunnen/moeten bekijken. Nu kan men vaak niet anders dan per auto naar het concertgebouw, de bioscoop, het Sportpaleis te gaan. De verbindingen tussen Gent en Antwerpen zijn sinds 1972 niet verbeterd, wel integendeel. De laatste trein naar Brugge, vanuit Antwerpen vertrekt dan wel om 22:37 maar komt aan in Brugge met een overstap in Gent om 00:03. De vele haltes onderweg, mogen niet hinderen, zegt men dan, maar het blijft problematisch dat men geen sneltrein heeft tussen Gent en Antwerpen, zonder haltes onderweg. Moeten Lokeren en Sint-Niklaas dan niet bediend worden? Jawel, maar het blijft opvallend dat Brussel zonder tussenstops bediend kan worden.

Het openbaar vervoer kost de gemeenschap geld, maar de baten vallen, zegt men, moeilijker toe te wijzen? Veertig jaar geleden vond men dat het openbaar vervoer niet echt van nut meer was, maar twintig jaar later merkten mensen dat met de trein reizen of de bus, als die niet overvol is, best aangenaam - oh ja, nog zo een dwanggedachte van ministers: dat een bus maar rendabel rijdt als men mensen er als sardines opeenstapelen kan. Met het reiscomfort moet het snor zitten, rechtstaand reizen? Hoe kan men zich dan nuttig bezig houden? En ja, op zondag naar de buitengebieden reizen, kan ook alleen met de auto.

Een mens begrijpt dat men niet alles maximaal kan regelen, optimaal zou al veel zijn. Maar in de gezondheidszorgen valt dat probleem nog meer op, waar men de vooruitgang van de geneeskunde vaak maar heel langzaam in het verdienmodel weet in te voeren. Maar altijd valt het op dat we met het ongewisse geen rekening wensen te houden en elkaar voorspiegelen dat we de boel onder controle hebben en houden. Zou het zo wezen? Zou het noodzakelijk wezen, want dan kan het systeem al te dwingend worden. Aan mensen met OCS vragen we die dwanghandelingen af te wennen, wat ook wel goed is voor hen, maar zelf vragen we om nog meer maatregelen omdat het onveilig zou zijn, met al die onbepaalde acties en reacties.

Tot bewijs van het tegendeel moet men toch begrijpen dat onze samenleving wel zeer veilig is, zo veilig dat onze kinderen nog nauwelijks echt kunnen dwalen in de velden en hun kleine wereld ontdekken. Zelf willen we dan weer wandelen op de Kilimanjaro, zelfs naar Oost-Groenland of in het regenwoud extreme marathons lopen. De kick, weet u wel. Heb ik er problemen mee dat mensen zich dat kunnen veroorloven? Geenszins, maar als in Brugge een "urban trail" gelopen wordt, met onder meer een stukje door het bisschoppelijk paleis - men schijnt dat geschrapt te hebben - en anderen moeten per se een jogging door het beeldenmuseum Middelheim, dan denk ik toch: wat zijn we dangneurotici die dan toch, van tijd tot tijd, mits goed georganiseerd uit de band willen springen. Maar van ontregeling houden we nu eenmaal niet en als anderen gek doen, tja, dan hindert dat, natuurlijk.

Bart Haers  


  

Reacties

Populaire posts