tot enhousiasme geneigd
Recensie
De tijd verbeiden
Enthousiasme buiten de Chronos-tijd
Joke J. Hermsen. Kairos. Een nieuwe bevlogenheid. Arbeiderspers
Amsterdam 1914. 310 pp. prijs: 19,95 €
Door omstandigheden vond ik
het boek pas onlangs terug in een reistas en toch, ik had enkele keren bedacht
dat ik het zou moeten lezen, want bevlogenheid, het is iets waar ik wel naar
kan verlangen en jawel, soms voel ik me wel enthousiast over iets, een
gedachte, een gebeurtenis. Het lezen ging dus als vanzelf, ook al omdat de
auteur een breed scala van facetten aandraagt en zo ons de ruimte biedt na te
denken over hoe we leven.
Maar zijn we nog geneigd ons
veel met Hannah Arendt of Peter Sloterdijk, laat staan met Walter Benjamin in
te laten of Ernst Bloch? Het ruime spectrum dat de auteur ons in deze essays
aanbiedt, laat toe na te denken over de tijd, hoe we die beleven en wat ermee
aan te vangen valt. Kairos is een van de Griekse goden, die ervan getuigen hoe
hun godenwereld een weerspiegeling vormt van wat mensen bevroeden, meer dan er
op het eerste zicht leeft tussen hemel en aarde. De god met vleugels op de
schouders en aan de enkels, gebogen over een weegschaal, schenkt ons gul, als
we ons tot hem richten, maar dat betekent dan wel dat ons even niet met de tijd
als Chronos, als meetbare grootheid en
die niet nooit te stuiten valt, waaraan
niet te ontkomen valt. Joke J. Hermsen
laat juist zien dat de tijdmeting in onze ervaring een illusie is, of beter,
het is net geen illusie die we zomaar ontkomen, wanneer we het tijdsverloop
niet meer ervaren, wanneer we in de zone komen, in de flow. Het gaat om een
periode van geconcentreerd zijn en de wereld lijkt wel vergaan. De een komt in
de zone bij het zwemmen, een goede dokter bij de operatietafel. Maar ook in de
klas kon het gebeuren, bij een grote oefening van wiskunde. Maar vandaag lijken
we te verstrooid, te veel bezig met allerlei dingen tegelijk, zodat we niet in
de zone komen.
Men heeft op zeker ogenblik
besloten de oude strikte pedagogie aan de haak gehangen, zodat leerlingen niet
meer netjes op de stoel hoefden ten zitten, handjes op de rug. Ik denk dat de
rigide toepassing best versoepeld mocht worden, maar vandaag roept men
aandoeningen in als ADHD om te verklaren waarom kinderen niet in de zone komen,
maar men schept ook niet altijd afdoende het klimaat daartoe. Natuurlijk zijn
er kinderen met de aandoening en dan zijn medicijnen nodig, relatine of
Rilatin, maar men onderneemt dezer dagen niet altijd pogingen om zoon- of
dochterlief intens te laten spelen. Want het spel, soms alleen, kan een goede
oefening wezen om zich te kunnen laten meenemen uit de tijd, in de zone.
Ook Joke Hermsen maakt zich
bezorgd over het feit dat men gelooft dat leren via digitale middelen, dus het
gaat niet enkel om de tablet of de laptop, maar over hoe via die instrumenten
het leren een zeer verwarrende bezigheid worden kan. Als ik denk aan
berichtgeving op roerige dagen, zoals na aanslagen, dan merkt men dat
journalisten voortdurend uitleg geven bij zaken die nog niet afgerond zijn. Ze
komen lang niet altijd tot een verhaal en dat is wat met virtuele studiemodules
ook gebeurt. Ik kan de auteur dan ook best steunen als ze meent dat men geen
digischolen moet hebben, maar dat de school van morgen de digitale leermiddelen
wel nodig heeft, niet als hoofdzaak, wel als instrument. De leraar, de docent
moet vooraan staan en inderdaad proberen complexe materie aan te dragen. Dat
gaat het best als de leraar zelf ook bewogen en bevlogen is en enthousiast kan
uitleggen zodat leerlingen dat enthousiasme overnemen. Evengoed is dat dus een
voorwaarde om de gangbare tijd terzijde te laten en in een kairotische tijd te
verwijlen. Zowel Hannah Arendt als Ernst Bloch hadden voor die overdracht veel
aandacht, maar Bloch ging na WO II uit de VS terug naar Duitsland, maar in de
DDR werd hij gewantrouwd en kreeg oneervol ontslag rond 1957. Hoe hij de
laatste jaren overleefde, schrijft Joke Hermsen niet, maar de man die druk was
met "Das Prinzip Hoffnung" moet toch wel erg in verwarring zijn
geraakt door het verlies aan mogelijkheden zijn beroep uit te oefenen, maar hij
bleef schrijven.
In dit boek komen we twee
fundamentele ervaringen aan de orde, met name dat we naar ons aanvoelen de
meetbare tijd kunnen opheffen, wat kan als men en-thousiast is geworden, als
iets goddelijks in ons is gevaren. Inspiratie? Sommige kunstenaars vinden het
niet echt iets om over te spreken, maar het kan inderdaad zo wezen dat er geen
inspiratie is, tot je gaat zitten en een pen ter hand neemt, want dan gaat het
vloeien en komen we tot iets waarvan niemand vooraf het bestaan had kunnen
vermoeden. Dat hoeft niet enkel zo te zijn voor zogenaamde creatievelingen,
maar ook denk ik met Richard Sennett dat het van belang is te begrijpen dat in
ambachtelijk werk ook een vorm van inspiratie aanwezig is en een moment kan
ontstaan waar we van de wereld weg zijn.
Sennett leerde me ook al dat
een goede ambachtsman of -vrouw gebruik weet te maken van het moment, aanslaan
en loslaten. Hermsen gaat daar niet op door, maar in haar inleidende essays
laat ze wel zien dat het kairotische leven precies aandachtig is voor dat
vastgrijpen en loslaten, voor dat momentum, waarop "het" kan
gebeuren. Wat dat is, het kan haast niet anders of het gaat over iets dat er
eerst niet was en dan te voorschijn komt. Het gaat dus over het handelen, over
de vita activa, zoals Hannah Arendt dat beschreef in de "Human
Condition". Er was een tijd dat invloedrijke commentatoren schreven dat
een momentum was aangebroken, voor een Guy Verhofstadt of voor Steve Stevaert,
maar gaat het om minder "aangename" denkbeelden, dan zal men dat niet
zo gauw afroepen. Maar het momentum komt niet op afroep, maar men moet er wel
ontvankelijk zijn.
De reis door boeken en denken
die Hermsen met ons onderneemt leest adembenemend, maar men moet dus bereid
zijn haar lectuur van Thomas Mann, De Toverberg te volgen, bij Arendt op de
thee te gaan en hoogst waarschijnlijk met Ernst Bloch het gesprek over de hoop
aan te gaan. We weten dat we de mythe van Pandora doorgaans zo lezen dat de
hoop in de doos bleef, maar ook een kwelling zou zijn - men kan immers zo
gemakkelijk hopen en geloven dat iets komen zal - terwijl hoop voor Arendt en
Bloch juist een zegening moet heten.
Maar dit boek laat zien dat
het actualiteit is die Joke Hermsen aan het denken heeft gezet en haar
bijvoorbeeld opnieuw bij het begrip "Thimos" brengt, waarover Sloterdijk schreef, in "Woede en
tijd" - waarom Zorn niet als toorn vertaald mocht worden, blijft me nog
altijd duister - dat door het christendom terzijde geschoven was, getemd was
tot bescheidenheid - en de ziel was plots hagelblank. We volgen de sporen die
de auteur legt en merken dat zij een betoog houdt om terug over de ziel te
spreken, niet dat hagelwitte zieltje, waar men het ooit over had, maar de ziel
als een deel van ons vermogen de zinnelijke ervaringen te ondergaan en daar
iets mee aan te vangen. Er zijn, lezen we, aan de ziel drie lagen, of beter,
het lijken twee paarden, een zwart en een wit en er is de voerman, de rede, die
beide paarden gelijke tred moet laten houden en ervoor zorgen dat ze niet uit
het gareel lopen. Het beeld komt van Plato, maar het ene paard, dat zijn de
emoties, het andere is de thymos, moed, overmoed zelf en lef, durf, fierheid en
dat zou dan, ook naar het inzicht van Nietzsche en Sloterdijk best de overhand
terug krijgen, die het ooit had.
Wie denkt dat bespiegelingen
als deze met de realiteit en de actualiteit geen uitstaans zouden hebben,
vergist zich, want zij laat zien dat de problemen in het onderwijs te maken
hebben met teveel aandacht voor punten en voor nuttige opleidingen, terwijl een
goede docent decent enthousiast kan zijn en leerlingen maken kan. Zonder
bevlogenheid kan een docent zijn leerlingen hoogstens feitjes meedelen. Het
hervormingsbeleid, zou men kunnen bedenken, heeft te maken met een verlies aan
bevlogenheid, wat in de sociale wetenschappen, zeker in de pedagogie hard moet
aankomen. Maar het komt ook voort uit de idee dat men leerlingen slechts hoeft
te coachen.
Maar ook het bankwezen komt
aan bod, omdat het volgens Tomas Sedlacek zo zou wezen dat we van economie een
pseudo-wetenschap hebben gemaakt. Net als Sloterdijk ziet Sedlacek dat foute
emoties in het bestel geslopen zijn. Of beter, de thymotische gedrevenheid is
verdwenen en de ratio is ook ver te zoeken - men verkoopt producten die men
zelf niet begrijpt - maar wat overblijft is de erotische drijfveer, als
begeerte, als lust zonder dat dit met seksuele lust te maken heeft. Het boek
eindigt bij Rilke, die zichzelf toeriep en zo ook ons: Gij moet uw leven
veranderen. Het gaat om een gedachte die doorheen het boek voortdurend op de
proppen komt: de mogelijkheid van het beginnen. Rilke, Hannah Arendt, Ernst
Bloch, Sloterdijk... en dan vergeten we er nog een paar die wisten wat beginnen
en opnieuw beginnen betekende. Sloterdijk hoort wellicht niet geheel in het
rijtje thuis en toch, als schrijver, als maker van een programma, das
Philosophische Quartett met Rudiger Safranski moet hij ook telkens weer opnieuw
beginnen om een gesprek op gang te brengen. Wij houden niet van routine, zeggen
we, maar we beginnen toch zo vaak altijd weer iets opnieuw, als Sisyphus die de
steen omhoog moet rollen en soms hebben we er geen moeite mee.
Waar het boek op aandringt en
waarom ik het ook graag onder uw aandacht breng is dat ook hier gemakkelijke
aannames worden afgewezen. Natuurlijk is de rede belangrijk, maar zonder thymos
komt het niet goed. Natuurlijk moeten we niet zomaar onze emoties wantrouwen,
want ze betekenen iets, alleen mogen ze ons bestaan niet overheersen. En dan
die ziel, die wel mag streven, maar niet enkel op erotische wijze. Het vermogen
ons te verliezen in een bezigheid, kan ons heel wat brengen, net omdat Kairos
veel geeft wie niets vraagt.
Men kan in dit boek ook een
gesprek lezen tussen Hannah Arendt en Gunter Stern/Anders, dat wil zeggen, Joke
Hermsen schrijft op basis van wat ze weet van beide filosofen hoe zo een
doordeweeks gesprek er had kunnen uitzien. Gewaagd? Allicht, maar mij kwam het
vrij overtuigend over maar het laat ook zien dat de tijden toen, in 1930 wel
degelijk gespannen waren, maar niemand kon de ernst echt aanvoelen, tenzij Günter
Anders, die dan al zijn boek geschreven had, de catacombe van Molussië had,
maar het pas in 1989 zou terugvinden en laten uitgeven.
Spreekt iemand u aan met de
vraag of hij/zij een verhaal mag vertellen, u zal wellicht antwoorden dat u
even geen tijd heeft voor beuzelarijen. Maar zoals Frances Yates beschreef,
kunnen we dingen beter onthouden als we ze als verhaal vertellen, niet als een
lijstje. Ook Hermsen meent dat we op de vraag wie we zijn, elk voor zich, niet
met een korte omschrijving kunnen antwoorden. Wie we zijn, moet men niet met
een formule op een cv beantwoorden, maar een verhaal, waaruit blijkt hoe we
naar onszelf kijken en hoe we zouden willen dat men naar ons kijkt. En dat
kijken kan dan best enige tijd vergen. Maar mensen lopen in een museum soms
nogal snel voorbij de werken, zonder ze te laten inwerken. Overigens, musea
zien niet graag dat mensen te lang bij een werk blijven hangen. Zelf loop ik
graag twee, drie keer door een tentoonstelling en meestal zijn er aan het eind
een paar werken die ik echt meeneem, niet de kaders, geachte suppoosten, wel
dat wat op mijn netvlies hangt.
Men zegt dat Joke Hermsen geen
filosofische traktaten schreef, dat ze te zeer wil overtuigen. Dat kan best
wezen en na lectuur maakt in dit geval dat de toon wel aanslaat. Retorica is
toch ook altijd een mogelijkheid, waarbij men mensen wil overtuigen. Waarom zou
Hermsen ons niet mogen betrachten te overtuigen van de zienswijze waar ze toe
gekomen is? Waarom zou men anders spreken? Ja, om iets aan de weet te komen.
Maar dit boek is goed overdacht en kan blijven hangen, kan wel herlezen worden.
Kunnen we ons nog openstellen,
zoals Rilke voor het beeld van Apolloon? Zien hoe het afwezige hoofd kijkt naar
de bezoeker en finaal schijnt zijn tors zo te stralen dat de bezoeker het meeneemt..
lijkt niet meer weggelegd voor ons en dat is wat Hermsen wil meegeven. Wellicht
kan het niet alles wetenschappelijk vastgelegd en bewezen worden. Maar wat hier
aangebracht wordt is dat de secularisering inderdaad een bevrijding mag heten,
maar ook een verlies, een verarming. Onder meer de idee van de ziel, niet de
verchristelijkte ziel, maar die waarover Kairos ook waakte. En er kan dus
sprake zijn van iets dat ons overstijgt, waartoe de thymos neigt, streeft,
zonder dat we daarom plots weer credo en halleluja moeten roepen. Maar het
voorstel van Sedlacek om zoals voorhen elke vijftig jaar een jubeljaar te
maken, waar schulden kwijt worden gescholden en rijkdommen verdeeld, zal ook
wel niet economisch verantwoord zijn, want niet in wetten te gieten. Dat dit
boek zo breed kijkt, kan mijn bewondering wegdragen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten