Wetgevers zijn wij (ook)
Kritiek
De geest van de wet
Hannah
Arendt en de gruwelen dezer dagen
Bewust heb ik dit facet van
het boek van Dirk De Schutter en Remi Peeters laten liggen, omdat het heel wat
meer met zich brengt dan het schrijven van wetten of het verzorgen van de
redactie zodat de Raad van State er geen kruis over maakt. Ook die redactie is
dus belangrijk, maar er zit in de idee van Arendt een element dat wetgevers en
zij de wet horen te kennen over het hoofd zien, tenzij het ons anders uit zou
komen. De vragen die de auteurs stellen hebben inderdaad belang voor onze tijd
en zeker als het over wetgeving, beheersing, macht aankomt, kan men bij de
lectuur van Arendt heel wat opsteken. De
argumenten voor nieuwe wetgeving gaan vaak uit van de urgentie van een probleem
dat zich plots heeft voorgedaan en dringend een oplossing behoeft. Past dit in
een visie op duurzame wetgeving, zoals Arendt die voorstelde?
Arendt was zeer vertrouwd met de gedachte aan
revolutie, maar kon zichzelf blijkbaar niet voorstellen dat de revolutie
vanzelf tot een betere toestand zou leiden. De meeste revoluties falen, in het
spoor van de Franse Revolutie, omdat ze niet gericht zijn op een stichting, wel
op het grijpen van de macht. De aandacht voor gelijkheid, zo meende ze,
schakelde de fundamentele grond voor het politieke uit, de erkenning van
verscheidenheid en pluraliteit, waardoor mensen wel als het gelijken met elkaar
in debat kunnen gaan, zonder de eigen uniciteit op te hoeven geven.
Met dat alles moet men zich
afvragen of die visie ook afstraalt op de wetgeving. Vaak horen we dat de Code
Civile die Napoleon niet schreef maar afkondigde een monument is in het recht
terwijl anderen menen dat de oude Code na 212 jaar wel de beste tijd heeft
gehad, terwijl het niet om enkele artikelen gaat, maar om een poging van de
auteurs om de wetgeving van het Ancien Regime beter te structuren en
transparanter te maken. De wetgeving werd niet gestemd in een assemblee, maar
opgelegd door een keizer. Natuurlijk, zou men in een parlement zoals het nu
functioneert wel een codex van positief recht kunnen redigeren? Men zou het ook
overlaten aan gespecialiseerde commissie van rechtsgeleerden en zou vervolgens
het debat moeten aangaan.
Door te wijzen op het belang
van de stichting en van de herdenking van die stichting, tracht Arendt aan te
geven dat we ten allen tijde die wet als een wederzijdse belofte dienen te
zien. In deze tijden, waar de overheid de neiging niet weet te onderdrukken
wetten uit te vaardigen die niet altijd de juiste mensen raakt, maar zelf een
soort maatschappij wil scheppen, naar het eigen beeld en de eigen gelijkenis,
wordt de grond voor die wetgeving niet meer gevonden in de wederzijdse
afspraak, maar in een afdwingen met wettelijke middelen.
Democratie kan niet ten allen
tijde uitgaan van welwillendheid van alle burgers, want dan zou er niets meer
tot stand komen. Maar wat opvalt is dat vandaag de argumentatie voor nieuwe
wetgeving niet meer beargumenteerd wordt, zoals Arendt ook al zag: zich steunen
op wetenschap en technologie is een goed ding, maar het mag niet de enige grond
zijn. Doch als de besluitvorming niet meer uitgaat van de welwillendheid van
burgers, als burgers zelf niet meer aan het besluitvormingsproces deelhebben
kan het gebeuren dat zij geisoleerd raken, omdat het alles ervaart als van
boven opgelegd, dan verdwijnt het politieke. Daarom keert Arendt zich tegen het
technocratische bestuur. Haar eigen ervaringen in 1933 in Berlijn moeten haar
wel overtuigd van de diepgaande almacht van een bestuursvorm waarin het
politieke niet meer meespeelt, waarin de argumenten voor de wet niet in de
ervaring van burgers ligt noch in het vermogen tot handelen maar bij een kleine
groep die het geheel bestieren. Hans Fallada lijkt dat ook zo gezien te hebben
terwijl Hans Keilson ook over de kwestie moet hebben nagedacht. Dat een aantal
jongeren, zoals Hans Scholl en zijn zus Sophie met traktaten door Duitsland
reisden, per trein om verantwoordelijk geachte figuren een tekst te bezorgen
die hen tot handelen zou moeten aansporen. Wie begrijpen niet, nog steeds niet
dat deze aanpak niet meer aandacht gekregen heeft. Gebrek aan succes? Kan best
zijn, maar wat zouden wij aanvangen met die inzichten, als we zo een traktaat
in de bus zouden vinden?
In onze wereld zoals we die nu
kennen merkt men algauw de kloof tussen burgers en politici, waarbij er
wederzijds over incompetentie wordt gesproken. Dat leidt nergens toe en klopt
domweg niet. Wel is het zo dat politici vaak met een groot bedrijfsrisico te
kampen hebben, als foute besluitvorming tot misstanden aanleiding geeft.
Waarom zou de regering toelaten
dat het openbaar ministerie in geval van bewezen schuld, maar nog niet voor de
rechter gebracht, aan het dealen gaan met misdadigers? Een zo een zaak is zo
misgelopen dat de Nederlandse regering en vooral de VVD, nu regeringspartij in
ruwe zee terecht is gekomen. De officier van OM, Fred Teeven sloot een deal met
een crimineel die verdacht werd van drugshandel en om de een of andere reden
wilde de officier van Justitie de zaak zonder proces regelen. Hier werd, zo
blijkt 15 jaar later niet gehandeld in het publiek belang en ook wist justitie
een zaak helemaal te laten schieten, wat de betrouwbaarheid van het gerecht
niet ten goede kwam of komt. Mogen schikkingen dan helemaal niet? Is er een
verschil tussen fiscale fraude, hoe grootschalig die ook mag zijn en
drugssmokkel met alle bijkomende kleine en grote criminaliteit van dien? Mij
lijkt het wel, al moet de schikking met de fiscus niet al te clement wezen.
Natuurlijk zit er in het feit dat mensen fiscale fraude plegen niet enkel een
egoïstisch opzet, het betekent ook de weigering deel te hebben aan het bestel,
of nog, men weigert de rechtmatigheid van de fiscale heffingen te erkennen.
Dat kan een overheid niet over
zich laten gaan, want als men hier metterwoon een inkomen krijgt, dan moet men
betalen. Over burgerschap gaat dat niet meer: de burger heeft geen belang bij
een eerlijke verdeling van de lasten en vindt de overheid niet bevoegd. Dat
lijkt me dan ook een cruciaal kenmerk van deze tijd en van het publieke debat:
de aanname dat de eenieder die hier woont burger is, tenzij in geval van
illegaal verblijf, blijkt al wat ingesleten, maar gaat voorbij aan de
vaststelling dat dit burgerschap zich slecht uit in verplichtingen en de negatieve vrijheden
worden wel gedeclameerd, maar in vele gevallen gaat het om beheer van de gang
van zaken, niet over het vorm van een belangengemeenschap, waarbij niet enkel
het nut van iets de grootste aandacht krijgt.
Men kan als kritiek tegen de visie van Arendt
inbrengen dat zij toch ook niet kan hardmaken dat economische overwegingen geen
rol zouden spelen. Maar dat zegt zij niet, wel dat het nut van het nut twijfelachtig
kan zijn, of nog: iets kan goed zijn, wenselijk ook als het geen onmiddellijk
nut heeft. Dit moet men ook zien, denk ik dan, in relatie tot haar visie op
technologie, waar ze een gedachte van Goethe lijkt te hernemen. Safranski stelt
vast dat Goethe in zijn natuurkundige onderzoekingen tot de vaststelling komt
dat er veel verloren gaat, als men instrumenten gaat gebruiken om iets te zien,
te horen. De media verstoren de relatie tussen het subject en andere subjecten,
zodat men van elkaar alleen maar een vertekend beeld overhoudt. Arendt lijkt
ons ervoor te waarschuwen dat we niet zomaar technologie mogen aanvaarden omdat
die macht geeft aan een kleine groep die het beheersen en dus autonomie ontneemt
aan een persoon. Nu leven we in een samenleving waar we in een ander universum
leven dan Hannah Arendt had kunnen bedenken. Zij beleefde het Apollo-programma
waarmee mensen naar de maan gebracht werden voor onderzoek, moet
nog vernomen hebben dat twee ruimtetuigen werden uitgestuurd om de uiterste
randen van het zonnestelsel te bereiken en daar nu bijna of geheel voorbij
zouden zijn. Dit soort verkenningen heeft nog iets van de wijze waarop de oude
Grieken aan wetenschappelijk onderzoek deden, zonder doel dus tenzij kennis
verzamelen.
Maar we kunnen niet meer leven
zonder technologie, die wordt ons ook vaak opgelegd, vaak op goede gronden.
Daar zit niet het probleem denk ik, want we kunnen meer communiceren,
gemakkelijker en veiliger reizen dan ooit voordien. Het probleem is dat de homo
faber uit beeld verdwijnt, want steeds meer zijn het robotten die auto's maken,
die huishoudapparaten maken en de enige homo faber is de persoon die de robots
ontwerpt. Dat betekent ook dat een zingevend kader van onder ons bestaan met
onze instemming wordt weggeslagen. Het werk en arbeiden verdwijnen uit deze
samenleving tenzij in een gesublimeerde vorm, in een pop-up vorm, waarbij
duurzaamheid niet meer de kern vormt, maar precies het even iets doen en dan
weer iets anders. In haar definities laat Arendt zien dat arbeid duurzaamheid
veronderstelt en meesterschap. Toch kunnen we beter de term die Richard Sennett
presenteert, Ambachtmanschap, presenteren, niet als iets abstracts maar als
omschrijving van wat vaardigheid, kennis, inzicht en het vermogen het ambacht
uit te voeren, als meubelmaker of als metser, maar ook in andere intellectuele vakgebieden,
zo stelde Sennett kan men die attitude maar best aanwenden.
Het verhaal dat Arendt bracht
over het belang van herinnering, belofte, vergeving, laat toe anders tegen de
wet aan te kijken. De juridische toets is altijd belangrijk genoeg, maar als
het uitloopt op juridisch formalisme, kan het gebeuren dat nieuwe wetgeving mensen
aantast in hun vermogen iets van het leven te maken in de publieke sfeer. De
discussie over privacy is belangrijk, maar voor een deel berust dat op een
misverstand. Men moet in het verborgene kunnen leven, maar pas in het publieke
handelen worden we ten volle mens. Het is een vreemde vaststelling vandaag dat
we onze kritiek op het systeem in termen van ja of nee formuleren en bij
voorkeur als neen, want dan zijn we sterk. Maar als er groepen zijn die we het
recht niet gunnen deel te nemen aan het publieke leven, dan ontstaat er een
verscheurde samenleving. Toch zal men moeten onderzoeken hoe Arendt dat
deelnemen zag, want hoewel ze prachtige noties als belofte, vergeving,
herinnering in de waagschaal legt, moeten we nog altijd ook met haar aannemen
dat de macht zich niet in een persoon incarneren kan, een koning, een
charismatische leider, maar in de gemeenschap zelf, die samen over de zaken
beslist. Maakt dat haar inzicht over de wet als een belofte van beide partijen
onwerkbaar? Met geweld heeft zij niet veel, maar toch heeft ze erover nagedacht
en duidelijk gemaakt dat geweld, zoals Dirk De Schutter en Remi Peeters
schrijven in de sfeer van het maken, van de homo faber ligt, alleen gebruikt
men wil geweld dat vermogen om mensen en dingen kapot te maken. Overigens, de
homo faber moet geweld hanteren om ijzer te kunnen smeden of bomen te rooien.
Wij verwachten veel van de
wet, vooral dat we vrijwaard zouden worden van hinder en vergeten dat we zelf
dan ook anderen van hinder moeten vrijwaren. Arendt had daarom een ander
vrijheidsconcept, waarbij dus niet de vrijheid van belemmeringen en regels en
onderdrukking centraal staan, wel de vrijheid als burger deel te nemen aan het
maatschappelijke leven. Hoe kan men die vrijheid anno domini 2015 nog vorm
geven? De representatieve democratie noemt men soms een aanfluiting, op zijn
best een beperkt surrogaat voor de ware democratie. Op allerlei domeinen
probeert men mensen via allerlei vormen van gespreksfora dat probleem op te
lossen en mensen inderdaad burgers te laten zijn. De G1000 die David van
Reybrouck opzette met anderen, mag een mooi voorbeeld heten, al was en ben ik
sceptisch over de manier waarop men het realiseerde. Aan de andere kant vond de
openbare radio, VRT, dat ze ook aan de toekomst kon bouwen met telkens groepen
van 10, die gezamenlijk probeerden voorstellen te formuleren. Echt overtuigd
was ik niet van veel van de voorstellen rond onderwijs omdat daar een pensée
unique aan het licht kwam, die mij stoorde.
Het gaat immers niet enkel om
de uitkomsten, maar hoe die bereikt worden door debat. Dat men in het debat maar
beter gezagsargumenten kan vermijden, vormt dan nog een goede tweede, want heel
vaak zeggen deelnemers niet dat onderzoek heeft bewezen dat... inzake onderwijs
kan men vooral bewijzen dat een set van hypothesen heeft onderzocht en
getheoretiseerd zonder dat men tegenargumenten ernstig wilde nemen. De wetten
die daaruit voortkomen, hebben dan ook een twijfelachtige betekenis en roepen
ook veel weerstand op, ook al omdat de andere argumenten niet gehoord worden.
Ik hoorde het Lieve Joris al
eens zeggen, een paar jaar geleden, dat de democratie aan haar einde leek te
komen, omdat de procedures uitgeput lijken en de betrokkenheid bij die
procedures van burgers helemaal weggelekt zou zijn. Zelf bedacht ik me de
afgelopen jaren steeds vaker dat politici dezer dagen vooral een groot gehalte
aan paternalisme ten toon spreiden. Niet de democratie is het probleem, al zijn
er wel verbeterpuntjes, wel onze attitude tegenover de wetgever en de wetten,
besluiten. Wat we niet lusten of wat niet voldoet krijgt alle kritiek, ook al
zijn er goede redenen voor. We hechten aan zaken die misschien niet zo goed geregeld
zijn, want als we naar het gezondheidsbeleid kijken, dan hoor je voortdurend
kritiek, maar dat het systeem wel goed is voor patiënten, vergeten de
commentatoren dan maar. Dat het duurzaam moet zijn? Jawel, zeer zeker, maar
daar moeten alle betrokkenen, de artsen, de ziekenhuizen, big farma en ook de
patiënten iets in te brengen.
Het systeem, of het nu
onderwijs is of mobiliteit beantwoordt inderdaad aan eigen wetten, een eigen
dynamiek, maar als we het systeem de regie laten overnemen, dan is er geen
ruimte voor eigen inbreng meer over en dat is wat mensen afkerig doet staan van
de huidige regelgeving. Men moet het systeem dan ook goed begrijpen, wil men
zelf de regie in handen houden. Pas dan kan de wet ook een belofte blijken.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten