Een rusteloos leven
Recensie
Hans Fallada
Wie herkent zich
Anne Folkertsma, Hans Fallada.
Alles in mijn leven komt terecht in een
boek. Biografie-Cossee 2015. 416 pp. Prijs: 22,95 €
Het eerste boek dat ik las van
Hans Fallada, pseudoniem voor Rudolf Ditzen, was De Drinker en de bedenking die bijbleef
was: die heeft pas een rusteloos leven geleid. Jurist had hij moeten worden en
net als zijn voorzaten tot een soort ambtsadel behoren, maar er kwam veel
tussen en hoewel hij meer dan eens scheve schaatsen reed, werd hij iemand,
ondanks zijn verslavingen kreeg hij aanzien en de biografe en vertaalster, Anne
Folkertsma, laat zien dat zijn leven, alles in zijn leven ook werkelijk in zijn
boeken terecht kwam. Dus ook hoe het met Duitsland verging. Maar bovenal: waar
stond Fallada tijdens de twaalf donkere jaren?
Biografieën brengen ons nader
bij het leven van anderen, zeker als ze in een andere tijd dan de onze actief
waren en met de dingen des daags en des nachts af te rekenen hadden, die ons in
de feitelijke vorm niet meer bekend zijn. Er zijn heel belangwekkende
biografieën geschreven over hoofdrolspelers, Churchill, John Adams - de tweede
president van de VS - of Louis XV, ook omdat ze ons oriënteren in een bepaalde
tijd. Een biografie over Napoleon loopt al te licht het risico alles op de
figuur van Napoleon te betrekken, waardoor we niet altijd goed weten wat de
anderen voor ogen hadden staan, welke plannen ze hadden. Rudolf Ditzen
(Greifswald 1893 - Berlijn 1947), alias Hans Fallada leefde in een periode
waarvan wij vooral de duisternis en de ontaarding onderkennen, maar klopt dit
wel? Het Nazisme overkwam een veertigjarige man die net een bijzondere roman
had geschreven, Kleine man, - wat nu?, die hem toeliet op wat bredere voet te
gaan leven, wat hem niet zo goed afging. Ditzen had een gat in de hand en zijn
schrijverij was jachtig, aangedreven door een koorts, waarover hij zelf ook
heeft geschreven - maar zijn werken, het resultaat blijkt altijd goed in elkaar
gezet. Zijn leven lang bleef hij de zoon van een rechter die zetelde in verschillende
rechtbanken, met als hoogtepunt Leipzig, de hoogste rechtbank in het Keizerrijk,
waarbij al vlug duidelijk werd dat de jongen vaak ziek was, dat hij massa's
boeken las en op enig moment ook een zwaar ongeval met de fiets, waarbij onder
meer zijn kaak brak en zijn voet, een hersenschudding opliep. Is zoiets dan van
belang? Samen met zijn ziekelijke aanleg en zijn weinig gedisciplineerde
levenswandel zou men kunnen beweren dat hij echt niet zo heel veel kon
schrijven, tenzij dat het om een onbewust gebeuren zou gaan, maar uiteraard,
bleek dan weer dat hij wel wist wat hij wilde vertellen. Intussen zou hij op
gymnasium met een vriend een duel uitvechten dat een afgesproken zelfmoord zou
zijn. Blijkbaar, zegt Anne Folkertsma, was dat in die jaren aan het begin van
de eeuw een plaag bij de Duitse grootburgers. Rudolf Ditzen zit in die jaren
1909, 1910 bij de Wandervogel, een muzikaal-artistieke vorm van padvinderij,
die hem in Nederland brengt. Aan de muziek neemt hij niet echt deel, maar de
bedeloefening lukt wel; hij komt na vijf weken ziek naar huis, een besmetting
met buiktyfus: door het oog van de naald want wegens gebrek aan medicijnen,
antibiotica was deze aandoening als gevolg van salmonellavergiftiging
levensbedreigend.
De biograaf bespaart ons niet
veel van het leven van deze jongeman, Rudolf Ditzen en op het oog lijken het
weinig verheffende gebeurtenissen in het leven van een oplichter, waarvoor hij
beschuldigd zal worden. Maar de vraag is of al die gebeurtenissen in een tijd
van ongekende welvaartstoename bij een familie van welgestelde Duitsers, van
hoge magistraten alleen maar een kwestie zou geweest zijn van jeugdige rebellie.
Gezien de latere evolutie, die we uitgebreid kunnen volgen, moeten we wel
bedenken dat de adolescent voortdurend gevaar liep zichzelf te verliezen. Hij
kon op school enthousiast zijn, maar was door de band lui, terwijl hij nadien
een fanatiek schrijver zou worden, niet kon stoppen met schrijven tot een
manuscript af was - en dan diende dat nog meerdere malen doorgenomen worden,
voor het typoscript en vervolgens de drukproeven in twee fasen. Boeken
schrijven is een ding, ze uitgegeven krijgen... Zou ook Thomas Mann met die
aspecten te maken hebben gehad? Ongetwijfeld.
Dat schrijven was niet zijn
eerste bezigheid, want waar hij begon in het arbeidzame leven, was na
beroepsgerichte opleiding - omdat zijn escapades onaanvaardbaar waren en omdat
hij de leeftijdsgrens voor gynmnasiasten had bereikt moest hij een beroep leren
- in het assisteren van bedrijfsleiders op de grote landbouwbedrijven in
Noorden en Oosten van Duitsland, van Pruisen. Hij leerde het boerenleven
kennen, maar ook begon er algauw een financieel duiveltje in hem te ontwaken,
wat hem na een aanvankelijk gunstige start een goede reputatie opleverde die
hij vervolgens verspeelde.
Met zijn romans over het
boerenleven, het moeilijke overleven in de jaren 1920, in Baueren, Bonzen und
Bomben en vervolgens Kleine man, wat nu? heeft Hans Fallada een beeld van het
leven in Duitsland tijdens het interbellum beschreven, maar ook zijn eigen
lotgevallen spelen hun rol. Met zijn vader had hij omwille van zijn falen op
school, een gewrongen relatie, maar het bleef bestaan, want de vader gaf de
zoon een tijdlang een toelage, zodat deze kon schrijven. Maar hij mocht onder
geen beding de familienaam Ditzen hanteren. Hans? Hans Christian Andersen?
Neen, Hans van Grietje en ook Fallada komt uit de Sprookjes van Grimm, het
sprekende paard. Mooi gevonden, maar Rudolf Ditzen las veel, leefde hard en
schreef veel, zoals hij beschreef in stukken over zijn schrijverij. Anne Folkertsma
heeft die dan ook opgenomen in de biografie, waardoor je onmiddellijk in de
greep bent van 's mans demonen.
De eerste gevangenschap van
Ditzen die van juni tot november 1924 leverde een dagboek op dat werd uitgegeven. De
tweede periode van hechtenis omwille van verduistering - 1926 tot 1928 - leverde
een nieuwe aanvang op in Hamburg,
Neumunster en vervolgens Berlijn.
Men moet niet proberen een
schrijversleven samen te vatten, want de biografie laat de vele hoeken zien
waar Fallada terecht is gekomen, want als men zegt dat hij geboren was om aan
de zijlijn te staan, dan denk ik dat Folkertsma overtuigend laat zien dat de
schrijver zich net in het volle leven bevond en tegelijk er de rafelranden goed
van leerde kennen, het drugsgebruik, drank, roken, geld niet kunnen vasthouden.
Maar ook, met zijn vrouw, een volksvrouw die
volgens de Ditzen niet paste bij hun zoon. Maar Anna Ditzen zou wel na verloop
de toeverlaat worden van Rudolf Ditzen, toen zij weduwe was geworden; zelfs na
de scheiding met Rudolf bleef Anna voor haar schoonmoeder zorgen.
Het valt op dat Fallada in
zijn leven voortdurend met zeer kleurrijke figuren in contact kwam en zoiets
als zeer trouwe vriendschappen mocht kennen, zoals Ernst Rowolt, zoals Willi Burlage,
jeugdvriend en later psychiater. Niet iedereen was even gunstig voor hem, zoals
die hem op Ook zijn het mensen als dr. Zutt die hem in 1944-1945 redden van
doorverwijzing naar dodenkampen, want alcoholici en geesteszieken werden tot
het eind toe zoveel mogelijk uit de wereld geholpen. Voor mij als lezer in deze
tijd zijn die facetten van het leven van Rudolf Ditzen, ook zijn huwelijk met
Ulla dat gebaseerd was op excessief middelengebruik, waarvan Fallada in "Een
waanzinnig begin", Duits luidt de titel "Der Alpdruck" draagt en
waarin het einde van de oorlog van de oorlog beschrijft en dat betekent dan
Nachtmerrie. De roman vertelt goed gecomponeerd de chaos en blijkt meer
geordend dan het leven van de Fallada's in die periode, maar voor mij was het
wel voor het eerst dat ik zo levendig met de volkomen ondergang van Duitsland
geconfronteerd wordt, net omdat alles een plaats krijgt, het regelen van
voeding, een dak boven het hoofd en inkomen, maar ook middelen dus, inclusief
het misbruiken van de relatie met de psychiatrie om aan morfine te geraken.
Na de Sovjet-bezetting is Fallada
in werkelijkheid enige tijd burgemeester voor de Russen en voelde hij hoe hij
een zetbaas werd. Er klinkt in het boek een sardonische zelfspot door, waarbij
aan de orde komt wat het betekent te overleven voor Duitsers van alle rang en
stand. Men moet bedenken dat Rudolf Ditzen, Fallada nog de hoogtijdagen van het
industriële Duitsland heeft gekend, toen niets onmogelijk leek. Ditzen is geen
doorsnee figuur, andere mensen hebben meer scrupules en willen toch overleven. Die
spanningen legt hij dan ooit open en bloot op tafel.
Toch denk ik dat hij, door
zonder moreel oordeel te vellen laat zien dat het na de val van de Nazi's, de
komst van de Sovjets voor de mensen voor iedereen een waanzinnige tijd moet
zijn geweest. Ondanks dat alles slaagt Fallada er nog in Alpdruck te schrijven,
maar ook "De Drinker" en "Alleen in Berlijn". Het zijn
werken die Folkertsma te hort en te haver kent, die ook wij met bewondering
hebben gelezen. In Drinker had het over de ondergang van een welgesteld man die
de controle verliest over zijn bedrijf, gaat drinken en uiteindelijk de dood
kiest. Zo een samenvatting zegt evenwel weinig, want we hebben de neiging,
anders dan Tolstoj het al stelde, te menen dat zo een ongelukkig leven het
vertellen niet waard is, terwijl Fallada die ternauwernood zijn roman overleeft,
het verhaal wel weet uit- en af te werken.
Deze biografie laat zien dat
aandachtig werken, alle stukken bij elkaar brengen en dan van die zee van
gebeurtenissen en feiten een overzichtelijk en boeiend geheel maken loont. Als
we deze biografie niet enkel om literaire redenen onder de aandacht brengen dan
ook, vanaf 1933, zijn pogingen om zijn boeken toch gepubliceerd te zien in de
nazitijd, met alle compromissen van dien de man niet tot held maakt of tot
slaafse volger van de nazi's, maar juist dat is wat we zo mogelijk nog meer
verafschuwen, de zwijgende toeschouwer en de man die bereid is manuscripten bij
te schaven tot uitgever en feuilletonredacteur het geschikt achten. Ditzen is
niet arm - nadat hij met Kleine Man, wat nu - ook in het buitenland succes
kende en goede inkomsten, hij bezit een boerderij in Carwitz die Suze -
koosnaam voor Anna - vooral bestiert. Toch heeft hij geen goede hand in het
besteden ervan, zeker in de laatste jaren van de Nazi-tijd en onder het
Sovjet-bestuur, waar hij ook niet mag klagen over zijn financiële situatie...
Anne Folkertsma wijst erop dat
Ditzen in zijn tijd als opzichter op landbouwbedrijven mensen doende zag en
hoorde hoe zij spraken, wat hij vaak in zijn romans laat horen, vaak ook in de
vorm van monologue intérieur, wat de levendigheid en authenticiteit bevordert.
De werkmeester Quangel, die zijn eigen bedrijf had zien verloren gaan (1930),
zal nadat ze het bericht ontvangen hebben van de dood van hun zoon in Frankrijk
in mei 40 een stil verzet ontwikkelen, net als zijn vrouw. Men moet de roman
lezen - en herlezen - om te zien hoe Fallada een gerechtelijk dossier weet om
te zetten door zijn hoofdfiguren in een zo werkelijk mogelijke weergave van de
jaren in Berlijn. Dat de politie de kaartleggers niet vonden, dat mensen er
geen oproep in zagen om in verzet te komen maar de kaartjes braaf aan de
politie bezorgden, kan men best goed in overweging nemen. In der Roman komen
elementen niet aan bod, net omdat de opdrachtgevers Fallada niet het gehele
dossier wilde of konden bezorgen.
Deze
biografie laat zien dat Fallada bekend was met de duistere kant van het leven,
met verslavingen en zelf vaker overspel bedreef dan hij kon beschrijven, wat
ertoe bijdraagt dat hij in zijn boeken, verhalen werkelijk laat zien dat het
leven geen lach is, maar dat men er toch wel eens om moet kunnen lachen. Voor
de auteur kan men veel achting opbrengen, de mens Fallada zelf is niet zo
eenduidig, want hij zal bijvoorbeeld na de dood van zijn jongere broer, Ulrich,
aan het front op 12 augustus 1918 en zal dat verlies niet zo gauw verwerken.
De
biografie vangt aan met drie egodocumenten waarin Fallada zijn eigen
schrijverschap uit de doeken doet en die de lezer laten zien hoe iemand die
geen eindexamen gymnasium deed, wat hij aan zijn stand toch verplicht was, aan
kennis kan verzamelen en ondanks zijn leven "midden het volk" toch
met de grote literatuur van zijn tijd en de klassieken vertrouwd is. De
kindertijd en jonge jaren bracht hij in het ziekbed door, vandaar...? Ook wel,
maar ik denk meer en meer dat we dezer dagen, nu andere media ter beschikking
staan, de kracht van het geschreven woord niet mogen onderschatten. Het lezen
maakt van ons geen betere mensen, dat is zo, misschien helpt het lezen van
Harry Potter of Vijftig tinten grijs ons niet beter onszelf of anderen te
begrijpen, omdat in die verhalen daar niet naar gezocht wordt. Mensen leren
evenwel uit vele bronnen, de literatuur is er zeker een van. Zou men
literatuurwetenschappelijk het oeuvre van Fallada willen analyseren, dan zou
Karel van het Reve daar wellicht het nodige tegen in te brengen hebben.
Anne
Folkertsma doet ons lezers dan ook een cadeau, niet door Fallada gekker en
zieker voor te stellen dan hij was, maar door juist de innige verwevenheid
tussen leven en werken op de voorgrond te schuiven. Vooral zal duidelijk zijn
dat Fallada verder komt dan het beschrijven van de werkelijkheid en ons zelfs
laat zien dat zelfs in de meest duistere zielen soms nog iets van menselijkheid
kan gloren, waarbij we niet de kampbeulen van de nazi's of de voorzitter van
het Volksgericht in gedachten hebben. Dit boek brengt ons dichter bij Duitse
levens in de eerste helft van de twintigste eeuw, dan vele andere, evenzeer
hoogstaande auteurs, omdat zij net buiten het leven van de landarbeiders staan,
de angsten van kleine mensen niet zien, maar nog minder de vreugden.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten