Nadenken over Toekomst Vlaanderen




Reflectie


Meerwaarde van politieke structuren
Het Vlaamse, Belgische en Europese debat

Deze studie van Bruno De Wever
werd in de Vlaamse Beweging niet
altijd op gejuich ontvangen, maar
het blijft wel een belangwekkende
bron om zich de bewogen
geschiedenis eigen te maken. 
Het debat komt op gang, vanuit de Vlaamse Beweging, waar men de leidende partij in de regering verwijt de eigen doelen te vergeten en eist dat er gewerkt wordt aan het einde van België. Aan de andere kant zijn er dan stemmen die proberen dat gedoe belachelijk te maken en een emotioneel geladen belgicisme uit te dragen. Gelukkig zijn er nog intellectuelen zoals Bruno De Wever die de gedachte durven te formuleren die volgens hem meer dan het overwegen waard is: België heeft een meerwaarde en Vlaanderen op zich zal goed op la Belgique à papa lijken. Met dat laatste zou men het wel eens sneller eens kunnen zijn, dan ons lief is. De politieke cultuur die na 1945 tot stand kwam in België is niet alleen van Franstalige, burgerlijke of socialistische makelij, maar ook de Vlaamse samenleving, de instituties en organisaties die de particratie vormen, sporen uiteraard en men moet onder ogen zien dat de Vlaamse politieke cultuur sinds 1995 inderdaad vaak goed lijkt op het Belgische. De verschillen die er zijn, hebben te maken met het voordeel van de taalkundige eenheid, maar ook met de ambitie het beter te doen.

- Natievorming

In een interview met de krant De Standaard verwijst Bruno De Wever naar theorieën over natievorming die aan het eind van de negentiende eeuw in Midden-Europa de ontvoogding uit het Habsburgse rijk van kleine naties zoals de Tsjechen diende te schragen. In hun benadering speelde zowel de gedachte mee dat ze soeverein dienden te worden, maar ook dat zij als een natie homogeen dienden te functioneren.

In de afgelopen decennia heb ik in de discussies in Vlaanderen aan beide zijden, bij de Vlaamse Beweging en bij de tegenstanders vooral impliciete verwijzingen aangetroffen, waarbij het debat over identiteit paradoxaal wel voor veel kabaal zorgde maar impliciet deelde men de gedachte dat identiteit van een volk automatisch homogeniteit en dus exclusie met zich zou brengen. Mensen als Hugo Schiltz konden daar moeilijk mee overweg omdat homogeniteit niet het hoogste doel mocht of kon zijn.

Nu valt op dat sinds N-VA in Vlaanderen op brede politieke steun kan rekenen men graag het verwijt formuleert dat N-VA vooral veel mensen het Vlaams Belang heeft aangetrokken. Voor Bruno De Wever blijkt die voorstelling van zaken in de feiten moeilijk te bewijzen. Overigens, leest men de kritiek van Jean-Pierre Rondas of Bart Maddens, dan is het doel niet de confederale staat an sich, maar dat, zo geloven zij, zou een betere staat en beter beleid opleveren. De klassieke Vlaamse Beweging liet de politiek vaak over aan de politici en bleef dan bouderend aan de kant staan. Deze mensen, Jean-Pierre Rondas, Karl Drabbe e.a. geven argumenten en willen politieke doelen bereiken, wat dus al een hele winst is.


- partijstrategische overwegingen

Zoals al aangegeven, in Vlaanderen is de partijpolitiek altijd wat zondig geweest voor de Vlaamse Beweging. Het werd een lastige ontdekkingstocht naar de gevoeligheden op dat terrein zowel bij de geledingen als in de partijpolitieke uitdrukking, eerst de VU en later de N-VA, maar men kan niet beweren, denk ik nu, dat iedereen in de Vlaamse Beweging altijd en ten allen tijde tegen België was of voor culturele en taalkundige homogeniteit opkwam. Toch stak dat spook vaak de kop op, want men refereerde dan aan de Godsvredegedachte, die zowel de Vlaamse Beweging in 1914 als de koning, Albert I voorstonden: de partijpolitieke strijd wordt opgegeven zolang als de oorlog duurt.

De erfenis van WO I bestond er overigens in dat de Vlaamse Beweging zelf een politieke beweging werd en meende onmiddellijk op het beleid te moeten wegen en betrachten in te grijpen in de besluitvorming. Bruno De Wever beschreef in Greep naar de Macht hoe dat in zijn werk is gegaan en het zou een uitgebreide analyse van diens werk vergen om te begrijpen hoe die beweging, VNV en andere partijen opleverde en hoe men koos voor een autoritaire staatsopvatting.

De gedachte dat dit uniek was voor de Vlaamse Beweging moet men toch niet meer weerleggen, want overal in Europa en zowel bij links als bij rechts zochten mensen voor meer leiding, omdat de anderen losgeslagen waren. Ook de prohibitiewetgeving rond alcohol - in België in 1929 - kan men zien als een poging greep te krijgen op de samenleving waarbij velen dat steunden - zonder zichzelf direct aangesproken te voelen. Het kan ook niemand ontgaan dat de linkse partijen na WO I, hoewel ze in Duitsland behoorlijk succesvol waren en ook in België tot de regering konden toetreden op de problemen van de tijd geen direct antwoord hadden. Maar het was precies in 1936 dat in Frankrijk de Volksfrontregering onder leiding van Léon Blum aantrad en dat het volksfront kansen kreeg maar niet kon waarmaken - Frankrijk kende overigens een sterke beweging, die het autoritaire gedachtegoed schragen kon. Het zou nuttig zijn als men op dit terrein eens wat verder kwam in een synthese van de politieke geschiedenis van Europa, waarbij men dus de partijpolitieke evoluties van Lissabon tot Warshau en Helsinki ging bekijken.

Want men kan er niet omheen dat partijpolitieke overwegingen wel eens leiden tot strategieën die de eigen ideologie niet dienen. Het debat over Schengen, de Europese constructie - de term zal sommigen allicht exotisch in de oren klinken - en de politieke structuur van de EU laat zien dat we nagenoeg allemaal met bedenkingen geconfronteerd worden, waar we niet altijd goed weg mee weten, omdat we onvoldoende oog hebben voor de achterliggende gedachten. Europa is een verhaal sui generis, met de dertigjarige oorlog als scharniermoment.

- onbegrip voor het politieke

 De houding van spraakmakende figuren in de Vlaamse beweging werd vaak bepaald door een aversie voor het politieke bedrijf zoals het is, met whealen en dealen, met kleinere of grote kuiperijen, maar ook met het zoeken naar werkbare oplossingen voor de vragen die de samenleving en buitenlandse ontwikkelingen stelden en opgelost dienden te worden.

Het was de strijd tussen maximalisten en minimalisten in de Vlaamse politieke beweging, vooral na WO I die mijn aandacht trok, omdat duidelijk werd voor mij dat men bijvoorbeeld aan de zijde van de maximalisten niet schroomde af te geven op de behaalde successen inzake de taalwetgeving, die de vernederlandsing van de Vlaamse samenleving diende te bevorderen en veilig stellen: taalgebruik in overheidsinstellingen, taalgebruik in het onderwijs, de gelijkheidswet van 1897 was er al, maar Frans van Cauwelaert wilde in het recht, de administratie en onderwijs in Vlaanderen het Nederlands bevorderen.

Maar noemde men hem een minimalist, dan vooral omdat hij zijn doelstellingen met zijn compagnons de route via het parlement wilde realiseren. Maar om in het parlement te kunnen wegen diende men over voldoende steun van burgers, c.q. voldoende kamerzetels te behalen. En in een belangrijk opzicht was Van Cauwelaert wellicht net wel veel meer een maximalist, omdat hij niet enkel Vlaanderen wilde vernederlandsen, maar ook het politieke gewicht van Vlaanderen in België meer in overeenstemming brengen met het demografische een sociologische gewicht, terwijl de minimalisten op dat vlak geen idee hadden van wat hen te doen stond.

Dat onpraktische van die Vlaamse Beweging, tijdens het Interbellum, maar ook nog nadien, heeft naar mijn inzicht zelden het voorwerp van discussie gevormd, net omdat er een grote eensgezind gold dat de praktische politiek niet deugen kan. Toen Hugo Schiltz zag dat het Egmont-pact in 1978 schipbreuk leed, waar hij veel meer naar de inzichten van Frans Cauwelaert handelde dan naar die van de minimalisten of de aanhangers van de Baert-doctrine,  werd hem door de Vlaamse beweging bij monde van de cultuurfondsen heel wat verweten, maar geen van die organisaties zag in dat de voordelen van het pact op de terreinen die net Frans Baert genoemd had: 1) een wezenlijke stap vooruit vormen; 2) geen verdere stappen in het proces van toenemende Vlaamse autonomie (en soevereiniteit) en 3) er mag geen onredelijke prijs voor betaald worden.

De status van het Egmont-pact blijft tot vandaag te weinig voorwerp van discussie, ook al omdat de hervormingen die erin besloten lagen niet verder zijn uitgevoerd. Toch heeft niemand de verdere stappen in de staatshervorming kunnen tegenhouden en vervolgens moet men vaststellen dat men bij de beoordeling van de staatshervormingen van 1980 tot 2013 weinig of geen criteria bij de hand had om de betekenis ervan te duiden. Daarom kon Jean-Pierre Rondas op goede grond, de wezenlijke weeffouten in de constitutie en wetgeving aangeven: de grendelgrondwet, waarbij een minderheid elke verandering kon tegenhouden. Men moet, wil men aan Franstaligen en buitenlanders de structuur en bestuursgeledingen van dit land uitleggen dus ook wijzen op het wezenlijke democratische deficiet in dit land.

Kan men redelijkerwijze aannemen dat in een goed werkende democratie een minderheid niet systematisch mag verdrukken noch mogen haar politieke wensen  telkens van tafel geveegd worden, dan zal men het toch ook geen behoorlijke democratische praktijk vinden dat de meerderheid nergens het eigen gewicht in de besluitvorming kan laten gelden. Overigens, als Vlaanderen democratisch moet heten, dan is het wel omdat de versnippering in het politiek landschap behoorlijk groot is en dat veel partijen in gemeenteraden en tot in het deelstaatparlement een plaats hebben. In Nederland zijn er meer, dat klopt, maar toch, zes partijen laat toe te veronderstellen dat er ook wezenlijk verschillende politieke stromingen  in de samenleving op een aanhang van betekenis kunnen bogen, ook het Vlaams-Nationalisme dus.  

De Vlaamse beweging heeft het nog altijd pleinvrees, zoals Bruno De Wever niet geheel ten onrechte onder de aandacht brengt, al denk ik dat er bij momenten wel gemobiliseerd kon worden zoals ten tijde van de mislukte vijfde staatshervorming (in 2000), toen in Gent een betoging op straat kwam met toch een paar duizend deelnemers, waar ook de N-VA zich al aandiende, en stond de betoging aan de wieg van de nieuwe partij  omdat de tegenstand de boedelscheiding binnen de VU versnelde. Aan de andere kant waren er de regelmatig terugkerende wandelingen in de Voerstreek en was er de jaarlijkse hoogmis in Diksmuide, onder de IJzertoren.

Maar deze activiteiten, zelfs de meeste redevoeringen van voorzitters waren altijd van een waarschuwende aard, gingen over datgene waar de Vlaamse beweging het eens over was en wat de geesten scheidde werd ook niet echt besproken. Na 1991 zou de IJzerbedevaart de verdeeldheid binnen de beweging en aantrekkingskracht van rechts populisme bloot leggen, maar ook de woordenloosheid van de Vlaamse beweging op het politieke terrein aan de orde stellen.

De afgelopen jaren heeft Doorbraak, een internettijdschrift ernstige pogingen ondernomen om op dit vlak opnieuw tot politiek debat binnen de beweging te komen, maar de brede media vinden het lastig dit magazine ernstig te nemen, terwijl het niet minder dan bijvoorbeeld Samenleving&Politiek beoogt het denken over de toekomst van de Vlaamse Samenleving te overwegen en keuzes, opties voor te stellen.

De aantrekkingskracht van het separatisme schat Bruno De Wever niet hoog in en ik denk dat men bij een referendum over de toekomst van dit land als vraag zou stellen, zou zijn stelling cijfermatig bevestigd worden, indien de vraag luiden zou: "bent u voor een afscheiding van Vlaanderen?", want dat lijkt veel burgers een nutteloze operatie en ja, Brussel en Wallonië blijven dan toch ook naaste buren waarmee gewerkt zou moeten worden. Maar luidt de vraag "aanvaardt u nog langer de bestuurlijke kost voor de samenleving van de krakkemikkige staatstructuur?" dan zou dat een ander debat en wellicht ook een ander antwoord opleveren.

Nu ja, om die reden vinden mensen dat Europa ook best mag ophouden te bestaan, omdat het bestuur en het dagelijkse beleid zo moeilijk te vatten lijken, maar ik denk dat men appelen met peren vergelijkt: België is in 1830 ontstaan omdat men vond dat het Noorden en Koning Willem België niet echt welgezind waren. Dat Vlaanderen, maar ook Luik wel hebben gevaren bij het beleid van Willem I en dat de groei in die periode best aardig was in Oost-Vlaanderen, Luik en Brabant, Antwerpen, vergeet men wel eens. Als er een revolutie slechts met moeite populair mocht of mag heten, dan is het wel de omwenteling van 1830.

Europa is integendeel een complexe oefening in het overdragen van soevereiniteit zonder al te veel verlies aan democratische legitimiteit en dat lijkt men vandaag te vergeten. De politieke doelen van de entiteit die tussen 1950 en 1958 tot stand is gekomen, verliest men uit het oog. Ook verliezen de landen van de Visigradgroep uit het oog dat hun snelle integratie in de EU een poging was om de landen een stevige democratische structuur mee te geven, zodat de politieke ontwikkeling naar een democratisch bestel, met een stevige rechtstaat en een behoorlijke administratie de welvaart zou kunnen bevorderen. Daar gaat tijd over, denk ik dan, terwijl velen vandaag voor alles het falen hekelen - waarbij de criteria vaag blijven. De crisis van de EU zal u mij niet horen ontkennen, maar men komt niet tot goede oplossingen als men voortdurend aan de boel wil sleutelen en afbouwen wat voorgangers met veel inspanningen hebben opgebouwd.

Conclusie

De Vlaamse Beweging begon dan wel in een tijd dat het Nederlands bestaansrecht diende te verwerven, wat ook een culturele strijd betekende, c.q. pogingen ondernemen het landschap van dialecten om te vormen tot een grotere taalkundige eenheid en via onderwijs en vorming  te brengen tot het gebruik van een (gestandaardiseerde) cultuurtaal. Overigens, ook in andere landen was het een gewichtige politieke vraag hoe men tot meer politieke eenheid kon komen en dan kwam onderwijsbeleid voorop te stellen en zelfs een zekere taaldwang. Men weet dat Frankrijk tot het einde van de negentiende eeuw op het vlak van dialecten en idiomen nog behoorlijk versnipperd was en dat onderwijs als eenmakende factor de politieke geesten steeds heeft gedwongen er de hand aan te houden. De economische beslommeringen waren niet voor alle geledingen even sterk. Omgekeerd, gezeur over de hard werkende Vlaming, depolitiseert de politiek. Deze laatste stelling zal men op het eerste zicht wellicht verwerpen, maar men kan vaststellen dat in deze slogans over hardwerkende Vlamingen diezelfde Vlamingen van dienst wil zijn door voor hen de politiek te reduceren tot dienstverlening. Politiek is altijd meer dan dienstverlening alleen.
                                                                                                
De bedoelingen van de Vlaamse Beweging en van politieke partijen die de desiderata uitvoering moeten geven hebben sinds WO I altijd voor scherpe meningsverschillen gezorgd als het om tactiek gaat, maar het maatschappelijk draagvlak werd sinds een eeuw, enfin sinds 1918 vaak ondergraven door scherpslijperij en door uitgesproken vormen van provincialisme. Toch ligt volgens mij het probleem vaak bij het politieke onvermogen van de niet-politieke Vlaamse Beweging dat vooral als het erom spande onthutsend is geweest. De beweging wilde niet aan partijpolitiek doen, maar op de VVB, De Vlaamse Volksbeweging onder Wilfried Martens na, heeft de beweging niet altijd geappelleerd aan wat bij het publiek leefde, daarvoor stelde men zich vaak als een uitverkoren doch zelfverklaarde elite op ten aanzien van het volk. Dat ook andere politieke bewegingen - met minder moeite het politieke toneel te betreden  - ook aan dat euvel leden en nog lijden, mag men niet uit het oog verliezen, maar toch, gedurende bijna 30 jaar heb ik de vele bedrijven gevolgd en soms kon ik mij niet van de indruk ontdoen dat men bewust de scheidslijnen in stand wilde houden.

De Vlaamse Beweging en de partijen die er zich op beroepen de politieke uitdrukking van de doelen der beweging te zijn hebben resultaten geboekt en mensen hebben zich vaak op het terrein, vaak het risico aanvaardend op belemmering van de professionele loopbaan  ervoor ingezet opdat in hun domein de vernederlandsing van de Vlaamse Samenleving te bevorderen en steviger te verankeren. Men kan ook niet beweren dat al die Vlaamse Bewegers allemaal bekrompen provincialen waren of zijn, want Van Cauwelaert, Lodewijk De Raet, maar ook ondernemers als Lieven Gevaert kenden het buitenland en August Vermeylen was zeer vertrouwd met de Franse cultuur. Ook vandaag ziet men dat bij de N-VA aandacht voor cultuur voor de leden een reële bekommernis is, maar dat de partij soms te gemakkelijk meegaat in het afserveren van de kunsten als een zaak van de elite. Dat kunstenaars niet alleen op subsidies hoeven te drijven mag men niet vergeten, waarbij dan weer de bedenking gemaakt moet worden dat tussen 1965 en 1995 in Vlaanderen het culturele leven zeer door de overheid werd bevorderd, onder meer door academies in te richten en door culturele centra te bouwen, waarbij ook aan de onderscheiden politieke stromingen subsidies werden verleend. Of daar altijd oordeelkundig gebruik is van gemaakt, is lang geen vraag meer maar een alibi om in sommige domeinen te besparen.

Dit stuk heeft geenszins het doel de Vlaamse Beweging doorheen de geschiedenis af te doen als onbekwaam of kortzichtig, want dit land is sinds 1918 niet te begrijpen zonder de talloze geschriften, politieke meetings en parlementaire activiteiten van mensen die uit de beweging kwamen en die ze verder vorm bleven geven. Maar men moet ook onderkennen dat vandaag voor velen onder ons het een evidentie is dat we in het Nederlands onze bestuurszaken en onze administratieve contacten met de overheid regelen. Ook hebben sinds 1945 de politici die in Vlaanderen gekozen werden de grote lijnen van de Belgische politiek uitgezet en soms bleek hoe frustrerend het was voor hen en voor vele Vlaamse kiezers dat ze op de keeper beschouwd toch altijd bakzeil dienden te halen omdat ze aan de andere kant vooral weerstand ontmoetten, vaak vooral  om machtspolitieke redenen, of, zoals Wilfried Dewachter het stelde, om de particratie in stand te kunnen houden en niet alle Vlaamse politieke partijen zijn daar ongevoelig voor.

Maar het blijft toch de achilleshiel van het Vlaamse politieke bestel, dat het altijd nog intern te verdeeld blijkt om op cruciale punten als meerderheid lijnen uit te zetten. De gevaarlijke plek op de schouder? Dat men het debat over de politieke toekomst en de maatschappelijke keuzes in de Vlaamse Beweging niet altijd afdoende wenst te voeren en zo de partijen, c.q. N-VA niet wil of kan voeden met ideeën. Het zou dus winst zijn indien we zover kwamen dat er geen Vlaams-nationalistische beweging meer nodig was. Maar sommige bewegingen, zegt men, blijven zichzelf in stand houden. Heeft de Vlaamse Beweging al haar doelen bereikt? Allicht niet, maar deze existentiële vraag blijft vaak onder het tapijt liggen. Men moet toch ook wel aangeven dat er ook in het Vlaamse Huis vele kamers zijn en dat niet iedereen evenveel affiniteiten heeft met bijvoorbeeld het Zangfeest of de Gravensteengroep. Deze komt de laatste tijd minder naar buiten, maar Jean-Pierre Rondas is toch een prominent lid.

Bart Haers



Reacties

Populaire posts