De Keisnijder
Kleinbeeld
De keisnijding
echt of kopie
Jhieronymus Bosch was een
satiricus, wellicht ook een humanist en naar mijn aanvoelen, net als Brueghel
een kenner van de menselijke geest. Wat er nu rond het werk van Bosch aan de
hand is, zou hij niet zonder monkelen hebben aangekeken: specialisten bepalen
op leven en dood of een werk echt van hem was of niet. De aandeelhouderswaarde
van prestigieuze musea hangt ervan af. De kunst verdwijnt op de achtergrond.
Toen ik het werk in het Prado
zag, zowel de eerste als de tweede keer, liet ik het werk op mij inwerken.
Daarom slaat "eerste" en "tweede keer" op bezoeken aan het
museum, want het is vaak prettig nog eens aan een of andere zaal terug te
lopen, vanuit een andere hoek naar iets te kijken. Uitleg hoefde ik niet,
kijken waar ik moest kijken des te meer. Dat proces van zien, toekijken, beter
zien en er de tijd voor nemen is wat me altijd weer laat besluiten of ik iets
de moeite waard vindt, interessant ook. Maar of ik het mooi vind, blijft altijd
nog maar de vraag. Beklijvend dat wel en daarom loop ik er graag langs als ik
in Madrid op familiebezoek ben.
De grote overzichtstentoonstellingen
die men ons met grote regelmaat aanbiedt, komen er steeds meer op neer dat men
een handeltje gaat opzetten in reputaties, zeker als een oeuvre in de tijd van
ontstaan niet helemaal is gedocumenteerd. Als de biografie
ook nog eens veel lacunes laat zien, dan wordt het moeilijk veel zinnigs te
vertellen over wat nu echt van de meesterhand was. Overigens bestond er in het
ambachtswezen dat de schilderkunst toen was, vaak een taakverdeling en
specialisatie, want de ene was de meester van de bloemen, een ander beheerste
het schilderen van donkere luchten en de meester kon gezichten op het doek
leggen waar we nog steeds over mijmeren.
Het kan zijn dat we de
geschiedenis niet goed begrijpen noch de functie van schilderkunst en hoe die
van aard kon veranderen. Men laat ons vaak verstaan dat er in al die
buitenlandse musea zoveel roofkunst zou te zien zijn, maar de schilderkunst uit
de Nederland was alvast in de zestiende eeuw een exportproduct. Ook de
tapijtwevers, de grote ensembles, waaraan zelfs Erasmus zich heeft gewaagd,
c.q. hij heeft het programma voor een vorstenspiegel gemaakt, die voor Karel V
bestemd was en die behoorlijk wat geld opbrachten, hengelden graag naar
prestigieuze opdrachten. Ook Van Dyck en Rubens, maar ook Rembrandt kon
behoorlijk leven, al ging de laatste wel failliet.
Wie het niet begrijpt mag
duidelijk zijn, want in de media komt het telkens weer terug: men laat zien dat
dit of dat doek van Bosch of El Greco echt is of niet en dan kan een museum
even naar adem happen en proberen de reputatie te herstellen. Dit is van den
gekke. Let wel, als er sprake is van reproducties of vervalsingen, dan zal men
dat niet als authentiek beschouwen, men zal onderscheid maken tussen het
meesterstuk en mogelijke kopieën die soms ten behoeve van klanten werden
gemaakt of voor de begaafde, goed ingevoerde leerling of gezel als een
proefstuk werd nagedaan, soms met die specifieke bedoeling nog iets beter te
doen dan wat de meester het had gepresteerd.
Kijkend naar de keisnijder,
dan lijken museumconservatoren en ander schoon volk wel eens geneigd zo een
kwakzalver te bezoeken. Vandaag kan men niet-destructieve methodes hanteren om
bijvoorbeeld de ouderdom van vernissen of van verflagen te bestuderen en ook de
drager kan zo bestudeerd worden. Met allerlei soorten metingen kan men de kwaliteit
van de verf onder handen nemen en aan de weet komen of het resultaat
correspondeert met andere werken. De keisnijder evenwel bezorgd wat graag een
certificaat van echtheid.
Zou het toeval zijn dat bij de
aanloop naar het opzetten van een blockbuster tentoonstelling altijd weer
gesteggel ontstaat? Allicht niet, want dat gedoe over echt en kopie is voor ons
een obsessie. Kijkend naar de Tuin der Lusten neemt het kijken zonder echt te
zien heel wat tijd in beslag en men kan eventueel een audiofoon meenemen om het
te kunnen volgen, maar dan ziet men niet opdoemen uit de veelheid van details
wat er te zien is.
Op een dag stond ik in het
Wiertzmuseum in Brussel en werd ik, zoals iedereen overvallen door de wijze
waarop de schilder het horror vacui op grote doeken had uitgewerkt, in de stijl
van Rubens, dacht hij. Het kijken vergde tijd, maar er kwam hoe dan ook niet
echt dat moment dat je het allemaal kon vatten. Bij "De Hooiwagen",
komt dat model bij opnieuw bekijken nooit vroeger, maar het blijkt altijd nog
iets meer dat men ziet.
Stefan Hertmans laat zijn
grootvader bekende werken uit de musea herschilderen, maar er zit altijd een
randje aan, een detail, een gezicht dat verschilt van het origineel, iets
waardoor het bekende werk naar hem, de schilderende grootvader toegetrokken
wordt. De intellectueel en kleinzoon komt er pas langzaam achter hoe daarmee
een levensverhaal werd verteld. Kopiëren van een bekend werk, waarom zou men
het niet, doen, zolang men het maar niet voor echt laat doorgaan? Michael
Borremans doet ook bijzondere dingen met de bekende iconografie.
Kunst van hoog niveau heeft in
elke tijd zowel iets conventioneels terwijl het ook altijd getuigt van een
zekere moed gebaande paden te verlaten. Gecanoniseerde kunst heeft het nadeel
dat we er op de keeper beschouwd vaak niet meer in verdiept raken, want we menen
de details te kennen, in documentaires maakt men ons dat graag duidelijk. Het
oefenen in het kijken blijft dan vaak beperkt tot het volgen van een wijzende
vinger.
Het zal wel weer zo wezen dat
we wel eens wat hulp van node hebben om dat kijken te oefenen, maar zo gauw het
kan, moeten we die weer vergeten. Mocht het zo zijn dat er een werk echt lijkt
op een Bosch en toch niet geheel in opbouw, details, koppen zou lijken op een
andere Bosch, dan kan het toch dat er sprake is van een evolutie, op een
achteruit gaan van de capaciteiten. Wat het belangrijkste zou moeten zijn, 's
mans verbeelding en vermogen mensen messcherp af te beelden, daar blijft het
wel niet stil over, maar wel gaat het allemaal te snel en te niets zeggend. Over
het herlezen van schilderijen, zoals ook bijvoorbeeld De Hooiwagen dan wel de
Keisnijding van Jhieronymus Bosch, zou men het kunnen hebben, maar men kan best
zelf de oefening doen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten