Het volk meer dan een kudde schapen
Dezer
Dagen
Bronnen van broederschap
Wat schraagt democratie
Over
broederschap schreef ik al vaker op mijn blog en soms komen gedachten terug in
een ander kader, te weten de discussies die gevoerd worden over het
functioneren van de democratie. Ian Buruma heeft het over de neiging van de democratische
naties dezer dagen dat er geen rem meer zit op extremisme en op populisme.
In
de discussie over elites en "Das Volk" - zoals men dat riep in de
straten van Leipzig, nu 27 jaar geleden - heb ik betoogd dat het volk als
tegenpool van de elites die het voor het zeggen hebben niet echt zinvol is,
omdat het volk ook niet homogeen kan heten. Behalve het feit dat men onder
"le menu peuple" opnieuw lijkt te verstaan die lieden die nauwelijks
in staat zijn zich staande te houden, ziet men dat in onze post-industriële
samenleving veel mensen in goeden doen zijn en best wel weten hoe ze het leven
voor zichzelf kunnen inrichten. In zekere zin, begrijpen velen dat hun leven
als particuliere burgers niet de zaak van de openbaarheid is, maar men vindt
niet altijd een manier om vanuit dat particuliere juist de publieke ruimte te
betreden, tenzij in het kader van een ander particulier project, politicus
worden.
Wat
die mensen in en rond de Nikolaikirche riepen "Wir sind das Volk" is
voor mij, die het hoorde op mijn Radio laat in de avond als er weer zoveel meer
mensen hadden deelgenomen, indrukwekkend geweest, want plots kreeg het begrip
volk een nieuwe lading, waar de activisten natuurlijk voorttrekkers, de kern
hadden kunnen vorm van een nieuwe staatsordening, waar volk en staat opnieuw op
voet van verstandhouding konden handelen. Men weet dat de val van de muur
Oost-Duitsland als een onleefbare staat achterliet en dat West-Duitsland toen
heel erg hard heeft moeten inzetten op het vormen van een nieuwe staat en een
nieuw, gedeeld burgerschap diende te formuleren. Men kan zeggen dat ondanks de
fricties over Ossies en Wessies, de evoluties van afgelopen jaren de
verschillen geleidelijk hebben weten te temperen en zelfs enigszins op te
heffen. Maar de vluchtelingencrisis blijkt de oude tweedeling van Duitsland
opnieuw op scherp te zetten.
De
natie, het gehele volk vormt de basis en het hoogste gezag in een democratie,
hebben we op school geleerd, maar we hebben vergeten, meen ik, dat de delegatie
van macht aan burgers met een mandaat, de volksvertegenwoordigers een
belangrijke oefening vormt in het besluitvormingsproces. Evenzeer vergeet men
dat de overheid niet enkel voor politieke besluiten staat, maar ook voor de
uitvoering, het apparaat oftewel de ambtenarij. Men kan vaststellen dat men in
democratieën graag met een spoil system werkt en dat elke administratie liefst
zo snel mogelijk de zaak naar eigen hand zet en dus dat politieke
besluitvorming in de administratieve uitwerking niet altijd aan het opzet van
de wetgever beantwoordt. Het spoil system zorgt ervoor dat de leidende
politieke elite zelf wil bepalen wie in het ambtelijke kader de werkzaamheden
verricht om de politieke doelen te bereiken. Een behoorlijk autonome
administratie kan de nadelen van te innige band tussen politici en ambtenarij
opvangen, maar kan ook het beleid blokkeren en daar moet men toch meer aandacht
aan besteden.
Sinds
zowat 1980 ontstond er een klimaat waarin politici vonden dat het ambtelijke
apparaat te zwaar was, maar men begreep ook dat een aantal handelingen niet
meer van node waren, omdat de informatisering van het apparaat, geënt op wat in
bijvoorbeeld bank- en verzekeringswezen gebeurde, routineklussen, zoals het
klaarmaken van overschrijvingsbulletins voor klanten steeds meer
geautomatiseerd werd, zodat een hoop typewerk niet meer van node was. Ook in
andere domeinen bleek de ontwikkeling van de ICT voor nieuwe werkvormen te
zorgen. Het gevolg was dat aan de onderkant van het apparaat steeds meer mensen
uit de boot vielen, terwijl het middenkader, dat meer discretionaire
handelingen moet stellen, men niet zo gemakkelijk de menselijke inbreng kan
uitschakelen. Immers, het gaat om conflictsituaties, waarbij de wetgeving
onvoldoende rekening houden met uitzonderingssituaties. Hoewel ook daar
standaardisering mogelijk is gebleken, zal men op dit terrein moeten rekenen op
de visie en kijk van dat middenkader, of het nu om dossiers van ruimtelijke
ordening gaat of om dossiers in verband met vluchtelingen. Deze handelingen
dienen overigens tegelijk zonder onderscheid des persoons beslecht te worden,
maar wel met het in acht nemen van de concrete omstandigheden.
Dit
handelen is voor burgers van groot belang en heeft te maken met rechtszekerheid
en bescherming tegen misbruiken. Maar als gezegd, het zijn politici die wetten
stemmen of koninklijke dan wel ministeriële Besluiten uitvaardigen waarin de
uitvoeringsmodaliteiten van wetten worden aangegeven. Het is van belang dat we
begrijpen dat die overheid dus in feite twee gezichten heeft, enerzijds de
politieke besluitvorming en vervolgens de implementatie, want men kan zich niet
altijd van de indruk ontdoen dat de overheid soms met zichzelf in de clinch
komt.
Wat
heeft de vlotte toegang tot de kinderopvang door een voldoende aantal plaatsen
en bevoegd personeel te maken met de beroeps- en loopbaankansen van vrouwen,
vooral de achterstand die ze oplopen als ze kinderen hebben? Blijkbaar liggen
de normen voor de kinderopvang nu zo hoog dat er in de particuliere sector geen
voldoende mensen bereid gevonden worden en dat de publieke kinderopvang aan het
plafond inzake voorzieningen zit. Een plaats veroveren voor de eigen baby is al
een klus, maar als het kindje eens ziek is, gaat het weer mis, want dan moet
mama thuis blijven van het werk wat op termijn niet zo gunstig is en haar
achterstand bezorgd tegenover de mannelijke collega's, en tegenover vrouwen
zonder kinderen. Maar men zegt dat men alle mogelijke maatregelen moet nemen
opdat zo een kinderopvang nagenoeg perfect functioneert en alle mogelijke
incidenten tegen gegaan worden. Maar soms werkt dat soms tegen het systeem. Men
zou dus als wetgever kunnen afzien van maatregelen als een voorval te zelden
voorkomt of als men kan vertrouwen op het gezond verstand van de verzorgenden.
Maar wie de parlementaire discussies volgt, merkt dat politici niet met een
slecht geweten willen leven, ook al begrijpen ze best dat de bijkomende maatregelen
het aanbod opnieuw zullen beperken, schaarser dus en duurder, zodat een deel
van het publiek ook minder kansen krijgt op opvang en zo op een betere
beroepssituatie kunnen vergeten. Men kan niet beweren dat wetgeving geen
toepassing op het particuliere leven van burgers heeft, want soms kan dat
bijzonder diepgaand uitpakken, ten kwade, maar ook ten goede. En dat men
volstaat met vermeend objectieve analyses en niet altijd nagaat of de adviseurs
werkelijk neutraal en objectief te werk zouden gaan, valt nog maar moeilijk
voor het voetlicht te brengen.
En
toch, als burgers over politiek spreken dan horen we vaak in de eerste plaats
een persoonlijke jeremiade en toch, wie goed luistert merkt dat we begrijpen
dat de overheid soms lastige maatregelen moet nemen. We kunnen het nut van
openbare werken begrijpen, maar niet altijd de uitrol, want soms liggen straten
er onnodig lang onafgewerkt bij en duren de werken wel zeer lang. Buitenlanders
menen dat de wijze van gunning er voor veel tussen zit en ook dat bij de
voorwaarden tot gunning er te weinig aandacht zou zijn voor snelle afwerking
opdat schade voor de burgers niet al te zwaar zou uitvallen, niet alleen voor
de neringdoeners kan dat lastig zijn.
In
een aantal opzichten ontbreekt in onze actuele democratische regimes de notie
dat de reikwijdte van het bestuur door de burgers met burgerrechten versterkt
of beperkt wordt. Ian Buruma wijst erop dat veel landen problemen hebben met
minderheden en dat meerderheden - of veronderstelde meerderheden - hun gewicht
niet gebruiken om een meer billijk beleid voor minderheden mogelijk te maken.
Maar dat kan alleen via een publiek debat. En toch ligt ook hier de vraag
persoonlijk, in die zin dat we ons moeten uitspreken wie we als waarde
landgenoten beschouwen en wie dat volgens ons niet zouden zijn. Sinds 1990 en
de oorlogen op de Balkan is er daarover tussen links en rechts menig robbertje
uitgevochten.
Maar
in de jaren 2000 ontstond een nieuw debat, waarbij links zich het voorrecht toekende
te weten wat rechtvaardigheid is, wat de rechtvaardige samenleving zou zijn,
waarbij ze een bepaald eenkennige inhoud gaven aan het begrip. Het blijft de
oude kwestie van de structuurveranderingen versus het koesteren van het
bestaande. Toch gaan kiezers gezamenlijk naar de stembus en blijkt het
parlement naderhand nogal versnipperd en zijn er meerdere partijen nodig voor
een meerderheid. Overigens, waar het meerderheidsstelsel geldt, zoals in
Frankrijk en het UK blijkt die versnippering ook best mogelijk, maar vaak
minder zichtbaar en dan vecht men dat uit in achterkamertjes of beter nog
achter het gouden scherm dat Downing Street 10 is of het Elysée.
Men
werpt me wel eens voor de voeten dat de parlementaire democratie niet (meer)
werkt en dat er teveel volksvertegenwoordigers zijn. Wat dat laatste betreft,
dat lijkt me moeilijk zomaar te beoordelen, omdat men rekening moet houden met
voldoende parameters, opdat de publieke opinie afdoende in het parlement
weerspiegeld worde, maar dat zal nooit lukken tot in de perfectie. Er zijn wel
meer imperfecties aan het systeem, die men dan op tafel legt, zoals de kost van
de overheid - gevallen van fraude en corruptie, zoals bij de Regie der
Gebouwen, die vaak tot een verjaring leiden, versterken dat beeld - maar men
kan toch zeggen dat met een Raad van State en het Grondwettelijk Hof, die
onderscheiden domeinen van overheidshandelen mee afwegen, tegen de grondwet, de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en zo bescherming bieden,
leerden we, tegen de willekeur van de staat.
Voor
burgers vormt die overdaad aan instanties vaak een steen des aanstoots en moet
men toch niet zomaar toelaten dat iemand naar de Raad van State trekt omdat een
bouw- en exploitatievergunning voor een nieuwe loopstal voor 150 runderen is
vergund, of omdat een brouwerij een nieuwe bottelarij te dicht bij de bebouwde
kom zou installeren terwijl de gronden al decennialang in handen zijn van het
bedrijf en bovendien voor dat doel opgenomen zijn in de wetgeving rond
ruimtelijke ordening. Even verderop is men de bebouwde kom gaan uitbreiden en
ontstaat een conflict tussen de brouwerij en slechts een van de omwonende
familievaders, maar als die wil gaan, zo lijkt het wel voor een schorsing van
een vergunning dan zal de Raad van State gauw geneigd zijn zonder andere
aspecten in overweging te nemen de strikte toepassing van een wet te laten
prevaleren - terwijl die andere aspecten ook grondwettelijk en wettelijk
vastgelegd zijn, maar dus niet per se afgewogen in het arrest.
Het
komt mij voor dat men in de democratie de ruimte voor conflict artificieel
heeft gelimiteerd. Maar ook hebben we
onszelf afgeleerd met conflicten om te gaan, dat wil zeggen dat we bij
conflicten voortdurend veel meer te berde brengen dan nodig. Tussen Links en
rechts zien we dat links de uitwerking van Genève verder drijven dan in de
conventie zelf is opgenomen. Rechts wil dan weer meer restrictief optreden,
zoals uit de heftige discussie in Nederland blijkt, met brood, bed en bad. De
demos neigt naar het tweede, omdat men de kosten voor de belastingbetaler
vreest, maar opmerkelijk is dat men meent dat de burgers de militaire kosten
voor een oplossing in Syrië niet zouden willen dragen, want men heeft er een
taboe van gemaakt. Militaire uitgaven zijn bij uitstek een zaak van de res
publica en dienen niemand in het bijzonder, wel de algemene veiligheid, maar
sinds veertig jaar minstens zijn er stemmen in de samenleving die de woorden
van Dwight Eisenhouwer over het militair-industrieel complex ernstig namen en
vonden dat het leger best niet te sterk werd. Er valt iets voor te zeggen dat
men militaire kosten goed programmeert, maar men komt er niet onderuit de
veiligheid van het land, in ons geval dezer dagen moet dat Europees geregeld
worden, maar wel binnen goed omschreven grenzen: de verdediging van Europa
tegen mogelijke agressors geloofwaardig opbouwen, zonder bereid te zijn aan
aansporingen tot offensief beleid gehoor te geven. De Syrische kwestie is meer
dan iemand had kunnen vermoeden een grensconflict, waarbij Rusland probeert in
het hart van het Nabije Oosten voet aan de grond te houden en krijgen.
Chantal
Mouffe en voor haar Carl Schmitt hebben dit probleem al onderzocht, over hoe
conflict in een democratie beslecht kan worden, omdat juist op dat vlak
democratische systemen zichzelf ernstig kunnen verzwakken. De weerstand onderhouden
tegen aanvallen op de grondslagen blijkt dan van groot belang, want men moet
niet aanvaarden, met Michel Ouellebecq of de huidige vice-president van de
Nederlandse Raad van State Piet Hein Donner, die het ooit mogelijk achtte dat
men in Nederland op democratische gronden een strafwet zou kunnen aanvaarden op
grond van de Sharia. Men was ontsteld, maar Donner had gelijk, in die zin dat
men zich in een democratie niet aan de plicht tot zelfkritiek kan onttrekken.
Mocht
men zich afvragen waarom ik zo gekant ben tegen het antitabak beleid, dan heeft
te maken met de vaststelling dat men hoe dan ook parameters in het
uitgangsgedrag vastlegt, maar men strijdt tegen tabak - terecht omdat het
ongezond is - maar tegelijk bepleit men de mogelijkheid tot hulp bij
zelfdoding. Zelfbeschikkingsrecht? Tja, met twee maten en twee gewichten. Maar
het is vooral het feit dat men slechts een kant op kijkt, voorkomen wil dat
mensen zich dood roken, maar vervolgens vergeet dat mensen zich sociaal dood
gokken en/of in andere verslavingen terecht komen. Toch moet men zich niet
laten misleiden door de wet van de grote getallen, want op 6.000.000 mensen kan
er wel een en ander misgaan, maar wat op zich in lokale gemeenschappen of
stadswijken enkelingen zijn, wordt wel een groot aantal op het geheel van de
bevolking.
We
kijken dezer dagen overigens graag naar het extremisme bij anderen, maar
bespeuren ze in de verste niet bij onszelf, zoals blijkt uit de discussie
tussen landbouworganisaties en EVA - Ecologisch Vegetarisch alternatief. En ja,
het zijn organisaties die goed voor zien van argumenten vooral voor de eigen
parochie preken. Moeten we minder vlees eten om het milieu te redden? Of is het
gezonder wat minder vlees te eten. Ik denk dat als mijn voorvaderen en vooral
de gekende lekkerbekken terug zouden keren die voor WO I graag aanschoven aan
rijk gevulde tafels en er meer dan een lapje vlees kregen voorgeschoteld.
Het gaat er dus om, alweer, dat we het
individuele gedrag en het maaatschappelijke belang niet altijd met elkaar in
lijn krijgen. Voor 500 miljoen Europeanen, maar ook voor een stadstaatje met 6
miljoen inwoners kan dat moeilijk voorop gesteld worden. Autonomie werd ons
aangeprezen, maar die tijd is lang voorbij. Daarom ben ik nog niet
pessimistisch gestemd, maar of men echt moet geloven dat mensen altijd en
alleen tot destructie geneigd zijn, tot sloeberstreken, lijkt me ver
overtrokken, maar is er geen ruimte tot onverwachte keuzes, voor een beetje
ondeugd, dan is er geen ruimte meer voor het goede leven.
Blijft
de kwestie hoe men in een diversie samenleving, waar individuen vaak
verschillende wensen hebben die elkaar ook wel eens uitsluiten, toch het geheel
samen te houden en bepaalde verworvenheden voor algemeen geldend houden kan,
want daar zit een kreuk in het verhaal. Patriottisme dat geen zelfkritiek
toelaat en tot volkomen trouw aan de vlag, kan leiden tot zelfvernietiging,
maar de afwijzing ervan en van de idee van een nationale staat waar men -
ondanks het gebrek aan homogeniteit - toch samenhang aan kan geven, kan evenmin
door de beugel. Francis Fukuyama heeft op goede gronden betoogt dat de
nationale staat de noodzakelijke uitwerking is van de idee dat mensen niet
langer op grond van bloedbanden met elkaar leven. In die zin kan Europa, maar
wellicht ook Singapore of Honkong zien als een volgende stap in de
ontwikkeling, waarbij de abstractie van samenhorigheid tot het uiterste wordt
opgerekt - hoezeer beide vormen inzake schaalgrootte van elkaar verschillen.
Let wel, de VS laten zien dat de idee van de Melting Pot op een bepaald moment
op grenzen kan botsen, waarbij raciale verschillen uitvergroot worden. Een
ander bijzonder voorbeeld van verscheidenheid en samenleving vormt India,
waarbij gezegd moet worden dat het niet altijd zonder problemen lukt, maar het
land is wel bijzonder verdeeld en divers.
Europa was en is een nieuwsoortig verband waarin oude
natiestaten soevereiniteit hebben opgegeven om gezamenlijk economisch, sociaal
en internationaal beleid te voeren. De afgelopen tijd is het begrip volk, niet
als een homogene maar op afstand gehouden publiek onder de aandacht gekomen,
onder meer in de strijd tegen Islamisering. Men kan mensen die Pegida willen
volgen wel hen afschrijven als racisten, maar daar is men niets mee, want dan
blijft alleen de poging die groep monddood te maken. Of we al die vluchtelingen
zullen kunnen opvangen dan wel integreren? Wie zal het zeggen, maar niemand
zegt dat die mensen die uit Syrië komen of Irak echt staan op de naleving van
de Islam, maar ook dat jonge moslims die hier opgroeien zullen blijven
aanvaarden dat een kleine groep de norm - de hoofddoek - kan stellen.
Het volk dat gaat stemmen is divers, koestert soms
onverzoenbare inzichten, maar tegelijk kan men met elkaar wel een
gemeenschappelijke grond van overeenstemming vinden voor wat belangrijk is. Men
kan uiteraard blijven schermen met de waarden van de Verlichting, maar het
lijkt me efficiënter vooral op concrete domeinen, bvb over leefregels, de
discussie aan te gaan. Mensen mogen zich laten inspireren door een religie of
levensbeschouwing, ook als ze zich in het publiek uitspreken, maar dan zal men
nog niet zover gaan wie het geloof niet deelt die verplichtingen te doen
naleven, maar het mag ook niet leiden tot een afwijzing van het bestel. In die
zin moet men zich wel zorgen maken om bewegingen in de VS en ook ten onzent die
het idee van bestuurlijke instanties onder democratische controle afwijzen en
slechts een soort beleid wensen, het hunne.
Het volk omschrijven
in de huidige context blijft dus een heikele kwestie, want als het niet geheel
van onderdanen is, wat dan wel? Zeker niet de som van alle lijdzame onderdanen,
maar wel van burgers die weten dat het bestuur in handen is van
vertegenwoordigers, die ze bij volgende verkiezingen kunnen wegstemmen, als men
dat wil. Het actieve burgerschap kan helpen de volksvertegenwoordiging tot meer
verantwoording aan te zetten. Partijen doen dat intern, serviceclubs doen dat
evenzeer binnen de eigen club, maar in de brede media is het vooral de strijd
die het discours bepaald, een niet aflatende strijd. De discussie over de
hervorming van de vennootschapsfiscaliteit liet zien dat men a priori de andere
geen gelijk wilde geven, terwijl er goede argumenten zijn om de kwestie in alle
rust voor te bereiden en er ook meer stabiliteit aan geven.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten