hulp bij zelfdoding
Reflectie
Zelfmoordpreventie en hulp bij
zelfdoding
Hoe
zal men dat verstouwen, dat de Vlaamse regering en het Vlaams parlement veel
inzetten op preventie van zelfmoord en tegelijk vaststellen dat een partij
voorstelt dat men hulp bij zelfmoord - door een arts ? - niet langer strafbaar
zou stellen? Misschien zijn andere mensen tot meer morele gymnastiek in staat,
maar dit wordt dus wel hallucinant.
Oh
ja, men wil het mogelijk maken dat dementerende mensen uit hun lijden verlost
zouden kunnen worden zonder dat dit als een inbreuk wordt beschouwd, want waar
zou dit een inbreuk op vormen? Ik weet het wel, maar het gaat om iets dat we
dezer dagen niet op een nuttigheidsschaal kunnen plaatsen.
De
aanleiding van de deze reflectie vormt een gesprek op televisie van twee zussen
die blijkbaar betreuren dat ze vijf jaar geleden hun zus hebben moeten laten in
een euthanasie vanwege uitzichtloos psychisch lijden. De vrouw in kwestie, zo
vernamen we, was helemaal niet uitbehandeld, maar was in een diep gat gevallen.
Niemand weet zeker of ze nog een begin van een goed leven had kunnen vinden. De
zussen zegden terecht dat ze niet tegen de euthanasiewet zijn, maar in het
geval van hun zus lijkt hen dat de
procedure noch de inzichten van de artsen een filter bleken om de oprechtheid
en de gegrondheid van haar vraag te toetsen hebben gevormd. Sommigen, zo
begrijp ik, vinden dat dit ook niet hoeft, want het gaat om zelfbeschikking.
Goed, daar kan men toch in meegaan, maar is het echt wel zo dat we iemand niet
kunnen bijstaan, want dat bleek ook, noch de vader noch de zussen mochten haar
van haar voornemen afhelpen. Hoe groot kan de eenzaamheid dan worden? Het is
dan niet de eenzaamheid in een knusse hoeve onder een dek van sneeuw, zoals het
lied van Schubert uit de Winterreise schildert,
maar wel de eenzaamheid van de man die door de besneeuwde bossen zwerft nergens
nog aanspraak vindt, nergens nog geborgenheid vindt. Moeten we mensen die
eenzaamheid opleggen bij zo een levensbelangrijke vraag?
Autonomie,
verantwoordelijkheid, schuld, het zijn termen die op grond van wetenschappelijk
onderzoek voor sommige filosofen van geen tel meer zijn. Het komt me dan toch
altijd bizar voor dat men mensen zou vertellen dat ze over hun eigen bestaan
mogen beslissen, maar dat autonomie uit het woordenboek is verdwenen en verder
dat we niet meer verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor onze daden en ons
handelen, zou te maken hebben met de gedachte we ons brein niet zouden sturen,
maar dat het brein zou sturen. Bert Keizer schreef in "onverklaarbaar
bewoond" dat de manier om het brein te bestuderen als een autonoom
instrument, waar de persoon geen deel aan heeft, niet strookt met de waarneming
dat breinen niets kunnen waarnemen, zonder de zintuigen en dat de stofwisseling
minstens zo belangrijk is, onder meer het zuurstoftransport. Mag men aannemen
dat deze reductionistische benadering van het brein voortkomt uit een
mensbeeld, een antropologie waarin men de intrinsieke uniciteit van mensen ontkent
en bovendien ook nog eens meent te mogen stellen dat anderen voor het
individuele brein van ondergeschikt belang zijn.
Nog
eens, met Bert Keizer menen we te begrijpen dat breinen, door gesprekken, door
wrijvingen en door omzichtig omgaan met elkaar wel degelijk elkaar wederzijds beinvloeden
en vormen. Van de symbiotische relatie met de moeder groeien we, als het goed
is, weg, maar dan? Wie omringt ons, wie leert ons "ik" te zeggen? Wie
leert ons "Wij" te zeggen en laat ons toe te ontdekken dat we kunnen
lopen, dat we onze handen kunnen gebruiken en vervolgens dat we kunnen denken,
ook al blijkt dat in het begin wel eens vrolijke onzin?
Kan
ik wel beweren dat als ik autonoom ben geworden, na veel meer dan 22 jaren in
het leven, ook de anderen niet meer nodig heb of niet om anderen zou hoeven te
geven? Beschouwt u deze vraag maar rustig als een overdenking van zo een
typische overjaarse scout, iemand die denkt dat er "Gutmenschen"
kunnen bestaan, want de andere benadering, moet men toch overdenken, waar ook
de bevindingen van de evolutionaire biologie toe bijdragen, moet men toch
kritisch blijven bejegenen.
Nu
kan ik wel begrijpen dat filosofen in de 17de, 18de nadachten over het sociaal
contract, zeker omdat door het vele oorlogsgeweld, broederkrijgen en
godsdienstoorlogen in de zestiende en zeventiende eeuw, denkende mensen er niet meer toe geneigd waren
de organische groei van de samenleving, die ook samenhing met de gedachte dat
die organische samenleving door God gewild zou zijn, voetstoots te aanvaarden
en dat lijkt me een hele winst. De antwoorden die vervolgens kwamen, onder meer
om de niet aflatende oorlog van allen tegen allen te voorkomen en aan banden te
leggen, neigden er doorgaans toe dat men
koos voor een strakke regie, voor een staat als een Leviathan. Een enkele
Leibniz, die zijn "Theodicee" schreef, die meende dat we leven in de
beste der mogelijke werelden vormde dan ook terecht een dissonant, maar sommige
dissonanten kunnen ons wel betoveren.
Nu
kan bezwaarlijk de hele Theodicee in een kort bestek als dit onder ogen zien,
maar het daagde me wel dat met die idee van de "Beste der mogelijke
werelden", al na de bloedige Dertigjarige Oorlog ( 1618 - 1648) betere
antwoorden een beter antwoord had gekregen, namelijk dat de wereld alles is wat
het geval is - Wittgenstein verwoordt hier de idee van Spinoza: Deus sive
Natura -, 55 jaar later, na de aardbeving van Lissabon schreef Voltaire dan ook
een verweer, Candide, maar al kan men deze conte
philosophique nogal lapidair opvatten als een bevestiging van de idee dat
de wereld niet deugt, misschien moet men de man die zij eigen landgoederen met
smaak en geld wist op te smukken wel ten goede duiden dat hij met het besluit
van Candide dat elkeen zijn eigen tuin moet cultiveren meer voor ogen had dan zijn landgoederen
en de tuinen die hij graag cultiveerde. Ondanks de verslagenheid om de
verwoesting van Lissabon, heb ik geleidelijk de idee opgevat dat Voltaire
begreep dat men natuurlijk over alle mogelijke toestanden wel een idee kan
hebben, zoals Pangloss, maar in wezen moet men zelf in zijn eigen wereld het
nodige doen. Sluit dan de lezing van Voltaire's Candide dan niet dichter aan
bij de idee van Spinoza "bonum facere et laetari" dan bij een afzijdig blijven van het gedoe in de wereld en
heeft Voltaire zich niet voor enkele verloren juridische zaken ingespannen om
alsnog recht te doen geschieden?
We
zijn lang niet zover van het onderwerp afgeweken als u zou denken, want als men
de Verlichting unidimensionaal benaderen wil, dan doet men nogal wat discussies
die toen woedden of op gang kwamen tekort. Dat men lijden uit de wereld helpen
wil, vormt er zeker een van, maar het blijft maar de vraag om wat voor soort
lijden het gaat. Neen, Haers, niet weer, want lijden is lijden en elk lijden is
onnodig en zinloos. Als ik de biografie van Hans Fallada bekijk, of die van Ettie
Hilleshum, dan stel ik vast dat de ene veel van het leed niet van bij aanvang
af over zich had afgeroepen, maar dat hij er later in zijn leven niet altijd in
slaagde er iets aan te minderen tenzij door middelgebruik wat dan weer nieuwe
problemen en nieuw lijden met zich meebracht. Ettie Hilleshum een jonge dame in
Amsterdam zou de oorlog niet overleven, omdat ze van het verkeerde ras was, net
zo min als Hélène Berr, die in Parijs op transport gezet werd. Een aantal mensen
overleefden, vaak en vooral door toedoen van welwillende zielen, die mensen op
gevaar van eigen leven hebben gered, al lukte dat niet altijd. Het valt mij op
dat deze redders, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, zoals de man die
honderden kinderen uit Praag wist te redden, waarover W.G. Sebald
"Austerlitz" schreef, zelden als een vertegenwoordiger verschijnen
van wat men ook bij Voltaire en andere denkers van de Verlichtingen en later
kan aantreffen. Uiteraard denken we dan eerder aan Albert Camus dan aan
Jean-Paul Sartre. In het werk van de Franse psychiater Boris Cyrulnik kan men
die positie van de welwillende mensen die gewonnen verloren anderen bijstaan -
niet enkel via onderduik - wel op het spoor komen. Boris Cyrulnik heeft zich
als psychiater ingelaten met kinderen die getroffen werden door verlies en wier
weerbaarheid vaak hervonden zag door toedoen van mensen in hun directe
omgeving.
Zou
het echt zo zijn, vraag ik me wel eens af, dat waarden als mededogen en
barmhartigheid, liefde voor het leven, liefde voor deze wereld zelfs echt
onmogelijk zouden te verantwoorden zijn? De mensen in Chambon-sur-Lignon en
omgeving die een groot aantal kinderen hoog in de woeste hoogten van het Centraal
Massief hebben verborgen en gered, handelen vanuit een eigen oordeel over de
situatie, zoals ook Jacques Presser dat beschreven. Helaas, zegt men, wordt het
beeld troebel en heiligen, zoals moeder Théresa zijn ook niet echt zo
prijzenswaardig. Soms hoor je dat wel eens dat iemand zich aan een zekere en
nodige bijstand ontrekt bewerend geen mother Théresa te zijn. Degene die wel
iets betekenen voor een ander mens, voor andere mensen, handelen meestal
Kantiaans en willen hun naam niet in de pers. Eenvoudig goed doen? Het gebeurt.
Zo
komen we weer bij het begin, namelijk de vraag hoe de overheid aan de ene kant
heel wat kan inzetten op preventie van zelfmoord en intussen menen dat wie
iemand helpt bij zelfdoding niet langer vervolgd zou hoeven te worden. Mij
dunkt dat men die rechtsvervolging moet handhaven, omdat het altijd om een
overtreding gaat van het voorschrift "gij zult niet doden". Zoals
Hannah Arendt optekende in "Totalitarism" was het eigen aan zowel
Nazisme als Leninisme-Stalinisme dat het bevel "Gij zult doden" van
hoger belang uitgevaardigd was terwille van het geheel, de samenleving, de
staat, het zuivere ras.
Er
is nog iets meespeelt in mijn poging te begrijpen waarom men euthanasie voor
dementerenden en mensen die zwaar en uitzichtloos psychisch lijden met de
nodige omzichtigheid zal overwegen en er niet de wettelijke weg voor vrijmaken. Men moet ook
niet elke referentie naar de 12 sinistere jaren afdoen als een reductio ad
hitlerum, want het blijft dan te gemakkelijk om te zwijgen over Project T-4.
Eric Thijs schreef er een boek over, maar verder blijft de aandacht beperkt.
Didier Van Cauwelaert schreef er met een roman "La femme de nos vies"
een indrukwekkend beeld van wat dit inhield, het verdelgen van mentaal
gehandicapten en psychiatrisch patiënten. Dat was inderdaad geen euthanasie als
het gevolg van een eigen wil. Maar er waren mensen die hen, de bedreigden
wilden helpen, er waren stemmen, zoals van Clemens August van Galen, bisschop
van Münster en theologen van protestantsen huize, psychiaters ook, waren wel
degelijk niet allemaal opgezet met die "psychogenocide". Nu, na WO II
hebben andere landen zich ingelaten met gedwongen sterilisatie van mensen met
mentale en psychiatrische problemen, wat pas rond 1974 in Zweden eindigde. Neen,
eugenese was geen specifiek Duits project. Maar dwangsterilisatie is
ingrijpend, het leven van de persoon blijft gevrijwaard. Dat was met T4 wel even
anders. Het opzet deze mensen te doden weegt even zwaar als andere
uitroeiingsprogramma's van de Nazi's.
Daarom
moet men de euthanasie van mensen die dementeren en zelf hun wil niet kenbaar
meer kunnen maken met grote omzichtigheid benaderen en oog hebben voor de
nabestaanden. Ook hulp bij zelfdoding moet men niet zomaar als mogelijkheid
vooropstellen, want ook hier raakt men meer dan alleen de patiënt/autonome
persoon en als men al niet mag doden, dan mag menook geen onnodig leed
toebrengen. Het zijn kwesties die men niet als een theoretische casus in een
cursus kan behandelen, want dan hoeft niet te kijken naar de omgeving van
iemand.
Het
dilemma is niet dat we aan het leed van dementerenden niets moeten doen, of aan
zware psychiatrische patiënten de nodig zorg moeten ontzeggen omdat er toch
altijd nog de mogelijkheid zou bestaan dat iemand wel geneest of een goed leven
kan hebben, wat niet hetzelfde is.
Maar
deze discussie gaat dan ook over de vraag wat autonomie is en handelingsbekwaamheid
van mensen met psychische moeilijkheden of dementerenden. Het concept van wat
het goede leven kan zijn, staat of valt met de vraag of we mensen die lijden en
toch leven, een leven hebben naar de exit begeleiden. Hoe omstanders,
familieleden ermee omgaan doet wel degelijk ter zake. Dat leidt tot een
discussie over wat autonomie betekenen kan, terwijl men ook vasthoudt aan de
idee dat mensen samen leven en niet los van elkaar en verder dus ook weer naar
de vraag of onze vrijheid alleen begrensd wordt door de vrijheid van de anderen,
voldoende zou wezen om onze drijfveren in te schalen, vrijheid alleen gericht
op het voldoen van eigen behoeften. Hoe zou men dan samen iets op kunnen
bouwen? Het klinkt wat melig, maar is het dan zo onbestaanbaar? Humanisme gaat
over de vrijmaking, ontvoogding van mensen uit archaïsche banden als de
patrimoniale macht van de vader, van de vorst en van God en zijn
vertegenwoordigers op aarde. Dat zijn verworvenheden die we niet gering zullen
schatten, maar tegelijk is, zoals Fernando Savater aangeeft, te weinig om het
goede samenleven vorm te geven.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten