Willen we van liefde weten
Recensie
Liefde die kan duren
Alicja Gescinska. Een soort van Liefde. Roman. De Bezige Bij Antwerpen/Amsterdam. 236 pp. 18,90 euro
Alicja
Gescinska schreef een verhaal, een roman en laat zien, na lectuur, dat een
eenvoudig verhaal charmant kan zijn en toch de lezer kan achterlaten met enkele
vragen, maar ook wat inzichten. De vragen gaan over de roman en de romancier in
deze tijd.
Want
men zegt zo gemakkelijk dezer dagen dat romans geschreven dertig, vijftig jaar
geleden gedateerd zijn, zoals die van Lampo, Paul Lebeau - een wondermooi
portret van Xantippe en dus van Socrates - dat ik af en toe de neiging
nauwelijks kan onderdrukken de smoel dicht te timmeren, maar in letterenland
doet men het niet. Maar niemand kan zeggen dat hij of zij De Kapellekensbaan of
De Verwondering prachtig vindt maar niet gedateerd, want elk boek is ontsproten
aan het genie ener schrijver, maar altijd in een tijd. Alicja Gescinska doet
haar voordeel met het vaag houden van de tijdsaanduidingen- dat 1990 genoemd wordt, betekent nog niet wat dit jaartal impliceert: Golfoorlog, Val van de Muur, hereniging van Duitsland, abortuswetgeving in België, noem het en je krijgt andere facetten van eenzelfde tijdsgewricht voorgeschoteld, het kan nu gebeurd
zijn of twintig jaar geleden. Uiteindelijk komt de vertelpositie en de datering
wel duidelijk naar voor, maar zozeer impliciet aan het verhaal, dat een mens
zich afvraagt waarom lezers en vooral critici, recensenten ons wijs proberen te
maken dat enerzijds boeken brandend actueel moeten zijn maar tegelijk hun
momentum niet mogen verraden.
Waarom
schrijven mensen over dingen die niet
echt gebeurd zijn en die ze als waar voorstellen? Sinds mijn kindertijd heb ik
altijd met die vraag bezig geweest. De kracht van fictie heb ik vroeg ontdekt,
maar een goede roman schrijven kwam er niet van, omdat ik de dwang niet meester
kon een beklijvende plot te ontwikkelen. En toch, kom je bij Couperus, Thomas
Mann, Dostojewski dan blijkt de plot lang niet voldoende om het verhaal te
dragen. Dat kan bizar lijken, maar al lezende wat er in mijn handen kwam, bleek
ik gevoelig te zijn voor de wijze waarop dat aan het leven, aan levens van
mensen leek te refereren en wat iets zegde over wat het is mens te wezen.
Alicja Gescinska tovert ons soorten liefde en dus ook afkeer, hunkeringen en
verbroken beloften, afgenomen verwachtingen voor in de setting van mensen die
in de wereld van het esthetische hun weg zoeken en soms gevonden hebben.
Zij
heeft oog hoe mensen, professoren en studenten die liefst met het hoogste bezig
zijn, finaal niet verder komen dan hun triviale verwachtingen, althans, we
noemen het graag triviaal, als het om anderen gaat. Soms kennen we onszelf niet
zo goed, of beter, menen we te weten wat er in de wereld te koop is, maar staan
we met lege handen als het erom gaat onszelf als persoon op het spoor te
houden. Alicja Gescinska brengt ons op het spoor van twee dames, een sublieme
hoogleraar, die weinig van zichzelf bloot geeft, noch aan zijn dochter, noch
aan zijn volkomen onverwachte geliefde. Het hele boek zit fugatisch in elkaar,
maar de fuga wordt contrapunctisch uitgewerkt: de posities staan altijd bijna diametraal
tegenover elkaar tegenover de centrale figuur, wiens enigmatische houding
tegelijk, als docent vrij helder blijkt.
Het
verhaal gaat over hoe we met liefde omgaan, maar ook wat we als zalige seks beschouwen
en zelden we die vinden, de bevrediging die ons kan vervullen van geluk. Maar
dezelfde hoogleraar, Raymond of Ray Vernon, blijkt een intellectueel zonder
weerga, die zijn inzichten over esthetica en cultuur, over het menselijke vlot
over het voetlicht krijgt. Suggereert de auteur hier een zekere nostalgie naar
professoren die bereid zijn veel Latijn in hun studenten te steken, maar
tegelijk als onderzoeker bereid is het academische stramien en de normen
terzijde te schuiven. Hij gaat zover een
soort club te patroneren, of beter, toe te geven aan de vraag van een aantal
studenten om hen nog intenser te begeleiden. Zijn het streberige studenten? Hoe
komt het dat ze zo gemakkelijk iemand van ver buiten de kring opnemen, als
tijdelijk lid, maar die tegelijk hun leermeester helemaal lijkt in te palmen?
Vriendschappen, liefdes rond de aula maxima, het blijft altijd spannend, maar
dan moet er toch aandacht zijn voor wat er te zeggen valt. Gescinska speelt hier een spel met de lezer:
we vernemen iets over het onderzoeksdomein van Ray Vernon, we leren dat hij
elke dag een citaat uitvlooit en dat nauwkeurig noteert in aparte schriftjes en
hoe hij afstand neemt van een ondoordacht bedreven modernisme.
Alicja
Gescinska stelt ons de vraag of we wel weten hoe we in de liefde staan. Haar
protagoniste denkt dat ze tegenover de echtgenote van Ray staat, maar het blijkt
vooral de dochter te zijn die haar onbewust in nauwe schoentjes brengt, die een
appel blijft uitgeven naar haar vader, hoe wreed ze ook zijn grootste gave,
kennis en inzicht van en schoonheid te
berde brengen, zoals puber dat plegen te doen.
Is
het boek die aandacht waard, hoor ik u al vragen, want het lijkt allemaal zo
bekend, zo triviaal, maar ik denk dat men vaak vergeet dat het verhaal over een
liefde voor nagenoeg elke lezer de voorkeur krijgt, maar dat het tegelijk
lastig is als het alles te voorspelbaar wordt. Bovendien blijkt elk
liefdesverhaal meestal maar zo boeiend in verhouding tot wat het verhaal aan
elementen bevat die niet per se herkenbaar hoeven te zijn, maar wel te maken
hebben met het opfleuren van het banale leven. In deze roman speelt Amherst, de
pioniersvallei een hoofdrol. Maar ook de dichter - mag men een vrouwelijke dichter dichters
noemen? - Emily Dickinson komt aan bod,
ook de muziek van Schubert, naast meer hedendaagse deuntjes. Kortom, werelden
waarin mensen kunnen leven en waarin het leven ons tot iets brengen kan, al
vindt men het te highbrow, te zeer gericht op wat mensen toelaat zich te
onderscheiden van het normale leven. Maar wat is dat. Studenten drinken,
zuipen, dansen, vrijen en vergeten niet hoe het is vrij te zijn, al is Anna, de
Leuvense studente, ver van huis, ver van getuigen bij mogelijk genante scènes
net daar bereid zich te smijten, niet de liefde, zelfs niet het bedachtzame
genot, alleen de kwantiteit lijkt van tel. Menselijk, al te menselijk.
Vijftig
tinten grijs en vijftig tinten vrij, het maakte furore, maar Gescinska heeft
minder nodig om haar vertellement te presenteren, ook kan men zich vermeien in
de kleine ingrepen in het verhaal. Alleen denk ik, als we zien hoe zij Vernon
in beeld brengt, dat mensen er de gewrongenheid niet van kunnen begrijpen. Hij
wil zijn vrouw niet met hem opzadelen, maar wie door de roman heen is gegaan,
weet dat zijn houding niet enkel eerlijk mag heten, al zal zijn dochter
ontdekken dat het minder erg was dan als hij voor die andere had gekozen.
In
wezen zien we hoe we het concept van de vrijheid in ons dagelijkse leven aan de
orde komt, maar ook hoe we sneller de onschuld verliezen, dan we willen
aannemen. Onschuld is voor realisten lastig en voor cynici en fanatici
onmogelijk, maar onschuld kan altijd nog denk ik, ook als we weten dat we een
soort liefde beleven. Enkel als we met het eigen aanvoelen in conflict komen,
ontstaat een spanningsveld en dan kan het zijn dat we die onschuld verliezen,
niet bij het bedrijven van de liefde, maar bij het veroveren van de geliefde.
Ook
kan ik er niet omheen dat het oordeelsvermogen in de weegschaal gelegd wordt:
zijn we in staat tot oordelen, willen, denken als het eigen ik op een hellend
vlak terecht komt? Vaak denken we, aldus het geroezemoes, dat we ons niet te
zeer hoeven te schamen als we de liefde zelf verraden of onszelf voorop
stellen. Alicja Gescinska stelt zonder te moraliseren dat het niet mogelijk is
onszelf een rad voor de ogen te draaien: we denken lief te hebben, we weten dat
het goed is, maar tegelijk zien we dan toch nog de mogelijkheid derden en hun
belangen niet passend te bejegenen.
Tijd,
tijdsverloop spelen in een roman altijd weer de centrale rol, dat wil zeggen,
die week dat de protagoniste een griepje doorspartelt, maakt dat ze iets van
haar keuzes, om zorgeloos te leven kan relativeren, hoe ze van buitenstaander
plots insider wordt, hoe ze een vriendelijke jongen zonder hem te schofferen
aan zich weet te binden. Tijd vormt in de roman, elke roman het ritme en de
prosodie, maar ook het goochelen met volgorde en het teruggrijpen naar
verschillende momenten in het leven van de antagonisten kan ons op dwaalsporen
brengen, in wezen gaat het over de mogelijkheden die een verhaal kan
realiseren, dat wil zeggen, men kan in een verhaal niet zomaar alles mogelijk
laten zijn zodat elkaar uitsluitende mogelijkheden alleen aan de orde komen als
men vanuit een autoritair standpunt vertrekt. Men zegt er vandaag niet van te
houden, maar waarom zou het a priori fout zijn? Eco toonde met zijn romans dat
men op een geloofwaardige wijze een
alwetende verteller kan laten optreden.
Maar
dat alles heeft voor Alicja Gescinska geen literatuurwetenschappelijke
betekenis, wel dat ze vragen van deze tijd op het canvas kan behandelen, op het
witte papier. Die vragen hebben te maken met vrijheid en angst voor vrijheid,
maar ook, zoals Lizzy, dochter van Vernon, die een ongewild in de sporen van
Emily Dickinson treedt, maar tegelijk niet komt tot de zelfkennis die men van
een psychologe, een therapeute zou verwachten, tenzij we als mensen niet bij
machte zijn voor onszelf te weten, terwijl dat wel nog enigszins kan voor
anderen. De psychiater Ady baron van der Welcke De collega van Lizzy weet ook niet aan de
clichés te ontkomen en ook Lizzy zelf, al lijkt ze sceptisch, ontkomt er niet
aan dat ze met anderen beter raad weet dan met zichzelf.
Dan
is er tot slot nog het wonderlijke verhaal van de studenten van Ray Vernon, met
wie hij de Exiles vormt, die door hem leren kijken naar de dingen, het leven,
de wereld en daarbij aan de weet komen dat muziek iets is voor en door mensen
maar ook uniek in de zoölogie. Taal, kunst, verbeelding, het heeft alleen maar
nut en functie in het overleven van de soort, zeggen evolutionair psychologen,
maar het blijkt moeilijk te weerleggen dat veel van die kunst, zelfs van hoe we
met taal omgaan, meer te maken heeft met het samenleven en het larderen van
onze banale beleving, zelfs van zaken waar we in wezen, tja, zo naar verlangen,
maar waar we niet altijd woorden voor hebben. De bard die heldendaden bezingt,
verdient natuurlijk zijn dagelijkse boterham, de dichter die het lichaam coram
deo et publico bezingt, wordt geloofd, maar krijgt niet altijd de haver.
Dickinson die het eenzame leven, zelfgezocht als bron van haar poëtica aanwendt,
verraadt die keuze niet, wil iets meedelen, gratuit.
Deze
roman blijkt niet iedereen te bekoren, maar na lezing denk ik dat het boek
inderdaad voor sommige lezers een onwelkom inzicht brengt, men kan niet zomaar
de gevoelens van de ander beroeren, zonder die
naderhand te negeren. Mensen reageren verschillend op verdriet en ook dat
schetst dit boek. Stelt DSM 5 dat rouw niet te lang mag duren, er lijkt in onze
cultuur een sfeer te ontstaan dat als we iemand in de steek laten, de lijdende
er zelf maar mee in het reine moet komen. Alicja Gescinska raakt hier een dogma
van deze tijd, zet ook een mantra op de helling, dat mijn vrijheid begrensd
wordt door de vrijheid van de ander, maar vrijheid heeft geen territorium, ons
handelen interageert en plots lijken we, ongewild toch wel zover te zijn gegaan
dat de ander, die volkomen instemde met de regels van de ongeregelde liefde,
toch struikelt en het vrijblijvende wil benoemen, zelfs begrenzen. Iconen
schilderen is dan een oplossing, maar we kijken er meewarig naar. Het
levensverdriet zoeken we niet, maar we krijgen het soms in een fraaie
verpakking aangereikt en openen die volgaarne. Elpis, de hoop blijft achter in
de doos. Voor de een betekent dat: de hoop is vervlogen, voor sommige anderen:
er is gelukkig altijd nog de hoop. In die zin gaat "Een soort van
liefde" ook over veerkracht, maar hoe we weerbaar zijn of iemand ontmoeten
die ons toelaat die veerkracht aan te spreken, blijkt vaker een kwestie van
geluk. Het gaat niet enkel om hoop op redding, genezing, een goed leven. Het
gaat ook om de reden waarom we plots in zwaar weer terecht komen, de
nieuwsgierigheid, de verbeelding en goedgelovigheid dat alles kan. Toch schreef
Alicja Gescinska naar mijn aanvoelen geen pessimistisch boek. Een soort van
liefde kan altijd, maar wat het precies is, kunnen we beter al eens onuitgesproken
laten. Ook deze roman lijkt geweven in de stof van realisme vol verwachtingen: Stat rosa pristina
nomine nomina nuda tenemus.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten