Superdiversiteit en humaniora
Dezer
Dagen
Superdiversiteit
over democratisch-aristocratische deugden
Cruciaal in het dat over
terrorisme door mensen van bij ons, autochtonen en mensen met een
migratie-achtergrond - tot voor enige tijd kon men onbeschroomd spreken over
allochtonen, maar dat woord werd begraven, wegens te belastend, vooral gaat om
sociale en economische parameters en uiteraard de weinig zeggende term superdiversiteit. Zullen we dan maar doorgaan en
superdiversiteit een deugd noemen? Het is een vaststelling als andere, dat
mensen uit alle des heren landen hier terecht komen, sommige landen zenden vele
zonen en dochters hierheen, uit andere landen komen enkelingen, sommige zijn
geschoolde expats, anders zijn gelokt door verhalen van familie die hier lang
leven, tot drie generaties. Men stelt superdiversiteit tegenover homogene
samenlevingen en acht het ene een ideaal en het andere problematisch, terwijl
in beginsel regio's vrij homogeen zijn samengesteld en mensen pas gaan migreren
als er aan de horizon nieuwe perspectieven lonken, die hemels lijken,
vergeleken bij de thuissituatie.
De open samenleving heeft geen
uitstaans met de herkomst van de bewoners, want hoewel de bevolking van de VS
behoorlijk divers was en het bij momenten niet zeker was of het een
Engelstalige gemeenschap dominant zou blijven, bleek in een aantal opzichten de
melting pot tot homogeniteit inzake taal en enkele andere concepten over
burgerschap en zelfredzaamheid te leiden. Wie uit Oekraïne en andere verplichte
leefgebieden voor joodse gemeenschappen in tsaristisch Rusland in de VS
aankwam, werd via het aannemen van een nieuwe, niet langer een jiddische naam
een Amerikaan en de afstand die men nam tot het oude Europa mag ook onze
aandacht krijgen. De VSA is hyperdivers in haar totaliteit, maar verrassend
homogeen als men concentraties van bevolkingsgroepen gaat bekijken. Superdiversiteit
is een gevolg van zowel globalisatie als van migraties overheen alle 's heren
wegen, vanuit China, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika naar welvarende
gebieden in de wereld, waar een aangename rust en vrede heersen.
Maar moet superdiversiteit dan
een hindernis blijken of blijven? Als we beleidsbrieven nagaan de afgelopen
decennia dan stelt men vaak een blinde vlak vast, want men zegt tegen
communautarisme te zijn gekant, maar hyperdiversiteit onderkennen, impliceert
willens nillens het bestaan lokale gemeenschappen met een eigen cultuur, taal,
normen en waarden die in de ambiante samenleving niet erkend of zelfs aanvaard
worden. Dat, zegt men dan, moet veranderen, maar als de autochtonen dat niet
willen? Als wij graag met ons lief in het openbare zwembad vertier zoeken? Als wij
eraan denken onze oude schrijvers eer te bewijzen of, hoe kan het anders, onze
stambomen fraai ingelijst boven de haardsteen te hangen? Dat mag niet, zegt men
ons, want dan bevestigd men een identiteit.
Maar als die stamboom nu een
uitdrukking vormt van vermeende en erkende uitmuntendheid van generaties
boeren, molenaars, smeden, slagers die vervolgens artsen, legisten en soms wel
eens (tijdelijk) priester werden? De gedachte dat we onze eigen geschiedenis
niet meer hoeven te kennen of mogen kennen, roept vragen op. Als ik in Gent
rondstruin en ik passeer aan het voormalige Rijksarchief, het Gerard
Duivelsteen, of ik betreed de Sint-Pietersabdij, het voormalige marsveld, het
Sint-Pietersplein, waar ooit
Sint-Pietersdorp op de Blandijn moet hebben gestaan, vanaf de zevende
eeuw, dan ben ik bezig met de geschiedenis van een plaats. Ook het Franse
theater, c.q. de Opera of het begijnhof zijn plaatsen waar ik als persoon niet
per se veel mee heb, maar die wel deel vormen van een traditie waar ik uit ben
voortgekomen. De gedachte dat de mensenrechten die we sinds de Amerikaanse en
de Franse revolutie zijn gaan formuleren, zowel de negatieve rechten als de
positieve, vanzelfsprekend universeel zijn, vormt dat een struikelsteen in het
debat: wie dezer dagen de universaliteit van de rechten van de mens ter
discussie stelt, doet dat vaak vanuit een onbestemd cultuurrelativisme, maar
vaak stelt men dan tegelijk dat sommige volkeren minder met de universaliteit
van die rechten hoeven op te hebben dan andere: de Franse revolutie gold voor
iedereen, de aanspraken van de Universele Verklaring voor de rechten van de
mensen worden soms door de verdedigers ervan minder universeel, als ze mensen
met een migratieachtergrond zouden kunnen discrimineren.
1. Regressieve cultuur
Het klinkt hard, maar zonder
te claimen dat de Universele Verklaring van de rechten van de mens werkelijk
voor iedereen even zwaar moet wegen, kan ik er niet omheen dat we zelf voeling
moeten houden met de verdere ontwikkeling van die rechten. Hierover schreef
Peter Sloterdijk zijn weinig besproken essay "De verschrikkelijke kinderen
van de nieuwe tijd", maar niet alleen sprak men er zelden over, ook moet
men zich bij de lectuur wel snel door de bladzijden hebben geworsteld. Over hoe
mijn recensie zal klinken, denk ik vooralsnog na, maar de lectuur, hopelijk wel
aandachtig en alert, brengt licht de actuele,
contemporaine kwesties; zou men Sloterdijk eerder van oplettendheid dan van
doemdenken moeten verdenken, dan blijken recensenten vooral zijn obstinate
neiging tot moeilijk taalgebruik in de verf te zetten, terwijl het boek
zeldzaam helder blijkt. En dit, het gaat om alertheid voor de tekenen van de
tijd.
Wat ik als regressieve cultuur
voorstel, zou men ook als infantiele consumentenattitude kunnen beschouwen. Het
kan inderdaad ook gaan om een vooruitvallen in de tijd, zonder dat we nog weten
waarheen we vallen. Regressief is die cultuur in de mate dat men zich niet meer
lijkt te willen begeven op het terrein van de hermeneutiek en nog minder van de
heuristiek. Al menen we dan dat alles al gezegd is, hoe het gezegd werd, blijkt
dezer dagen niet meer aan de orde en hoe variaties ons kunnen bezoeken nog
minder. Regressieve cultuur impliceert niet veel anders dan dat we het maken
van onderscheiden terzijde schuiven, dat iets waar of is of fout en dat daarmee
de kous af is. Bovendien hoeven we ons niet te bekreunen over wat onze plaats
is in de tijd. Wat telt is dat we hier slechts eenmaal in het ondermaanse
bevinden en dat we er alles uit dienen te halen. Tegelijk worden we
doodgeslagen met allerlei berichten over nakende apocalypsen - het meervoud
ligt in de verschillende mogelijkheden van een grande finale voor onze
bestaansvorm op collectief vlak, het einde van de blauwe planeet of het einde
van (menselijk) leven op de mensenplaneet - maar dan ligt de schuld nog wel
buiten ons om, terwijl we verwijzen naar Armageddon om de menselijke bereidheid
die eindtijd, het allerlaatste te bereiken. Ook hier doet zich een
cultuurregressie voor.
2. Acceptatie van waarden
Die regressie overigens doet
zich vaak voor als een verder sofistekeren van inzichten die tegelijk niet
langer gegrond blijken in de observeerbare wereld om ons heen. Hyper- of
superdiversiteit is er een van. De vorm waarin we samenleven sinds de oude
tijd, de Griekse poleis of de Romeinse municipia, de middeleeuwse steden
vertoonden tegelijk sporen van homogeniteit, bijvoorbeeld inzake taal,
gewoonten, levensbeschouwing, maar ook grote diversiteit, bijvoorbeeld in de
mate dat de steden "buitenpoorters" kenden en "metoikoi". Diversiteit
is een gevolg van globalisering die - uiteraard - geen evolutie is van de
afgelopen dertig jaar, maar blijkt altijd weer aan de gang geweest te zijn,
maar dan kijken we niet enkel naar Europa, maar we denken liever dat we vanouds
in ons dorp bleven. Alleen al het feit dat die dorpen zelf vaak uitbreidden,
niet zelden het geboorteoverschot zagen vertrekken, waar de steden hun eigen
dynamiek uit haalden. Men kwam uit de bergen, zoals de heer Platter en na een
lange zwerftocht wordt men burger in Bazel.
De acceptatie van waarden gaat
er net niet om dat we voorstellen zomaar aannemen, ook en vooral als we de
achterliggende gedachten niet zien of niet snappen. Acceptatie betekent net dat
men doordacht en in dialoog inzichten kan delen, ook als die soms eigen
particuliere belangen (tijdelijk) in het gedrang kunnen brengen. Vergelijk het
met een scoutspatrouille die op stap is in de Jura of Thüringen en tegen de
avond moet zorgen dat alle tentjes opgesteld raken, dat er een veilig kampvuur
is en dat er eten is: elk heeft zijn taak en al zou men liever iets anders
doen, dan nog moet men eerst die taak volbrengen, wetende dat daarna wellicht
nog een beetje overblijft. Maar toch kan die taak niet als opgelegd aanzien
worden. Uitgerekend het nazisme slaagde er volgens Jacques A.A. van Doorn in
mensen zover te krijgen dat ze motu proprio aan de slag gingen voor het
algemeen. Meer nog, de jonge Hans Scholl werd enthousiast lid van de HJ en vaandrig
van zijn eenheid. Edoch, in al zijn enthousiasme ontwierp hij een eigen vlag en
zongen ze behalve de liederen van het liedboek van de HJ eigen liederen. Algauw
vond men dat er wel over en de jonge Scholl mocht het verder vergeten bij de
Hitlerjugend. Hij zou als arts in opleiding in Stalingrad opereren en werd zich
vervolgens bewust van de onvoorstelbaar ploertigheid van de oorlog en van het
nazisme. Men kan nu zeggen dat hij pas laat wijs werd, maar hij en anderen,
zijn zus onder meer lieten het niet bij onderling betwisten van de situatie,
maar gingen met pamfletten aan de slag. Die dropten ze in eerste instantie niet
om het even waar, maar per trein reisden leden van de groep de Witte Roos naar
toonaangevende figuren om hen op te roepen komaf te maken met de nazi's en de
bende misdadigers, Hitler en zijn club van leiders dus. Het vijfde traktaat zou in handen van de
Engelse geheime diensten terecht komen, die het zouden afdrukken en vanuit
vliegtuigen droppen in Duitsland. Heeft de Witte Roos weinig bereikt? Ze zijn
de rechtvaardigen die tegen een bewind in actie gekomen zijn en hebben het met
de dood betaald.
3. Waarheidsvinding en
waarheid spreken
Niet iedereen kan "de
feiten"op dezelfde manier lezen, dat weten we maar tegelijk mogen we ons
niet aan de vaststelling onttrekken dat sommige voorstellen in strijd zijn met
wat we als mensen als juist ervaren. "Gij zult niet doden", was al
voor Socrates een heilig principe, maar hij argumenteerde dat door te zeggen
dat niemand met de moordenaar in zichzelf zou kunnen leven. Arendt breidde dat
Kantiaans uit en vond dat verantwoordelijkheid verder moet reiken, maar dat kan
alleen als we ons oordeelsvermogen ontwikkelen. Zou dat het vermaledijde
geweten van de katholieken van vroeger zijn? Ik heb goede mensen gekend die
wisten dat ze maar een beperkt ontwikkeld geweten hadden en toch goede mensen
bleken, terwijl anderen zich lieten voorstaan op hun geweten en de scherpte van
hun inzichten en mensen zonder scrupules naar de goot en de mestvaalt verwezen.
Alleen Job kan daar vegeteren en overleven.
Het was Michel Foucault die
ons duidelijk maakte dat we niet zomaar naar waarheid kunnen spreken als het
erop aan komt, als die waarheid spreken ons iets kosten kan. Nu goed, wat is
waarheid? Het gaat hier wellicht niet om de eeuwige waarheid van wat de rede
ons leert over de grote dingen, de fysische fenomenen zoals de zwaartekracht of
de elektromagnetische kracht, de wetten van de Thermodynamica... die zijn alle
belangwekkend genoeg, zoals ook het Standaardmodel van de deeltjesfysica, zoals
Martin Veltman mee opstelde. Maar over het Higgsdeeltje wist de man,
Nobelprijswinnaar, niet met zekerheid iets te zeggen, tot het werd geobserveerd
in het Cern.
Waarheid in het contingente
bestaan is van een andere orde en veel moeilijker in absolute termen te gieten.
Alleen weigeren we dat te aanvaarden en hopen we ook in ons dagelijkse bestaan
die zekerheden te vinden en te onderkennen, wat neerkomt een grote aandrang tot
beheersing, c.q. van onze medemensen. Stirner heeft de uiterste consequentie
getrokken van het autonome bestaan als individu gekozen, maar dat werd dan
vervolgens doorgaans afgewezen, omdat het niet meer menselijk zou zijn.
Waarheid spreken in menselijke
aangelegenheden zal gebeuren aan de hand van grote principes, aannames maar tegelijk altijd rekening houden met het
incommensurabele, niet alleen als onpeilbaarheid of onmeetbaarheid, maar ook
dat men niet altijd kan voortgaan op wat men ziet.
De volkstribuun, aldus Peter
Sloterdijk, Napoleon of Morales, zij hebben hun sprong voorwaarts gemaakt, maar
alleen zij weten hoe zeer ze zich in het onbekende wagen. Lenin wist dit
duivels goed, maar in de discussies achteraf over de Russische Revolutie werd
die gok van Lenin als een gouden greep voorgesteld. Men kan daarin, in dat
blinde improviseren vooruit een gebrek aan aandacht zien voor wat mensen ervan
zullen ondervinden. Incommensurabel is dan zowel de val van Lenin, de val
vooruit, met aan het einde de Nieuwe Economische Politiek om toch zijn burgers,
ingezetenen nog van voldoende voedsel te kunnen voorzien, maar improvisatie was
dat ook en in die zin wisten noch Lenin noch de Russen wat er volgen zou en dat
het voorbeelden eindigde met een vroegtijdige dood, vormt een van de facetten
van de Russische Revolutie, die wel aandacht kregen, maar in de eindafrekening
als kleinmenselijk geneuzel werden/worden beschouwd. Gaat het om gokken gaat en om vooruit vallen,
dan heeft de waarheid uiteraard weinig aantrekkelijks voor partij,
partijleiding en burgers, maar hoeft men die ook niet meer te spreken.
4. Versus nivellering
Gedurende decennia werden
lieden die de onderwijshervorming niet in het hart droegen op het hart gedrukt
dat men de democratisering van het onderwijs zou versterken en finaal
realiseren dat iedereen een diploma zou halen. Maar behalve dat doel was er nog
een ander, het vermijden dat jonge kinderen en teenagers trauma's zouden
oplopen in hun onderwijsloopbaan en vervolgens werd ook nog eens het leergezag
van het onderwijzend personeel, bevlogen leraren v/m doorgaans, onder het
tapijt geveegd. Ook ouders deden en doen hier graag aan mee, lieden uit de
betere middenklasse met een iet of wat tegenstribbelend zoontje of dochtertje,
maar meestal dus de jongens die zich niet zomaar in het gareel laten dwingen.
Echter, als men deze evoluties
ook eens op gang brengt in tijden van "superdiversiteit" en bovendien
vanuit de terechte vaststelling vertrekt dat onderwijs altijd ook een zekere
standaardisering met zich heeft gebracht in het leven van de alumni, dan weet
men ook dat het pas de meest getalenteerde alumni zijn geweest die het bestel
op scherp konden zetten. Ware democratisering kan er dus alleen maar komen als
men mensen alle kansen geeft op goed onderwijs en in hun richting zo ver
mogelijk laat evolueren. Wat eruit voort zal komen, kan men niet altijd
voorspellen, omdat sommige alumni zich zullen nestelen in hun verworven
privilegies, andere zullen van die douceurs net gebruik maken om zelf vorm en
richting aan hun leven te geven, maar een enkeling zal de boel eens goed op
stelten zetten. Ter correctie dient hier wel aangegeven dat onderwijs pas echt
ging democratisering als er voldoende nood aan geschoolde hoofden en handen
was. In het UK ziet men dat pogingen tot verder gaande democratisering via
onder meer grammar schools afgewisseld werd met terugvallen op old boys
netwerken van Oxford en Camebridge. Zelfs de Britse premier David Cameron stelde
dat een paar jaar geleden nog met enige zorg vast. In Vlaanderen moet men
vaststellen dat het spanningsveld tussen democratisering, dat wil zeggen
betaalbare toegang en kwaliteitsonderwijs lange tijd verzekerd werd door het
bestaan van een vrij star netwerk, het Vrij onderwijs, katholiek van snit, dat
bepaalde standaarden niet los wilde laten. Een doorn in het oog van de
onderwijshervormers, maar het trojaanse paard is al lang binnen gedrongen in
het bestel van dat vrij onderwijs, de pedagogen die werden opgeleid door
precies de onderwijshervormingsgezinde professoren.
Nederland worstelt met een
falend onderwijssysteem, waartegen onder meer de filosoof Ad Verbrugge zich
verzet. Toch krijgen we daarover hier te lande weinig over te horen, net als
andere initiatieven verstoren die de vlotte beïnvloeding van vooral de
bewindhebbers in onderwijsland. Men vindt immers dat democratisering niet
langer betekent dat jongeren de kans krijgen het beste van zichzelf te geven.
Wie niet studeert, wrocht, oefent moet ook een kans krijgen. Dat is tegen het
zere been van Peter Sloterdijk getrapt, maar ik denk dat velen zijn inzicht
kunnen volgen dat democratisering niet a priori tot de opstand der horden hoeft
te leiden. Of beter, Hermann Hesse beschreef in "Het Kralenspel" een
provincie die volkomen meritocratisch functioneerde, maar binnen een zeer enge
scoop, namelijk het leren hanteren van alle menselijke kennis, van wiskunde tot
muziek om steeds nieuwe spelen op te zetten. Buiten de provincie Kastalië
vierde de vulgariteit en onwetendheid hoogtij en de gastleerling Peter
Designori zou in zijn confrontaties met Jozef Knecht, die later Magister Ludi
zou worden, die onwereldsheid te berde brengen. Het slot van het verhaal is dat
Knecht inderdaad de provincie en zijn hoge ambt verlaat om in de wereld zijn
kennis - meer dan het spel, maar precies het bewustzijn van grotere samenhangen
en tegelijk nieuwsgierigheid naar nieuwe kennis - te delen met de wat stuurloze
en rebelse Designori junior. Het gaat er inderdaad niet om dat leerlingen
stampen, blokken, maar doorheen hun vormingsjaren zelf de honger en
nieuwsgierigheid zelf gaan oppakken en er zelf mee aan de slag gaan. Het is een
waarde, vrees ik, die voor de publieke van weinig belang mag heten.
5. Adel van de geest
Waar we dus op zouden kunnen
inzetten, zonder in het steriele verhaal van het Kralenspel te vervallen - iets
wat het oogmerk was van Hermann Hesse, die absoluut die provincie Kastalië niet
verdedigde - blijkt erin te bestaan dat we zoiets als erkennen als "adel
van de geest", die te verwerven valt in de school als leven, maar ook in
de studie als zodanig. Wie gruwt van de gedachte dat er een "adel van de
geest" zou bestaan, in mijn jonge jaren mocht ik enkele mensen ontmoeten
die zelf niet heel erg geschoold waren, op hun manier blijk geven van een geestelijke
adel, zonder zich op schöngeisterij of zelfs als een gevoelige ziel te laten
kennen. Paul Verhaeghe heeft meer dan een punt als hij de meritocratische
cultuur in onze samenleving vooral als een beperking ervaart, omdat de
verdienste vaak niet solide blijkt en gezocht moet worden in een bepaalde vorm
van wetenschap bedrijven. In de sport ziet men ook vormen van verdienste, die
niet altijd de naam waard zijn. Het gaat dan niet enkel om fraude, om doping,
maar ook om algemeen aanvaard inzicht dat sporters alleen met zichzelf bezig
mogen zijn. Ook in de kunsten...
Het punt is dan - uiteraard -
dat niemand bij machte is een definitie van "aristocratie" te geven,
aristocratie als adel van de geest, als een vorm van levensvervulling die zich
niet inlaat met een verblijf in de wolken, in een fraai ingericht appartement,
maar in het leven inter homines maar
ook niet opgeslokt door de wereld en de mensen: Hanna Arendt meets Desiderius
Erasmus. Derhalve denk ik dan, zijn er ook geen vastgelegde criteria: men ziet
het als een men zo een vrouw of man ontmoet die zich tot opdracht heeft gesteld
een goed mens te worden, hoge toppen weet te scheren en toch op een gezonde
manier bescheiden blijft. Niet bescheidenheid als onderwerping of nederigheid
tegenover mensen, maar wel begrijpen dat men hoogstens kan bijdragen aan een
beter leven door niet te menen dat men alle kennis in pacht heeft.
We leven in een woelige tijd,
woeliger dan bijvoorbeeld de jaren zeventig of tachtig waren, toen ook veel
gebeurde, maar ver van ons bed. Tegelijk ziet men dat de laatste eeuw de
cultuurpessimisten het schone weer maakten, zij die vonden dat de wereld erop
achteruit zou zijn gegaan. Ik denk dat sinds de uitbreiding van het onderwijs
en zelfs de verplichting van minimaal basisonderwijs te volgen, onze
samenlevingen erop vooruit zijn gegaan. Maar onderwijshervormingen bedreigen
dat in de mate dat jongeren de indruk krijgen dat succes afhangt van hun
vermogen het spel hard te spelen.
Tegelijk merkt men dat de
media en zelfs wetenschappelijke pagina's of uitzendingen van openbare omroepen
eerder kiezen voor vulgaire opvattingen of voor een eenzijdige kijk op wat
wetenschappen zouden zijn. Heb ik met anderen, onder andere Susan Neiman niet
zoveel op met evolutionaire psychologie of dito biologie, dan komt dat voort
uit de vaststelling dat mensen doorheen de tijden inderdaad vaak andere keuzes
maakten dan wat men dan op egocentrische drijfveren zou doen. Altruïsme bestaat
niet? Al veertig jaar geleden werd dat al meegedeeld en wij hadden maar te
kiezen.
Wil men aanvaarden mensen
altijd een zekere onvoorspelbaarheid in hun gedrag aan de dag zullen leggen, op
vele vlakken, maar lang niet altijd alleen uit zelfzucht, dan zal men ook
begrijpen dat jonge en ouder wordende mensen best ook wel eens nobele keuzes
kunnen maken, of gewoon - zonder hypocrisie - galant en welwillend kunnen
blijken. Alle doemdenken ten spijt, blijven we zien dat het jonge volkje - vaak
zonder zich te verliezen in modieuze filantropische activiteiten - wel degelijk
in het dagelijkse leven heel voorkomend blijkt en mensen met respect behandelen
wil. Democratie hoeft toch niet per se te leiden tot vulgariteit, tot blinde
zelfzucht. Laten we duidelijk zijn, wat ik vernam van mensen die in het
communistische systeem zijn opgegroeid en wat men ook hoort over China, het
communisme brengt ook niet per se nobele zielen voort, wel integendeel, men
diende vooral voor zichzelf te zorgen. Alleen, de cultuurpsychologische invloed
op personen van het communisme in de voormalige DDR zal men niet onderzoeken,
terwijl bijvoorbeeld Eugen Ruge daar in de roman "Bij afnemend licht"
wel aangrijpend verslag van heeft gebracht.
Pleidooi voor humaniora
Wat ik met deze gedachten
probeer duidelijk te maken is dat we de afgelopen jaren in de politiek en de
media een beeld hebben opgedrongen gekregen dat alles behalve optimistisch
stemt. Tinneke Beeckman vond al terecht gronden en argumenten om de gedachte
dat terroristen uit Molenbeek en omgeving daartoe kwamen om sociaal-economische
redenen niet voetstoots aan te nemen. Er zijn ampel instellingen die zich bezig houden met het bestrijden
van de armoede, er zijn er weinig die publiek als opdracht hebben mensen bij te
staan om beter mens te worden.
De gedachte dat mensen geboren
worden omdat ze nu eenmaal verwekt werden zonder dat er hinderpalen werden
opgeworpen, anticonceptieve praktijken dus of abortus, betekent nog niet dat
een kind zomaar wild en voor galg en rad zou opgroeien. Kinderen krijgen een
zending mee, zou men denken, die verder reikt dan het overleven en zich voort
te planten. In het spoor van een zekere neiging vanuit een wetenschappelijke
acceptatie, werd dit als een onzinnige gedachte weg gezet. Het kan inderdaad
alleen als een act van geloof in het kind gezien worden, dat men het een missie
mee wenst te geven. Alleen al de gedachte doet sommige mensen in een bulderlach
uitbarsten. Ainsi soit-il. Het zou al helpen als we ouders die deze gedachte
schragen niet onmiddellijk als onwetend afwijzen, als we de bekommernissen van
Theodore Dalrymple zouden erkennen zonder zijn cultuurpessimisme over te nemen.
Spraakbepalende opinieboeren merken niet, stel ik telkens veer vast, dat mensen
hun loze praatjes beu zijn. De keuze voor het vrij onderwijs in Vlaanderen
blijkt daar de meeste uitdrukking van te zijn, maar ook in de aandacht voor
naschoolse vorming via het DKO of particulier kunstonderwijs getuigt er ook
van. Edoch, ook hier geeft de democratisering tot vormen van nivellering
aanleiding die zowel het onderwijzend personeel, de musici die er graag les geven
en mensen die graag zien dat hun kinderen leren omgaan met muziek en schoonheid
moedeloos hebben gemaakt. Oh ja, men betreurt dat mensen uit achtergestelde
milieus er niet toe komen. Bestaan er wel correcte analyses van de
inschrijvingen in het DKO? Ook moet gezegd dat intens sport beoefenen, vooral
in disciplines die niet direct tot het grote geld leiden zeer vormend blijken
voor jongeren. Het debat over excellentie moet niet gevoerd worden, wel hoe we
mensen opnieuw de humaniora zullen aanbieden. Weigeren mag inderdaad. En ja,
dan hoeft superdiversiteit geen probleem te wezen, domweg omdat we begrijpen
dat we van andere mensen niet zomaar de maat hoeven te nemen: wie zijn de
winnaars van de dag, de Week? De vraag luidt eerder: wie maakt iets, soms
ondanks ongemakken iets van het eigen leven en laat anderen ook het beste van
zichzelf geven?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten