Onderwijs en de kunst van de nuance
Dezer Dagen
Christelijk onderwijs
in een nieuwe samenleving
Lieven Boeve, het hoofd van
het katholiek onderwijs in Vlaanderen heeft een voorstel gedaan omtrent de
relatie binnen scholen van Islam en de vigerende christelijke zending van het
vrije net. Bart de Wever acht terecht dat het vrij onderwijs met de
hervormingen die ze zelf wil doorvoeren op het vlak van het secundair onderwijs
de zending van het onderwijs als zodanig in het gedrang brengt. Heeft hij het ook
bij het rechte eind als hij de nieuwe inzichten over christelijke scholen en de
integratie van de Islam als godsdienst van vele leerlingen in dat onderwijs
ziet als een vorm van abdicatie? Er valt over te twisten, maar het blijft toch
maar moeilijk te verzoenen: integratie nastreven terwijl men de vele facetten
van de moderne samenleving niet zomaar kan opleggen. Het gaat immers ook om het
trotseren van diep ingesleten overtuigingen, die men om allerlei redenen niet
wil of kan in vraag stellen. Het christelijke omgaan met tradities laat zien
dat - ook al was het soms stroef en star - laat net toe te leren omgaan met
overtuiging, praktijken en inzichten die niet zonder meer verwijzen naar de
tijd van toen, het Ancien Régime, de Renaissance, Middeleeuwen, terwijl net
doorheen die hele lange periode binnen onze cultuur voortdurend geargumenteerd
is geworden.
1. geloofsoverdracht
De taak van het katholiek
onderwijs, zoals men zich die in 1834 en volgende decennia gesteld heeft, had
te maken met de herchristianisatie van Vlaanderen vooral, dat wil zeggen na de
periode van de Franse Revolutie en de Hollandse Tijd. Men kan die opzet nu
onzin vinden of niet, maar het is wel zo gegaan. Helaas voor de kerk, zou men
kunnen beweren, heeft de overdracht vaak geleid tot allerlei divergente visies.
Men reduceert zeer misleidend
de geschiedenis van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijden tot enkele
dieptepunten, die geheel voorbij gaan aan de toedracht zelf. Neem nu de
christianisatie zelf die in Europa op grond van behoorlijk bronnenonderzoek
veeleer een langlopend proces is geweest dan een plotse bekering van geheel de
bevolking. Ook al weet men dat Clovis zich in 506 na Christus liet dopen en zo
officieel van het land der Franken een christelijk rijk maakte, zou het tot
twaalfde eeuw duren voor men kan vaststellen dat de meerderheid der mensen
zichzelf ook Christen noemen, want tussen die fameuze doop van Clovis en de vaststelling
dat mensen zich alleen nog als christen kunnen zien, valt een proces van zich
steeds verder ontwikkelende impregnatie in dat gedachtegoed op. Van het
beinvloeden van het uiterlijke gedrag tot de interiorisatie heeft het dus wel
even tijd gevraagd.
De geloofsoverdracht via de
lectuur van Oude en nieuwe Testament, het blijft een opmerkelijke vaststelling
dat de instellingen waar dit gebeurde, de kloosters zich de moeite hebben
getroost een hele Latijnse bibliotheek aan te leggen, waarin de commentaren op
de bijbel een opmerkelijke plaats hebben opgeëist, waarbij de klassieke auteurs, zoals Vergilius,
Livius, Cicero en Augustinus hun plaats hadden, waarbij we Marcus Aurelius niet
mogen vergeten. De bekeringsgeschiedenis gebeurde via het woord - al kan
niemand ontkennen dat christelijke vorsten wel eens het zwaard gebruikten, maar
dan duurde het vaak nog lang voor de bevolking ook daadwerkelijk een
christelijke levensstijl begon aan te nemen. Dat laatste mag ons niet ontgaan
want hoewel wel duidelijk is dat er in die christianisatie, zeker tijdens de
negentiende eeuw ook veel indoctrinatie aan te pas komt en in wezen daar de
verschraling wel ingezet werd, zien we toch ook, dat ook toen die volkskerk
zoals Jan Art het noemde, ook de interne kritiek vorm gaf, boetseerde.
Want wie college liep, kon er
een hoogstaand onderwijs genieten, kreeg, als men zover kwam, ook wel
inleidingen in de filosofie en leerde de oude talen, Frans, Nederlands, Duits,
soms Engels en de bijgaande literatuur. Er werd dus veel meer overgedragen dan
het brave katholieke geloof.
2. redelijke argumentatie
Een van de cruciale elementen
in de opvoeding die met de christianisatie was algauw dat men zich ging
bezinnen op het reilen en zeilen van de samenleving. Men kan spotten met de
ouder wordende Karel de Grote die met Alcuin en andere leden van het hof een filosofisch
en literair leven ontwikkelde, waar men ook een rollenspel van maakte. Wie kent
niet het zogenaamde handteken van de man die in 800 keizer werd gekroond in
Rome door de Paus waaruit de ongeletterdheid van de keizer met een beeld werd
bewezen geacht. De poging een intellectueel klimaat aan het hof te ontwikkelen,
had verderstrekkende gevolgen dan men nu kan zien. Die rollenspelen hadden
precies tot doel het redeneervermogen aan te scherpen, op een prettige manier.
Het Rijk van Karel de Grote
viel na zijn dood niet onmiddellijk uiteen, maar tegen 870 was het met de
eenheid gedaan en waren er twee rijken, die Europa vorm zouden geven. En er was
de kerk, de monasteria en er zouden steden komen, waarin universiteiten,
bedelmonniken en een schriftelijke cultuur het definitief van de mondelinge
cultuur zouden overnemen.
In het recht verving het
onderzoek en de genuanceerde beoordeling van daden ingang en de politiek
veranderde van aanbeeld, waarbij de vorst steeds minder in staat bleek alles
zelf en op zijn eentje te beslissen. Leiderschap werd meer een collectief
waarbij de curia comitis van Graafschap
Vlaanderen blijkbaar maatgevend is geweest. Van de 11de tot de 18de eeuw deden
vorsten graag beroep op kardinalen, op clerici om mee het koninkrijk te
besturen. Sommige namen klinken als klokken, zoals Mazerin, Richelieu, Thomas
More in Engeland, maar vele namen blijken vergeten, zelfs dat paus Adrianus VI
voor Karel V een korte tijd de Spaanse aangelegenheden bestierde, tot hij Paus
werd. Iemand als Engerrand de Marigny, die coadjutor werd van het rijk en de
naaste medewerker van de koning, zeg dus maar dat hij onderkoning was, was dan
weer geen clericus, maar hij overleefde Filips IV de schone amper enkele
maanden. Wie de geschiedenis van de Slag der Gulden Sporen ernstig zou nemen,
de voor- en nageschiedenis, zou meteen ook de vele bestuurlijke facetten van
die langjarige oorlog begrijpen. De beperking van de macht van de feodale adel
werd door Filips en Engerrand met grote daadkracht gerealiseerd en leek
vergeefs in 1314, maar die adel zou zelf het probleem van de versnippering van
de macht ondergaan tijdens de Honderdjarige oorlog.
Het gaat om fenomenen die niet
efemeer kunnen heten, maar evenmin alleen maar als een bron van ellende moeten
gelden. De inquisitie heeft zich aan gerechtelijke dwalingen schuldig gemaakt,
maar precies de geschiedenis van de Lage Landen laat zien dat een vorst niet zo
kan besturen. De teksten waarin de edelen en de steden van de Lage Landen de
vorst, Filips II verwijten zijn mandaat te buiten te gaan en nodeloos wreedheid
zou aanwenden om de reformatie in de kiem te smoren, zoals in het Plakkaat van
Verlatinge staat te lezen, zou men dus ook ernstig moeten nemen.
Het gaat dan om een cultuur
waarin de genuanceerde argumentatie over macht en in de machtsuitoefening aan
belang won. De koning-stadhouder Willem III was door Johan de Witt gevormd als
Kind van Staat, om te verhinderen dat de prins zoals Willem II in 1650 zou
proberen een coup te plegen tegen de Republiek. Johan de Witt werd samen met
zijn broer gedood in een wilde linchpartij op het Binnenhof, 1672, maar de
prins zou tot 1689 de politiek van de Raadspensionaris blijven doorzetten en in
nieuwe kwesties diens gevoeligheid voor de realiteit en pragmatisch besturen
aanwenden.
Nog eens, de bestuurscultuur
werd in die lange Nieuwe Tijd meer een kwestie van argumentatie en
redelijkheid, waarbij bijvoorbeeld overdreven machtsgeile beslissingen zoals de
intrekking van het Edict van Nantes Frankrijk onmiddellijk een zware aderlating
bezorgde en ook de strijd die Louis XIV aanbod tegen het Jansenisme zou zijn
opvolger veel hoofdbrekens bezorgen.
Wil men zich dus enigszins een
beeld vormen van dat Europa, van Lissabon tot Krakau en Warschau en aan de weet
komen wat ten lange leste het meest diepgravend onze cultuur getekend heeft,
dan zijn het niet de wreedheden van de Inquisitie noch de uitbuiting van
horigen door de adel of de Kruistochten, maar de procedures en instellingen die
de redelijkheid en matiging alle ruimte boden, terwijl excessieve gebaren voor
de samenleving van zeer bedenkelijke aard waren en doorgaans op weerstand en afwijzing
botsten.
Zal ik dan de uitermate
bloederige Dertigjarige Oorlog ontkennen of negeren? Geenszins, net zo min als
ik de Opstand oftewel de Tachtigjarige Oorlog zal ontkennen, maar ik zal me ook
vermijen in het werk van Geert Grote en Jean Bodin, Erasmus en Montaigne en
Montesquieu... wetende dat deze namen wel tot de canon mogen gerekend worden,
maar er zijn er nog onnoemelijk vele anderen, die soms op het niveau van hun
stad of kasselrij hun bijdrage hebben geleverd.
3. Verantwoording, kennis,
verbeelding
Wie het dus over een
Christelijke cultuur hebben wil komt uit bij de redelijkheid en pogingen
zinloos geweld in de samenleving weg te werken zonder zelf van excessieve
machtsmiddelen gebruik te maken. De aanwending van de inquisitie door wereldse
vorsten, zoals Karel V en Filips II hebben noch in de Lage Landen noch in de
Duitse veel opgelost. Deze evolutie is niet rechtlijnig verlopen en soms bleek
oorlog, burgeroorlog de enige uitweg. Koningsmoorden hadden ook plaats,
belangrijker is dat al staat er boven een plakkaat van Karel V of Filips II dat
ze koning, hertog, graaf en heer van allerlei plaatsen zijn bij de gratie gods,
finaal drong al vroeg door, bij de voorgangers dat eigenmachtig optreden van de
vorst even kon maar er fataal altijd weer ertoe leidde dat ze in ongenade
vielen bij het volk en de adel en dan ontstonden er soms vreemde coalities. Neen,
waren deze vorsten koning bij de gratie gods, dan waren ze dat vooral in de
mate dat ze hun beslissingen gingen verantwoorden en zelfs in het absolutisme
van Karel V lag diep verankerd het begrip dat bepaalde mogelijkheden, het
vernietigen van een grote en machtige stad als Gent hem niets zou opleveren
behalve last en opstand, wel overwogen zouden kunnen worden, maar niet uitvoerbaar
waren. Terwaan werd wel vernietigd en soms bleek dat strategisch een noodzaak.
Maar de vorst kon zijn wil niet opleggen als vitale belangen van zijn
onderdanen geraakt werden. Nog eens, kan men Filips II verwijten dat hij met
Granvelle en Alva een straf bewind voerde, al vlug bleek dat ook hij moest
erkennen dat hij in de Nederlanden niet veel zou bereiken.
Het punt is dat bij een bezoek
aan het Escorial gebleken is dat diezelfde Filips II bijzonder leergierig was
en reisverslagen verzamelde over de ontdekking van de wereld en ook wel boeken
over de dingen van zijn tijd, inclusief verderfelijke
ideeën. Onze kennis van het Europese Verleden verwaterd zienderogen en
bovendien blijkt men vandaag tevreden te zijn als men weet dat de Inquisitie,
de Kruistochten en het Kolonialisme de wereld heel veel kwaad hebben gedaan.
Over de relaas met die wereld buiten Europa valt wel meer te zeggen en dat De
las Casas betoogde dat Indianen een ziel hadden, wat behoorlijk gedurfd was,
moet men dan evengoed in kaart brengen als het feit dat Arabieren en Christenen
in Afrika wel slaven gingen halen, de een ten behoeve van India en Arabië zelf,
dat was de route die in Djibouti aankwam terwijl Spanjaarden, Nederlanders,
Britten en Fransen de Westkust van Afrika teisterden, geholpen door inlandse
stamhoofden die graag wel een buur wat mannen en vrouwen afhandig maakte.
Soms hoort men mensen met
grote stelligheid spreken over hoe het was, de oudheid, de Middeleeuwen of
zelfs nog de Nieuwste tijd, de periode van de Franse Revolutie tot de Europese
Dertigjarige oorlog, waarin evenwel ook de moderniteit vorm kreeg, het liberale
denken en het geloof in de vooruitgang, waar de kerk dan weer fluks tegen
ingang, gebruik makend van de modernste communicatiemiddelen, tot rond 1970. Om
het alles te begrijpen dient men toch de moed op te brengen die gemakkelijke
waarheden te onderzoeken, dient men te begrijpen hoe in de achttiende eeuw
Venetië nog altijd een bijzondere bestuurlijke eenheid was, waar tegelijk de
doge en zijn raad van tien hardhandig bestuurden, maar tegelijk veel door de
vingers kon worden gezien als het niet voor schandaal zorgde. Opzienbarend
mocht het allemaal wel zijn, maar het fatsoen mocht niet de orde in de staat in
het gedrang brengen. Spionnen gingen overal rond om na te gaan wie die orde
wenste te bedreigen en wie ketterse inzichten verkocht, al lang niet meer
gevonden bij Luther of Calvijn, kon in I Piombi, de gevangenis onder het loden
dak creperen. Een man wist te ontsnappen verdween met bekwame spoed naar
Frankrijk.
Een laatste element om met dit
alles voeling te krijgen vormt een zekere mate van verbeelding. Hoe kan het dat
in die kerk een aantal bastaarden carrières konden opbouwen? Dat steden zo
machtig werden dat vorsten er bang voor werden? Hoe kan het dat geleidelijk de
samenleving het gratuite geweld van roofridders en struikrovers ging aanpakken
en onder controle kreeg, meer nog, dat gewone burgers vonden dat die
struikrovers in Limburg of Noord-Brabant door de Schout en andere gerechtelijke
instanties vervolgd werden, waarbij de roversbenden soms pas moeizaam konden
opgerold worden. Vandaag spreken we van rondtrekkende bendes waarvan de leden
afkomstig zijn uit Roemenië, Bulgarije, maar soms ook versterkt worden door
mensen die hier al langer leven; het kan ontnuchterend heten en voor wie het
geweld van zo een bende had te ondergaan zal het geen troostende gedachte zijn
dat ze, die bendes op een dag ook weer verdwijnen zullen omdat ook daar de
samenlevingen na decennia van instabiliteit en corruptie beter geordend zullen
raken.
Behalve kennis en inzicht
vergt dit alles, zoals gezegd, ook verbeelding, niet om het verleden met
illusies en utopieën op te tuigen maar om, zoals Huizinga het eens in een essay
verwoordde en Frank Ankersmit verder uitwerkte te begrijpen hoe een stad als
Brugge ten tijde van de bouw van het Belfort functioneerde, hoe stad en vorst
met elkaar communiceerden en de stad grote autonomie verwierf en een oord van grote
welvaart kon worden. De historische sensatie waar Huizinga het over heeft,
vergt grote kennis van de bronnen en van wat anderen onderzocht hebben, dus de
geschriften van historici. Mij verbaasd het nog steeds, wandelend door de
straten van de stad en langs de vesten hoe die stad inderdaad erin slaagde meer
te zijn dan een oord van hutten en vuiligheid. De stad versteende vrij vlug en
de aanwezigheid van ambassades uit delen van het graafschap en van kloosters,
van de Hanzesteden ook zorgde ervoor dat hier een onvoorstelbare dynamiek moet
hebben geheerst. Wie aan de Naaldenstraat langsgaat en het hof van Bladelin kan
betreden zal er de afbeeldingen zien twee leden van de familie de Medici, maar
er is ook het paleis van Gruuthuse dat minstens even indrukwekkend blijk geeft
van hoe burgers macht konden verwerven - en prinsen werden. Soms komt er bij
iets opwellen dat veel heeft van een historische sensatie.
Dat de
specerijenhandel ook tot Brugge leidde en dat hier wellicht ook al eens een
Moor aanspoelde, zal men zich niet zo gemakkelijk kunnen inbeelden en toch, wie
de geschiedenis en cultuur wil begrijpen, moet zich baseren op bronnen, zal
zich inlaten met de beschikbare kennis, maar toch, op enig moment, wil het
allemaal meer worden dan een stapeling van kennis en inzichten, wil het de link
kunnen leggen naar het leven zoals het was, dan zal men toch betrachten, meen
ik, dat alles beproeven zich te
verbeelden. Hoe mensen kunnen zijn, weten we enigszins en dus kan men dat als
het persisterende aspect van de geschiedenis beschouwen. Dan zal men niet al
die mensen die hier geleefd zouden hebben als allemaal gegoten in dezelfde mal,
maar vanuit de uniciteit zien te voorschijn komen uit de bronnen. Galbert en evengoed
Simon Stevin en zo te begrijpen dat we van geschiedenis wel een en ander kunnen
leren. Niet dat we geen fouten meer zouden maken, wel dat mensen in hun tijd,
zoals Erasmus wel eens kunnen weigeren zomaar partij te kiezen en inderdaad
finaal alleen staan.
4. Besluit
Het ging er ons om na te gaan
of het katholiek onderwijs zichzelf aan het ondergraven zou zijn, door aandacht
te hebben voor de leerlingen die van huis uit de islam aanhangen. Bart De Wever
overdrijft in die zin dat het katholiek onderwijs op die manier de eigen
waarden en de betekenis van de eigen cultuur te grabbel zou gooien. Let wel,
Bart De Wever vecht met recht en rede het onderwijsvervormingsprogramma aan,
dat ook aan de Guimardstraat veel pleitbezorgers vindt. Het is net dat streven
naar een steriele gelijkvormigheid, het willen gieten van alle leerlingen in
dezelfde mal dat het onderwijs en in het bijzonder het katholieke onderwijsnet
ongeloofwaardig maakt.
Ik schrijf ook al lang niet
meer ad majorem dei gloriam, maar ik besef wel dat ik op een dag voor een
dilemma zal komen te staan, dat ik die hele Europese cultuur die, anders dan
een Maarten Boudrie meent te mogen stellen, zonder de overdracht van de
oudheid, de inzichten van de oudheid en de vrijmoedige omgang ermee, dat wil
zeggen het toevoegen, variëren en zelfs pogingen tot verbeteren van de literatuur
van de oudheid ondenkbaar ware geweest. Moet men nog Latijn, Grieks studeren?
Nut heeft het inderdaad niet, maar het zo wel eens het denken van deze tijd
kunnen schaden als men er geen toegang meer toe heeft. Michel Foucault, toch
een van de voorgangers in de Kerk van Mei '68 was zeer vertrouwd met de antieke
cultuur, literatuur en filosofie, maar ook met de kerkgeschiedenis, zoals dat
ook van Arendt, Sloterdijk, Herman de Dijn gezegd kan worden. Spinoza kan men
niet begrijpen als men niet de status ante enigszins kent, want het zou
ondoenbaar diens originaliteit te vatten als men de werken van Descartes of van
Montaigne, de scholastiek niet zou kennen. Het geven van lessen godsdienst, zo
zou het dilemma luiden waar ik me voor geplaatst zou kunnen zien, kan jongelui
aandachtig maken voor de mogelijkheid de eigen inzichten te nuanceren, want in
het dagelijkse leven, ook in de wetenschappen is men daar niet meer toe
geneigd.
Ik ben dus geneigd met de
voorzitter van de N-VA te betreuren dat de vormende kracht van het katholiek
onderwijs in het gedrang komt, maar begrijp niet waarom men het gesprek met
jonge moslims niet zou aangaan, om juist hun denken te vormen. De uitkomst van
zo een dialoog kan men niet voorspellen en dat is wat de politicus lastig te verstouwen
vindt, maar een beetje vertrouwen dat de meeste onder hen wel voor die
mogelijkheden open zullen staan en niet enkel hun haat of veronderstelde haat
verder zullen onderbouwen met de kennis die ze opdoen, kan nooit kwaad.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten