Filosofie in een pijnloze tijd
Reflectie
Wat te verlangen
van de filosofie
over
troost, heldere kijk en nog iets
Waarom ik nu plots aanneem te
moeten nadenken over wat we van de filosofie mogen verwachten, kan ik alleen
maar helder krijgen door te verwijzen naar de vele stemmen die opgaan ons bij
de feiten te houden en ethiek zoveel als mogelijk te baseren op feiten en
zekerheden, maar dat op vele terreinen een heldere kijk op die feiten moeilijk
te bereiken valt. Of nog, het is subliem dat we nu vaststellen via
onvoorstelbaar fijn afgestelde meetinstrumenten dat er zwaartekrachtgolven
bestaan en dat die door Einstein werden vooropgesteld. Maar deze inzichten
laten onverlet dat aan veel mensen dat oeverloze enthousiasme voorbij gaat,
geen of weinig invloed heeft op hun mens- en wereldbeeld dat zich gevormd heeft
doorheen het leven, door scholing en door gesprekken, door nieuwsfeiten ook.
Hoeveel ruimte is er dan voor reflectie?
De vraag kwam bij me op na de
aanslagen en woekerde verder, omdat ik niet wist hoe de kwestie aan te pakken.
Lag het wellicht ook aan het feit dat mijn filosofische alaamkist niet goed
ingericht is, dan toch ook aan het gegeven dat ik de juiste vragen niet leek te
vinden.
Het is ook zo dat het
persoonlijke gaat mee zoemen op de achtergrond of het ligt aan de
omstandigheden die zich onverwacht kunnen voordoen, waardoor het denken op het
oog niet meer zo streng volgens de regels van de kunst lijkt te verlopen, maar
net daar biedt de filosofische praktijk ons wel mogelijkheden. Want wat formeel
logisch correct lijkt, kan in de praktijk van het leven wel eens heel erg naar
uitpakken.
Waarom zegt iemand: ik ga naar
een nachtclub en ik neem mee, een machinegeweer en een colt? Hij zegt het niet
alleen, hij doet het en meent het recht aan zijn kant te hebben. Nu kan men al
vragen stellen bij de interpretatie van het Second Amendement, al hoort niet
iedereen graag dat er sprake zou zijn van interpretatie en wel door de
wapenlobby. Mag men dan niet verwachten dat als de omstandigheden veranderen,
de regel aan betekenis verliezen? Hoe zou men anders de emancipatie van
burgers, van vrouwen en ook van holebi's kunnen realiseren, tenzij men regels
die ooit zijn uitgevaardigd on hold zet en geleidelijk wijzigt. Dat proces ging
niet vanzelf, vergde veel overtuigingskracht en blijven ook nu nog wel eens
dode letter.
De wet, niets dan de wet? Kan
niet kloppen, want wetten zijn niet ingeblazen door enige godheid, meer nog,
net vorsten die zich op de genade gods beriepen om hun ambt vorm te geven,
waren vaak veel actiever in de wet- en regelgeving dan andere. In wezen kan de
inblazing van alle kanten komen, bijvoorbeeld van de geest van de geschiedenis
of van de vooruitgang. Hoe regels geschreven worden, blijft altijd nog een
boeiende tak van de geschiedschrijving, maar die lijkt nagenoeg buiten het
beeld de actuele geschiedschrijving te vallen en vervolgens merkt men dat
filosofen niet altijd veel oog hebben voor het handwerk van de regelgeving. Maar
ook de handhaving kan niet aan de aandacht ontsnappen, al blijkt men net daar
aandacht te moeten hebben voor de principes die er aan de grondslag van liggen,
met name de bestuurpraktijk, de ambtelijke geplogenheden ook berusten op
principes die in reglementen werden uitgerold en waar ambtenaren zich aan
moeten houden.
Gegeven de hoge kostprijs -
zegt men - van de democratie, zou men verwachten dat de efficiëntere werking
van de overheid voor iedereen, ook de ambtenaren gunstig zou uitpakken, maar
zij voelen dat ze macht en invloed verliezen, terwijl de processen dankzij
nieuwe technologie herdacht kunnen worden. Men moet hier wel aandacht hebben
voor het onderscheid tussen front office en back office. Maar toch de strakke
regelgeving die ooit ontworpen werd, diende doelen van onpartijdigheid en diende
ongewenste beïnvloeding, corruptie in het ergste geval te voorkomen. Die regels
behouden hun betekenis, zou men zeggen, maar precies de nieuwe mogelijkheden
van ICT vergen dat de regels die neutraliteit van de ambtenaar moeten
beschermen en waarborgen bijgesteld worden. Hoe dat dan moet? Alleen al de vele
domeinen waarop ambtenaren met burgers en groepen interfereren maakt het
moeilijk hier a priori een volkomen deontologie te ontwerpen.
Men kan het dan hebben over
deugdenethiek en integriteit, moet die kwestie aandachtig bekijken en proberen
mee te geven wat dat in concreto voor een ambtenaar in de zorg kan betekenen en
wat een ambtenaar ruimtelijke ordening ermee aan dient te vangen. Maar de
ethiek zelf blijkt dan niet alleen op feiten gebaseerd te zijn, maar op de
verwachting van wat goed is voor het handelende subject, wellicht ook voor
personen die het voorwerp vormen van dat handelen, lijdend of meewerkend voorwerp.
Nadenken over het goede handelen, als individu in de samenleving, economisch,
professioneel of anderszins lijkt al vaker afdoende beantwoord, want we moeten
rationeel ons geluk maximaliseren, maar bijvoorbeeld Adam Smith zette daar in
zijn andere hoofdwerk, The theory of
moral sentiments waarin deze niet
zozeer van nutsdenken lijkt uit te gaan, maar van sympathie tussen mensen, een
andere kijk op te formuleren. Dat Smith zich wellicht keerde tegen de visie van
Bernard Mandeville - the fable of the bees - die stelde dat als mensen plots
allemaal deugdzaam werden, het systeem in elkaar zou storten.
Ons handelen alleen richten op
meerwaarde en nut, zoals neoliberalen graag beweren, heeft als nadeel dat een
heel domein van handelen buiten beeld blijft, of, zoals Neiman het stelde, als
men enkele (altruïstische) handeling probeert te onthullen als een vorm van
egocentrisme, dan doet men mensen in hun leven geweld aan. Er wordt veel gedaan
dat weinig met persoonlijk nut te maken en in onderwijs en zorg zien we mensen
die veel meer opbrengen dan wat professionalisme van hen verwacht - maar zij
zien hun handelen net als professioneel.
Hoeveel energie kan een ouder
steken in een kind dat niet echt meewil, niet mee kan? Sommige gaan zeer ver en
zorgen voor allerlei therapeutische ondersteuning, andere ouders kiezen
resoluut voor het recht op inclusie voor hun kind, ook al is dat wellicht niet
de beste benadering. Opgemerkt moet worden dat sommige ouders die hun valide en
gezonde kinderen met geen stokken aan het studeren krijgen, ook weinig
inzichten bij de hand hebben om zoon of dochter toch aan het studeren te
krijgen, maar hem of haar op school nog verontschuldigen, misschien zelfs naar
de rechter stappen omdat de behaalde resultaten beneden alle peil zijn, maar
dat kan alleen aan de school liggen. Aan de ene kant willen mensen gebruik
maken van het M-decreet, vergetende dat de werkelijkheid ook rechten heeft en
toegekende positieve rechten niet altijd het beste ingevuld worden als men de
omstandigheden niet voor lief kan nemen, hoe lastig dat ook kan zijn.
Daar zit nu net de crux van
het denken, van het leven van de geest, dat we inderdaad over mooie principes
kunnen discussiëren en ons een beeld kunnen vormen van de ideale wereld, maar
dat we dat denken ook kunnen inzetten om ons leven zoals het is vorm te geven.
Wat te doen? Het blijft een lastige vraag, maar als men ziet hoe men
meritocratie heeft verengd tot een papiertjesfetisj en anders dan in Mei '68
werd gedacht, het potentieel van mensen voor zich te laten spreken, dan is
duidelijk dat die omgang met diploma's vaak een manier is om de bokken van de
schapen te scheiden.
Als we dus nadenken, komen er bij ons vragen op en toch zijn we niet
altijd verheugd over de antwoorden die we krijgen, of dan praten we onszelf
betere antwoorden aan, waar we wel content mee kunnen zijn. Vaak zeggen mensen
dat filosoferen en luchtfietsen een en hetzelfde blijken, maar juist
filosoferen kan zich niet voltrekken als men zomaar wat lijkt aan te nemen,
gaat over de dingen des daags en hoe we ermee om kunnen gaan. Het gaat om wat
we kunnen weten, doen en hopen, om wat des
mensen is - de vraag wat de mens is, kan men niet zo gauw beantwoorden. We
hebben alleen mensen, die allemaal wel behoren tot de soort homo sapiens
sapiens delen, maar verder door omstandigheden, talenten en andere redenen
verschillen menselijke individuen van elkaar. De mens zal men niet vinden, maar
we kunnen met elkaar wel tot gedeelde inzichten komen. Vroeger waren dit
inzichten die van bovenaf afgekondigd werden - al zal men in meerdere
religieuze bewegingen merken dat sommige van die opgelegde axioma's en dogma's
eerst ergens in het verborgene hun weg hadden gezocht en gevonden.
Een voorbeeld kan
verduidelijken waar het om gaat: seksueel gedrag werd lang door algemeen
gedeelde normen, die door de kerk en wereldlijke overheden werden gesteund,
geregeld en de naleving ervan was een zaak van nauwgezette controle, sociale
controle voorop. De seksuele zeden hadden dan ook te maken met aangelegenheden
die het individu overstijgen, zoals het familiepatrimonium en de zekerheid van
de afstamming. Als het ging om seksuele handelingen die niet op voortplanting
gericht waren, bleef de kerk lang op haar positie kamperen, waarbij men het
moeilijk had te erkennen dat seksualiteit niet a priori met voortplanting te
maken heeft, zonder dat dit maatschappelijk tot ongerief moet leiden, eens de
kraamvrouwsterfte en de kindersterfte achter de rug waren door betere hygiëne,
voeding, huisvesting. Het seksuele leven was dus lange tijd niet enkel een
private, persoonlijke aangelegenheid.
Het verschil tussen het
publieke en het persoonlijke kan inderdaad niet altijd helder getrokken worden,
maar wat we elkaar ten goede aandoen, hoeft toch niet voortdurend ter discussie
te staan. Toch zijn we er in onze samenleving graag mee bezig alleen naar
(mogelijke) uitwassen te kijken. Wat we doen, ten aanzien van een andere, kan
ook goed uitpakken, al weten we even goed dat in communes de grens tussen
seksuele vrijheid en het afdwingen van seks bijzonder dun was. Maar het zijn
dan ook bijzondere leefvormen, die men als idealistisch voorstelde, maar waar
machtsmanipulatie evengoed aanwezig was als in het gewone leven. Toch is het
precies die vorm van kijken naar mensen en hun leven, vanuit de idee dat het
mis gaat, een beperkte vorm van benaderen. Zal er misbruik zijn? Helaas wel,
maar mensen lijken niet goed meer te weten dat ze zich goed mogen voelen, geen
problemen hebben met goede wijn, lekker eten of prettige, aangename intimiteit.
Wanneer we nadenken, aldus
Hannah Arendt gaat het niet onszelf buiten het bestel en de gebeurtenissen te
fantaseren, maar net te begrijpen dat ons denken ook onszelf impliceert en dat
we ons niet zomaar kunnen terugtrekken in een wel ingericht appartement in de
wolken. Er is meer, ons denken gaat uit van wat we vernemen, via de media en
via min of meer intieme gesprekken. We nemen niet zomaar aan wat verteld wordt,
maar tegelijk gaan we uit van een basisvertrouwen, dat noodzakelijk is om met
elkaar te kunnen spreken over de dingen. We komen dus niet altijd op eigen houtje
tot inzichten, hoe hard we het tegendeel ook willen voorwenden.
Denken we na over ons eigen
lot, dan hoeft dat niet a priori vanuit de positie van een slachtoffer te wezen
of vanuit onvervulde wensen. In het bestaande bestel wordt ons geleerd goed te
kijken naar de bronnen van ons ongenoegen, want lijden hoeft niet, zou de les
van de Verlichting zijn. Het is belangrijk bij de kanttekening te blijven staan
dat vanuit de Verlichting een discours tot stand kwam dat mensen zich onnodig
lijden niet hoeven te laten welgevallen, uit christelijke deemoed. Maar men kan
het leed, dat men nu medisch verregaand kan opvangen en remediëren, niet
helemaal voorkomen en soms blijkt de wetenschap machteloos, omdat bepaalde
domeinen nog niet geheel toegankelijk zijn. Het leed dat voorkomt uit
ongevallen, uit een samenloop van omstandigheden, kan men niet voorkomen en het
is moeilijk ermee om te gaan, als we ons aangewend hebben elk leed te weigeren.
Soms moet een mens resigneren,
de wonden van het leven en eventuele tekorten op het vlak van levensgeluk voor
lief nemen. Dat gaat niet door zich voortdurend aan de bronnen van dit
ongenoegen te laven en zich te verliezen in zelfbeklag. Résiliance, veerkracht
vinden kan men niet zomaar, maar relativeren van het eigen leed helpt niet
altijd. Dat leed kan diep zijn, kan ons tot rouwen brengen, maar is tegelijk
een deel van het leven zoals het is. In de discussie waaraan Peter Sloterdijk
een bijdrage geleverd over de moderniteit, "De verschrikkelijke kinderen
van de nieuwe tijd" blijkt het moeilijk te zijn te ontkennen dat ook de
moderniteit ons met fata morgana's heeft opgezadeld, door ons te laten geloven
dat we ooit in een pijnloze tijd zouden leven. In dit leven kunnen we onszelf
een en ander aandoen, kunnen anderen ons en wij anderen heel wat leed berokkenen,
al dan niet bedoeld, zodat we van die pijnloze tijd niet al te veel hoeven te
verwachten. Maar er is veel waar we opgetogen over kunnen zijn, er zijn
overwinningen op de natuur behaald, op ons zwakke lichaam, maar het neemt niet
weg dat er een en ander mis kan gaan. En toch is dat niet de kern van ons
bestaan, want dat is het leven, met genoegen en met het besef dat we goed af
zijn met de mogelijkheden die ons ter beschikking staan, ook de voorzieningen
voor mensen met mentale achterstand of mensen die om andere redenen lijden.
De druk op mensen om te
beantwoorden aan bepaalde dogma's en de mallen waarin we elkaar willen gieten,
het procrustesbed waar we van elkaar de maat willen nemen. Of dat zo een
interessante vorm van handelen en denken is, moeten we toch beter bekijken,
want, we moeten oefenen om goed te leven. Daar is het om te doen en wetende dat
er geen voorgekauwde inzichten zijn, die in voorkomend geval alle pijn
wegnemen, kan men soms niet anders dan resigneren, maar zonder chagrijn. Dat
soort denken mag, durf ik te hopen, ook onder de noemer filosofie een plaats
krijgen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten