Rode Duivels en zelfoverschatting
Dezer
Dagen
WIJ.ZIJN.
DE.BESTE?
vermakelijkheden
en andere zotternijen
De nederlaag van de Rode
Duivels had ook ik niet zien aankomen, maar ik laat er mijn goed humeur niet
voor, want het gaat om prestaties van anderen, waar ik hoe dan ook geen hand of
voet in heb. Soms kan een match beklijven en een half leven later nog even doen
sidderen, zoals de match van de Rode Duivels tegen Duitsland in 1980, de
kwalificatiematch voor het WK 1986 en dan natuurlijk die matches tegen de
Spanjaarden en de Russen. Nu zou dus de spelvreugde exponentieel moeten
uitpakken, voor het publiek, maar het werd ene deceptie en daar is veel om te
doen.
Gaat het om het voetballen
zelf, dan kan men er nog wel een paar analyses tegenaan gooien, maar misschien
gaat het om meer, want elk land wil het beste zijn, elke regio de best
presterende blijken en iedereen streeft ernaar het meest creatief te zijn, het
meest innovatief. Goed dat we ons doelen stellen, heet het, want anders
verzinken we in het moeras van vergetelheid. Maar misschien verhult dat stellen
van moeilijk te realiseren doelen - men weet nooit goed wat de tegenstanders
zullen doen in die periode - een onvermogen op eigen kracht en gedreven door
een eigen overtuiging de strijd aan te gaan.
Het was wat me afgelopen dagen
opviel: de kansen van Italië werden systematisch onderschat en de kwaliteit van
de spelers, de coach ook geminimaliseerd. De Italiaanse squadra bleek echter
een goed aanvallende ploeg die alle negatieve kwalificaties zonder meer onder
de grasmat schoffelden. Lyon werd een Italiaanse zege, de Rode Duivels met het
schaamrood van het falen op de wangen dropen af. Leedvermaak speelt hier niet
mee, want ik gun Kevin en Dries best een zege, een puike prestatie op een groot
tornooi, maar ik heb het moeilijk met die grenzeloze zelfoverschatting van de
Nationale ploeg. Wie speelt voor wat hij waard is, zoals de IJslanders, kan op
mijn sympathie rekenen.
Het probleem, zeggen sommige
buitenlandse observatoren, ligt aan een recent in ons systeem ingeslopen
houding van kritiekloze zelfoverschatting, waarbij gezegd moet worden dat zij
nog de tijden hebben gekend dat Vlamingen zich nergens op lieten voorstaan en
Vlaanderen als culturele entiteit een achterhoek was van respectievelijk
Nederland, Frankrijk en zelfs het UK. Het was de tijd dat een aantal mensen met
wortels in Vlaanderen en soms zelfs actief in Vlaanderen wereldwijd hoge toppen
scheerden in het eigen vakgebied, zoals Rita Gorr, geboren in Zelzate in 1926
en overleden in Spanje in 2012) die een mooie carrière maakte tot in het
Metropolitan in New York en de Scala in Milaan.
We kunnen nog eens denken aan
Paul Janssen, ook al geboren in 1926, de beroemde onderzoeker van het eigen
laboratorium in Beerse, waar hij Janssen Pharmaceutica uit de grond stampte.
Maar juist in de wetenschappen en geneeskunde zien we dat velen die aan Vlaamse
universiteiten hun opleiding kregen overal ter wereld aan de slag blijken en er
hun gedegen kennis en vaardigheden verder ontwikkelen. Het valt op dat we daar
zelden cijfers over zien, want die expats, die doen er blijkbaar niet meer toe.
Toch geven zij aan hoe hoog de lat in Vlaanderen ligt, als het op opleidingen
aankomt.
Maar er speelt iets mee dat
men al enige tijd kon zien aankomen, maar nooit ernstig onderzocht. Naarmate
Vlaamse politici maar ook andere prominenten de indruk kregen dat ze meer in
eigen handen mochten nemen, groeide er een zelfgenoegzaamheid die niet altijd
door de feiten bevestigd werd. Gaston Geens voerde een economisch en
technologisch beleid binnen de enge grenzen die hem toen ter beschikking
stonden en samen met de zogenaamde Vlerick Boys bracht hij een dynamiek op gang
die we wel moeten waarderen. Het valt dus op dat we die evolutie niet meer
kennen, alleen onthouden we de pretentieuze uitspraak: wat we zelf doen, doen
we beter!. Gaston Geens bedacht eerder dat het aansporing zou moeten zijn om
wat we zelf kunnen doen ook beter te doen dan het oude Belgique à papa.
We willen niet beweren dat
Vlamingen al te bescheiden moeten zijn, maar enige eerlijkheid omtrent de eigen
prestaties kan geen kwaad. Ooit beweerde een gewezen minister van Cultuur dat
hij niet achterover viel van wat Nederland presteert, wat erop neer kwam dat
hij vond dat de Nederlanders geen pretenties moesten hebben, maar het was
tegelijk een uiting van grenzeloze geborneerdheid. Bert Anciaux kreeg later wel
een hoge Nederlandse onderscheiding en daar was hij dan weer wel verguld mee.
Het valt op dat onze houding
tegenover de buren, ook Nederland, zeker Nederland in de afgelopen halve eeuw
ernstig veranderd is en niet altijd ten goede. Nu moet men de Noorderburen ook
niet hoger inschatten dan nodig, want er zat en zit ook daar wel eens wat scheef,
maar er valt ook heel wat te waarderen. Maar blijkbaar is het nu alles of niets
en bij voorkeur niets. Ook over Duitsland doen hier te lande wel eens gekke
geruchten de ronde, terwijl het land na 1949 en zeker na 1989 een baken van
cultuur en democratische veerkracht is gebleken. Oh ja, de Fransen? We houden
van het land, maar blijkbaar soms minder van de mensen die er wonen. Vreemde
blijk van schizofrenie, want het land is vaak het werk van zijn bewoners,
overheden en burgers. Nu, er valt op het Franse chauvinisme wel eens iets af te
dingen, maar of het echt een ramp zou wezen, durf ik wel te betwijfelen. Zo kan
men ook de Britten door de mangel halen en de Spanjaarden, de Italianen en
Polen, Hongaren enz. enz. Vlaanderen lijdt inderdaad wel eens aan nombrilisme,
maar het kan te maken hebben met de bewustwording een autonome regio te zijn
geworden, maar toch had ik liever een andere uitdrukking daarvan aan het licht
zien komen.
De mateloze zelfoverschatting
is niet altijd een blijk van zelfbewustzijn en bovendien moet men vaststellen,
als het over het eigen artistieke patrimonium gaat, dat men in de media en
zelfs in gesprekken dat die schilderkunst van Delvaux of de beeldhouwkunst van
Minne echt niet zo veel zouden voorstellen, terwijl men anderzijds al te veel
eer aan René Magritte toekent. Spijtig, want juist de variatie en veelheid van
vormen en stijlen zouden we moeten koesteren. Het is een oud zeer, want de
Vlaamse Letteren laat men graag indikken tot enkele namen, zoals Boontje, Claus
en misschien nog Karel Van de Woestijne, al leest men die al lang niet meer.
Anderen worden weggezet bij het oud vuil, zoals Felix Timmermans of Maurice
Gilliams, Clem Schouwenaars en Hubert Lampo, om allerlei redenen die niets met
hun werken te maken hebben, maar wel met de bezorgdheid niet meer mee te zijn.
Lampo heeft veel, misschien teveel geschreven, maar enkele werken blijven wel
boeiend genoeg, maar diens magisch realisme zou niet meer van deze tijd wezen, zeggen
diezelfde mensen die het magisch realisme bij Marquez wel weten te waarderen.
Het meest opvallend bleek die
discussie over zelfoverschatting en zelfwaardering aan de orde te komen bij een
gesprek met ene Caroline van Cauteren, die in opdracht van Fernand Huts een
tentoonstelling maakte over de Zuidelijke Nederlanden in de late Middeleeuwen.
Nu, dat men de tentoonstelling in De Afspraak aanprijst, moet kunnen, maar het
blijft wel vreemd dat vakhistorici die over onze contreien tijdens de late
middeleeuwen iets te vertellen hebben, nooit, helemaal nooit in de media (meer)
aan bod komen. Het klopt dat deze regio in illo tempore binnen Europa een
dynamische regio was, waar bestuurlijk, technologisch en financieel veel
vernieuwing bracht, waarvan een deel aan het einde van de 16de eeuw naar de
Noordelijke Nederlanden verhuisde, met als opvallende figuur Simon Stevin. Maar
hoe men dat waarderen zal, hoe men dat in de context van toen zal situeren
vergt toch meer dan wanhopige borstklopperij. Het klopt en het blijft pijnlijk
dat men een familie Gruuthuse niet de nodige aandacht schenkt - op een
tentoonstelling in het paleis na over het Egidius-handschrift - terwijl in
andere landen de eigen geschiedenis en de eigen actuele geschiedschrijving in
de brede media wel hun plaats kregen en krijgen. Vlaanderen, een aantal stemmen
die denken namens Vlaanderen te spreken, klopt zich graag op de borst en doet
weinig om het werk van historici te ondersteunen, wegens niet relevant voor
deze tijd. Tegelijk is het een ondernemer die erin slaagt een tentoonstelling
op te zetten rond dat roemrijke verleden. Maar een weliswaar bescheiden doch
goed geschreven bijdrage als "Vreemde Ogen. Een kijk
op de Nederlanden 1400 -1600" van Joey de Keyser kreeg geen aandacht.
Dat is het klimaat waar we in leven. Ik heb niets tegen Fernand Huts, wel denk
ik dat onze mediamensen, journalisten, programmamakers best wat meer
zelfkritische aansturing mogen aan de dag leggen. Jawel, je kan niet elk boek
aan de kijker, lezer slijten, wel moet men toch proberen een goede mix te
presenteren en vooral niet blijven haken aan enkele grote namen, zoals die man
die boeken over Napoleon schreef en zich maar niet lijkt te kunnen afvragen hoe
het er tegelijkertijd in Berlijn of aan de Memel aan toeging.
Het verwijt van
zelfverheerlijking en zelfvoldaanheid in Vlaanderen geldt dus niet iedereen,
zeker niet, maar wel een aantal mensen die maar hun mond hoeven open te trekken
of de media vallen net niet in zwijm. Er is een vreemde mengeling ontstaan van
blijvende kritiek ten aanzien van de domme Vlamingen, die niet weten hoe ze
zich moeten voeden, kleden, drinken en zelfs de gemiddelde seksuele prestaties
zouden nergens op lijken, maar tegelijk worden we geacht mee te juichen met de
successen van Tom Lanoye, H. Brusselmans, Marc Reynebeau en Hemmerechts,
terwijl anderen, die minstens even interessante bijdragen leveren, met groot
gemak vergeten worden.
Oh ja, in de sport is de
aandacht voor voetbal en wielrennen buitensporig, tenzij er al eens een uitzonderlijke
prestatie uit de mailbox rolt. Mensen die tot twintig uur per week trainen,
spreekt men erover? De club in Deinze kan nauwelijks aan de vraag voldoen. Dat
zijn prestaties die we moeten koesteren. Het dagelijkse werken aan niveau,
vanwege de clubbestuurders, de trainers en de jonge gymnasten, die soms
topsportschool lopen, of gewoon wiskunde-wiskunde volgen in het reguliere
onderwijs. En dan zijn er nog de vele muzikanten, in de klassieke muziek, maar
ook in meer populaire genres die puike prestaties leveren. Sommige zijn bekend,
andere daarentegen blijven buiten beeld. ten onrechte. De Rode Duivels? De
merchandising is puik, de merkbekendheid buiten alle verwachtingen, maar ze
leveren niet altijd wat we geacht worden te verwachten: het beste voetbal.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten