loze beloften versus eerlijke politiek
Dezer
Dagen
Een groots land
wil ik u geven
over
politici en hun diepste dromen
Onder
meer de heer Donald Trump roept het van de daken, dat hij de VS weer tot een
grote natie wil omturnen en ook de heren die zich zo voor de Brexit hebben
ingezet, hadden over een groots UK dat opnieuw de rol zou spelen van weleer
geven blijken van veel ambities. Maar hun discours trekt nergens op en miskent
de bescheiden rol van de politiek in de welvaart en vaak, zoals ook Clark
schrijft, de grote bijdragen aan rampen als oorlog en mismanagement.
De
kwestie is dus merkwaardig genoeg dat we nog altijd met een politiek discours
te maken hebben dat doet geloven dat politici het land groot maken of zich
daartoe bekwaam achten. Nu schreef ik al vaker de politieke theologie van Carl
Schmitt, die meende dat de crux van politieke macht en van soevereiniteit erin
bestaat dat wie de boel kan veranderen macht heeft, decisionisme dus. Nu klopt
het ook dat wanbeheer van de res publica vaak gelegen is aan de onmogelijkheid
tot besluiten vanwege de overheid, wat ook wel te maken heeft met complexe
regelgeving.
Een
derde kreet die we vaak genoeg horen heeft te maken met de vraag om
leiderschap, dus om het vermogen onderscheidend te beslissen, wat men van
politici naturaliter mag verwachten. Het probleem blijkt te zijn dat de
besluiteloosheid vaak te maken heeft met de wijze waarop politici zich denken
te moeten verantwoorden aan burgers, namelijk door per fas et nefas te beweren
dat het essentiële gered is en dat er ons geen rampen boven het hoofd hangen.
Van vooruitgang op een of andere manier is slechts partieel sprake, terwijl dat
ook hoofdzakelijk in behoudende zin gepresenteerd wordt.
Ook
opvallend is het dat politici en journalisten graag willen dat hun regio zich bij
de 5 of de 3 beste zou posteren en daartoe gaat men dan benchmarken. Bedrijven
kunnen zich vergelijken met concullega's, maar overheden kunnen dat
bezwaarlijk. Het onderwijsdebat laat zien dat benchmarken vaak neerkomt op een
heel beperkte kijk en zonder oog voor context georganiseerd wordt. Dat
leerlingen hier het onderwijs verlaten zonder diploma zou een smet op ons
onderwijs vormen, maar misschien is het wel eerlijker, want iemand een
papiertje geven zonder dat er verdienste tegenover staat, schaadt de leerlingen
die wel verdienste hebben.
Maar
het punt is natuurlijk dat we van een democratische rechtstaat veel mogen
verwachten, maar niet dat ze utopisch zou zijn of volkomen aan onze maatstaven
zou beantwoorden. Dat laatste is voor velen een steen des aanstoots, maar eigen
van een democratie, als het goed is, blijft dat niemand de eigen absolute wil
kan opleggen, al zijn er legio politici, zoals een Tony Blair die graag lieten
uitschijnen hoe groot zij wel niet zijn en hoe groot de weldaden wel niet
blijken voor de samenleving. John Williams heeft in zijn biografische roman
over keizer Augustus laten zien hoe die door scha en schande leerde niet te
veel zijn wil op te leggen of de samenleving te willen veranderen, want als het
goed is, verandert die natuurlijk altijd, demografisch, economisch, sociaal...
Wat wel van node blijkt is de aandacht voor de handhaving van de wet en dus een
behoorlijke rechtsbedeling.
Ons
betoog wil geen afzijdige staat voor ogen toveren, maar wel dat politici,
regeringsleden en parlementsleden wel degelijk plannen kunnen presenteren, best
goed onderzoeken waar er problemen zijn, maar ook, zeer zeker, moeten aangeven
waar de regering moet remediëren, niet zozeer aan symptomen, wel aan de
oorzaken. Maar men moet de symptomen wel zien om problemen te detecteren. In
welke mate kan men mensen in armoede bijstaan, om aan hun situatie te
ontworstelen? Dat valt niet in het parlement te bedisselen, dat zijn mensen in
ocmw's en andere bijstandsinstellingen. Maar soms is er aan die armoede niet
veel te veranderen en dan past wellicht eerder mededogen.
We
leven in een samenleving die voortdurend onder de microscoop ligt en waar de
kleinste afwijkingen - van welke norm? - onmiddellijk voor discussies zorgen
die dagenlang duren. Er is een verschil tussen de discussie over de
contingentering van artsen in het Franstalig België en Nederlandstalig België
of de vraag hoe we meer jongeren voor het vak van ingenieur warm kunnen maken
enerzijds en de kwestie of leerlingen al dan niet mogen zittenblijven. Dat
laatste heeft te maken met een idealistisch concept van gelijkheid, waarbij
iedereen aan het einde van de leerplicht gelijk aankomt en gelijke papieren
meekrijgt. Het debat over de contingentering van de artsen heeft te maken met
een kwestie van een beleid dat in beide landsdelen gelijk op hoort te gaan en
dus geen oneerlijke kansen schept voor deze of gene. Maar het blijft dan zo dat
de studenten ook wel moeten slagen.
De
samenleving veranderen en verbeteren, het heet een drijfveer voor politici te
zijn, waarbij we de heiligste onrechtvaardigheid over de gebrekkige en
rommelige samenleving niet over het hoofd mogen zien. Kortom, we leven niet in
de beste der mogelijke werelden; volgens sommigen heeft het geen zin daarover
te spreken want we zouden noch min noch meer in de diepste krochten van de
middeleeuwen verblijven. Overdreven moet dat wel heten, een blijk van gebrek
aan historisch inzicht is het ook. Onze samenleving evolueerde sinds WO II
ongemeen snel, maar ook diepgaand en de kwaliteit van leven nam navenant toe,
waarbij we soms wel voor de vraag komen te staan die madame de Pompadour
beantwoordde: Après nous le déluge. Toch zien we dat ook het voorzorgsprincipe
voor stagnatie lijkt te zorgen, vooral in de biotechnologie. Voorkomen is beter
dan genezing? Soms wel, maar maatschappelijk merkt men vaker dat wat een
probleem lijkt een verandering ten goede kan blijken.
De
gedachte dat men via regelgeving de samenleving kan veranderen, ook tegen de
zin in van burgers blijft in het politieke debat aan de orde, waarbij men vaak
genoeg hoort dat die burgers het allemaal niet snappen. Afgaande op het
referendum in het UK, maar ook in Nederland zou men die bedenking moeten
onderschrijven dat het gepeupel
misleid wil worden, waarbij men wist op het gewicht van de manipulatie. Mensen
kunnen niet altijd doorzien of respectabele mensen ook eerbare bedoelingen
hebben dan wel de kluit wensen te belazeren. Natuurlijk mogen politici burgers
proberen te overtuigen, dat vormt de kern van het democratische debat. De vraag
is evenwel of men zomaar alle uitspraken voor lief mag en moet nemen. Men merkt
de afgelopen tijd dat bepaalde inzichten gemakshalve als rechts worden
weggezet, zoals in verband met de opbouw van de sociale zekerheid, het
onderwijs, internationale politiek, maar nergens wordt aangegeven waarom dit
rechts zou heten en waarom het a priori slecht zou zijn. Dat kan het geval
zijn, maar het kan ook zijn dat enkele inzichten van links wel problematisch
moeten heten.
Omdat
utopisme zowel op links als op rechts bestaat en zich vaak gelijkaardig
uitdrukt, moet men wel veronderstellen dat het om meer gaat dan dat de extremen
elkaar raken, wel dat Linkse en Rechtse utopisten een voorgekookte ideale
samenleving in de aanbieding hebben en dat tegelijk aangenaam moet klinken, zal
men hen in sociale zaken verre van neoliberaal kunnen noemen, terwijl
neoliberalisme zelf ook weer een utopische benadering moet heten.
Het
gaat niet om de inzichten, denk ik, met in gedachten verwijlend bij Helmut
Schmidt of Ruud Lubbers, waarbij men wel kritiek kan hebben, maar dat zij zowel
besluitvaardig zijn gebleken, zonder daarbij de opponenten te smoren - in de
begintijd toch. Want het psychologische profiel van politici aan de top laat
vaak zien dat zij inderdaad, gesteund door hun omgeving de gedachte omhelzen dat
niemand beter weet dan zij. Leiderschap tonen is nog niet hetzelfde als in de
mogelijkheid verkeren de neuzen dezelfde richting uit te laten wezen. Afgaande
op de geschiedenis sinds 1948 zien we dat er regelmatig politici zijn gekomen
die ondanks alle weerstand en tegenstand die een eigen inzicht over de toekomst
koesterden en daar dan maar mee aan de slag gingen. Konrad Adenauer, De Gaulle
en wellicht Achiel Van Acker kan men in dit rijtje opnemen. Iemand als Michel
Rocard, ook socialist zoals Van Acker heeft in een latere tijd ook die paden
willen bewandelen maar botste op een absolute machiavellist, François Mitterand,
die anderen het veld instuurde om hem, Rocard politiek te liquideren.
De
afgelopen decennia mocht ik met politici als Hugo Schiltz en Chris
Vandenbroecke kennis maken en regelmatig met hen van gedachten wisselen over
het politieke en hoe politiek te bedrijven. Ook kwam ik Geert Bourgeois tegen
en deze politici droegen en dragen een cultuur mee die hen verhindert doldwaze
uitspraken te doen en toch als politicus slagvaardig te zijn. De toenmalige
vice-premier Hugo Schiltz had zich een indrukwekkende cultuur eigen gemaakt,
maar in vele discussies en in zijn stukjes in Vlaanderen Morgen kwam hij
regelmatig terug op de basisvraag: wat moet de overheid doen en moeten politici
mensen geluk beloven? Vooral die vraag is de afgelopen jaren vaak impliciet met
een volmondig ja beantwoord, onder meer inzake het onderwjsbeleid, waar men mensen
trauma's wil besparen - negatief - en tevens beweert ook nog eens te laten
schitteren - positief - wat men niet kan hard maken, want hoe zouden mensen die
nooit weerstand moeten overwinnen succes halen.
Het
politieke bedrijf moet mensen geen geluk beloven, noch door alle mogelijk
hinderpalen voor wet en orde weg te nemen - maar intussen niet aan de wapenwet
willen tornen - noch door de staat de zorg voor het nationaal geluksproduct te
laten opnemen. Geluk is nu eenmaal persoonlijk, soms banaal en dan weer
overweldigend. Er is ook nog een verschil tussen geluk ervaren en begrijpen,
accepteren dat men het wel getroffen heeft en zich daar verheugd over tonen.
Men schrijft wel eens dat we ons van ons geluk niet bewust zijn, dat wij -
allemaal - verwend zijn en ons niet bewust van de zegeningen steeds weer
sikkeneurig tonen. Lusteloos en chagrijnig, blasé zijn we dan weinig
ontvankelijk voor wat de politiek wel kan bewerkstelligen.
Aan
het einde van de rit, denk ik, zal men dus opnieuw de verhouding van de
overheid tot de burgers moeten herdefiniëren, maar dat lukt dezer dagen niet zo
goed, omdat we wie het ene beweert, de burger moet op eigen poten staan niet
meer over tussenkomsten van de staat kan spreken en omgekeerd. Overigens is het
met die individuele autonomie dezer dagen nogal wankel gesteld: als we willen
sterven, mogen we autonoom beslissen, maar als we goed willen leven, dan zal
die overheid ons met wortel en stok de goede kant opsturen: minder suiker en
meer groenten. Dwanggedachten over gezondheid? over mobiliteit? infrastructuur?
Het politieke debat laat geen partij toe een halfslachtige houding aan te
nemen, te erkennen dat er geen goede oplossing is of toch geen oplossing waar
iedereen tevreden om kan zijn, al was het maar omdat velen er geen weet van
hebben, zoals bij de zorg voor mensen met een beperking.
Iedereen
zegt dat CETA en TTIP er niet moeten komen, omdat mensen bang zijn voor de
verdere intensivering van de globalisatie, die onze economie veel heeft gebracht,
maar ook onzekerheid en jobverlies in klassieke sectoren, terwijl CETA en TTIP
wel bedoeld waren om de economische ruimte in een veranderende wereld te
vergroten. Alleen, men is gaan de focus gaan leggen op de mogelijkheid van
bedrijven om tegen een lidstaat van de EU beroep aan te tekenen als die door
nieuwe regelgeving bepaalde investeringen in het gedrang zou brengen. Overigens
staan burgers in Canada en de VSA er ook niet voor te springen. Overigens
dringt dan de vraag op of het UK er ook deel aan zou hebben en verdragspartij
worden?
Wat
we mogen verwachten van de politiek en politici m/v is veel en schept ruimte en
mogelijk voor elk van ons om goed te leven. Tegelijk kan die overheid dat niet
zonder een grond van legitimiteit maar dienen we, via de volksvertegenwoordiging
regelmatig te onderzoeken of de wetgeving nog wel de vooropgestelde doelen
bereikt en hoe men dat kan verbeteren. Maar moeten we voor onze samenleving dan
niet gaan voor een totale hervorming? Dat is de taal van utopisten, terwijl we
eerder met Rudiger Safranski de gedachte koesteren dat een stevig realisme,
grote zin voor realiteit met een flinke scheut idealisme het beste de
samenleving kan dienen. Realisme houdt bijvoorbeeld in dat we mensen, volwassen
mensen niet zomaar willen verbeteren, wel hen - onszelf - de kans geven inzicht
te verwerven. Maar of elk inzicht onmiddellijk moet leiden tot handelen, valt
nog te bezien. Realisme impliceert ook dat we de autonomie van burgers voorop
stellen, ook al handelen ze naar ons inzicht fout. Maar dan moet niemand razen
noch vloeken, maar proberen hen te overtuigen van hun vergissing. Liefst niet
met al even gemanipuleerde elementen en argumenten. Voor een eerlijke politiek?
Jawel, maar dat kan vooral een wel overwogen en bedachtzame politieke cultuur
zijn die geen overvloed aan wetten genereert. Juist, ook dat is weer voer voor
debat.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten