Racisme aanpakken
Dezer
Dagen
Alledaags en ranzig racisme
Leven in tijden van globalisering en ICT
Ook
ik heb de les wel geleerd, denk ik en zal dus niet zo gauw menen dat de
moderniteit aan alles de schuld heeft, aan de ellende en misère dezer dagen,
want die is er niet of toch niet zo evident eenduidig. De Verlichting noch Mei
'68 hebben alleen maar wrange, bittere vruchten gebracht en de Holocaust zien
als gevolg van de Verlichting, klopt niet geheel, helemaal niet zelfs, maar ook
de contestanten van de jaren '60, zondagskinderen als ze waren, hebben veel gebracht,
mooie en goede dingen, een vorm van emancipatie die tot dan niet altijd diep
doordrong in de samenleving. Historisch blijkt het ofwel heel eenvoudig
lijntjes te trekken tussen fenomenen op een tijdlijn en oorzaak en gevolg aan
te geven, maar wel overwogen historisch denken laat die eenduidigheid, dat
simplisme niet toe. Dan wordt het alles wat moeilijker. Hoe het vermeend
virulente racisme dezer dagen, bij Pegida en andere groepen die van racisme of
beter van de bescherming van het avondland hun bestaansreden maken, geduid
wordt, maakt het debat wel interessant, want men kan menen dat racisme moreel
fout is, men kan zelfs van zichzelf niet verwachten dat er nooit een onvertogen
woord over de lippen zal rollen, of men mensen van hun strijd voor het
Avondland zal afbrengen blijft onzeker.
Claude
Lévi-Strauss droeg in 1952 bij aan een debat over de vraag over de betekenis
van racisme in de recente geschiedenis, die van het Nazisme en de Endlösung.
Zijn kritiek gaat uit naar het sociaal-darwinisme van Gobineau, waarbij men er
uiteraard niet aan voorbij kan dat Frankrijk ook een ranzige episode heeft
gekend, de affaire Dreyfus, over een kapitein in het Franse Leger die als spion
werd ontmaskerd, terwijl anderen wellicht voor de overdracht hadden gezorgd.
Maar Frankrijk is ook het land van Ernest Lavisse die dan wel ook in Pruisen
geschiedenis was gaan studeren, maar terug in Frankrijk veel verder ging in het
stroomlijnen van de geschiedschrijving ten behoeve van een Frans nationalisme,
dat nog dieper groef en bloeide dan het chauvinisme dat we vandaag kennen.
Wat
opvalt voor wie zich over het fenomeen racisme buigt is dat er in Europa, sinds
de poging van Bartolemeo de las Casas de Indianen als mensen te laten erkennen
- ten koste van negerslaven uit Afrika - is dat men in Europa zowel vormen van
fascinatie voor mensen in de diepe binnenlanden van de gekoloniseerde landen
kan vaststellen als een onmiskenbare minachting voor die mensen die per toeval
of door toedoen van autoriteiten in Europa terecht kwamen. De kolonisatie voor
1820 was er een van vooral handelsposten, maar tijdens de negentiende eeuw
groeiden meer intense vormen van exploitatie van overzeese gebiedsdelen,
waarbij de Engelsen verschillende vormen van bestuur kozen, direct beheer of
bestuur op afstand. In India kwamen de twee overigens samen en werd de
feitelijke macht wel bij de eigen administratie gelegd, maar bestuurde men ook
via lokale potentaten. In andere gebieden werden de oorspronkelijke bewoners
wegens "onbruikbaar" terzijde geschoven, soms domweg uitgemoord. In
Zuid-Afrika vochten de Britten eerst en vooral tegen de blanke boeren, maar ook
zij kregen een behandeling die van superioriteitsgevoelens opgetrokken was.
Intussen
ontwikkelde Europa zich, economisch, industrieel en als er oorlogen werden
uitgevochten, dan vooral buiten Europa of aan de randen, zoals de
Krim-oorlogen. Net als China kreeg ook het Ottomaanse rijk een bizarre mix van
landjepik, waardering en minachting te verduren, maar ook de bereidheid onder
het mom van hoffelijkheid samen te werken: Britten, Fransen en Duitsers zochten
met de Gouden Hoorn intens contact en dat met wisselend succes. Intussen
ontwikkelde Europa zich tot een gebied waar burgers niet langer ondergeschikt
waren aan hoge adel, koningen en despotisme, maar ook zorgde de demografische
boom van de negentiende eeuw ervoor dat de industriële revolutie niet enkel
voor welvaart zorgde maar ook voor mensen die aan de rand bleven hangen, van
het platteland naar steden migreerden en geleidelijk onttakelden de oude vormen
van lokale solidariteit, wederzijds vertrouwen en sociale controle, wat een
gevoel van onbeduidendheid met zich bracht. De liberalen in de meeste Europese
natiestaten in opbouw zorgden voor monumenten en lieux de mémoire, waar mensen
zich dan toch mee konden identificeren. Men probeerde de anonimiteit van
individuen te ondervangen en hen een baken te geven, een vaderland om voor te
sterven. Voor sommige commentatoren lijkt het erop dat dit liberale project van
de natiestaat al snel beklonken was, kant en klaar ter wereld kwam, maar het
nam toch zowat de hele negentiende eeuw in beslag, waarbij de toenemende
alfabetisering voor een hefboom zorgde. In Frankrijk zocht men de oude remedie
in een nieuw kleedje te stoppen: de kerk en de Paus waren bron van ergernis en
hinderpalen voor een waar Frans Nationalisme, zodat onder meer protestantse
intellectuelen de "laïcité" als programma opzetten, waarbij zowel de
bezittingen van de kerk en de vergoedingen voor bedienaren onder vuur kwamen te
liggen en waar de school helemaal in handen van de staat kwam, behalve een
klein kransje katholieke en protestantse onderwijsinstellingen. Dat laatste was
niet geheel logisch, maar was vooral een kwestie van enkele locaties waar de
Hugenoten nog vrij samenhangend leefden.
De
negentiende eeuw zorgde derhalve voor grote vergezichten, voor grote kansen,
maar ook voor ontwrichting van de samenleving, waarin bijvoorbeeld de kwestie
van de joodse of katholieke bevolking van staatswege opgelost werd door
vervolging. Maar zoals Bismarck moest erkennen, Joodse mensen kan men nog
aanpakken, grote groepen katholieken niet, waardoor hij dus de Kulturkampf
verloor. Hoe of Bismarck bijdroeg aan een al bestaand besef dat men
"Fremdkörper" in de samenleving niet te veel ruimte moet geven,
waarbij germanisering van de Poolstalige gebiedsdelen in het vorstendom Posen
op de agenda bleef staan en het Keizerrijk zowel vormen van nationalisme zag
opkomen bij studenten als bij anderen, zoals de gebroeders Heinrich en Thomas
Mann, die rond 1890 enige tijd voor een nationalistisch tijdschrift werkten
maar er vervolgens mee braken. Dirk Rochtus beschrijft ook hoe in Duitsland
tegen 1914 in zekere kringen, de Bürgschaften een virulent nationalisme in de
geesten verankerd was geraakt. De familie Wagner - zelf nochtans revolutionair
in 1848 - en Houston Stewart Chamberlain zouden mee aan dat Duitse Nationalisme
timmeren.
Ook
de familie Klamroth, levende gedurende generaties in Halberstadt, die werkelijk
het wonder van de Industriële revolutie had meegemaakt en mee hadden mogelijk
gemaakt, contacten hadden tot in Londen en Venezuela toe, zouden het Duitse
nationalisme omhelzen, tot 20 juli 1944 - al valt over de aanslag op Hitler wel
meer te vertellen.
Dit
alles brengt mij ertoe dat in Europa op allerlei manieren een klimaat ontstond
dat zowel een grote openheid en fascinatie voor de wereld mogelijk maakte als
vormen van vehement nationalisme opzweepte. Hier zit wel de crux, want dat
nationalisme werd verbonden aan de notie ras. Zelfs in dit land, België, zien
we dat een volk ineens ook een ras vormde, want men sprak van het Vlaamse Ras
en van het Waalse Ras, maar er zat ook iets ambigues in, want men kon dat wel
overstijgen, namelijk door Belg te worden. Maar met de rassenleer van Gobineau
had dat niet zo heel veel te maken al kwam men er wel toe in Europa zoiets te
distileren als een rangorde van succesvolle en andere rassen binnen Europa dus,
binnen de Blanke Stam.
Claude
Lévi-Strauss was hier zeer wel van op de hoogte, begreep ook hoe joodse mensen
en groepen in die onderscheiden samenlevingen hun eigen plaats hadden, maar
heeft wellicht ook goed begrepen dat bijvoorbeeld in het Oostenrijks-Hongaarse
rijk de Joden de grootste voorvechters waren van Nationale eenheid werden, over
de verschillende volkeren heen, terwijl in 1900 een Duitstalige antisemiet
burgemeester werd van Wenen omdat de Duitstaligen in het rijk en zeker in Wenen
zich tot een verdrukte minderheid gereduceerd zagen. Het thema was een
politieke issue geworden en zou dat blijven.
Men
heeft na WO II verdienstelijke pogingen gedaan dat spook dat het racisme is,
goed onder druk te houden, maar veranderende omstandigheden, de immigratie van
gastarbeiders uit Anatolië en de Magreb hebben de zenuwen in de samenleving
opnieuw gevoelig gemaakt voor racisme en vreemdelingenhaat. Betreurenswaardig
wellicht, maar men heeft die gevoeligheid altijd als sociaal onwenselijk
afgewezen. Meer nog, we weten dat veertig jaar geleden jonge knapen, jonge
meisjes bijgebracht werd dat ze die gastarbeiders dienden te respecteren, dat
die mensen hier kwamen om te werken en ook mensen waren, geen machines. In een
klas, een school waar kinderen zaten uit de kringen van de textielbaronnen, in
een tijd waarin pas duidelijk begon te worden dat de emancipatie van de
arbeiders en hun "embourgeoisement" een nieuwe samenleving vormde,
terwijl Paul en John het nog hadden over de working class hero, wat ze zelf
niet echt waren, moet dat voor mensen van toen wel een schokkende ervaring
geweest zijn.
Nationalisme
kan tot racisme leiden, laten we daar niet omheen draaien, maar zoals J.A.A.
Van Doorn beschreef, heeft het socialisme niet altijd een gelukkige hand gehad
in het temperen van de gevoelens van de arbeidersklasse of zelfs maar te peilen
waar het heen ging met die arbeiders die relatief succesvol werden. Voor 1933
ergerden arbeiders zich aan het axioma van de "Vaterlandlose Gesellen",
in de beweging zelf positief geduid als de Internationale van de arbeiders,
maar toch, die arbeiders vonden dat maar niets, zeker na WO I niet meer. Ook
het gedoe rond de arbeidsvreugde en beroepstrots, waar Hendrik de Man oog voor
had, wees men nogal stilzwijgend af arbeiders waren proletariërs en werden
uitgebuit, van arbeidsvreugde kon geen sprake zijn. Het contact tussen partij,
beweging en de arbeiders raakte verbroken en na WO II zou de SPD er beter in
slagen de intenties van de achterban te begrijpen - zonder er daarom per se aan
te toe geven. Maar in de Vergangenheitsbewältigung ontstond wel het bewustzijn
dat ook de vooroorlogse partij mee kansen had laten liggen, uit ideologische
koppigheid, maar ook vanwege een operationele blinde vlek.
Natuurlijk
zal men het racisme zoals het recent weer tot uiting kwam, aanpakken, maar tot
nog toe, bijvoorbeeld tussen 1991 en 2004 heeft het Vlaams Belang daar weinig
last van gehad, want bij de laatste succesvolle verkiezingen vormde de partij
nog de grootste fractie. Er was een bijzonder discours voor nodig vanwege N-VA
en Bart De Wever om de partij terug te dringen, maar opiniepeilingen dezer
dagen laten vermoeden dat de partij die aan de macht deelneemt wel een paar
mandaten zal moeten inleveren. Een echte evaluatie komt er niet, maar politieke
commentatoren menen nu dat N-VA en Vlaams Belang communicerende vaten zouden
zijn, wat het makkelijker maakt te mekkeren over de verantwoordelijkheid van
N-VA inzake racisme dezer dagen, terwijl er in de partij wel enkele figuren
zijn, zoals Zuhal Demir die net voorwerp zijn van de strijders voor de cultuur
van het Avondland.
Moeten
we racisme en racistische opmerkingen gedogen? Er keihard tegenaan gaan met
morele invictieven heeft nog niet veel baat gebracht en men kan veel zeggen van
de N-VA, maar het positieve verhaal dat de partij bracht, heeft mee de kansen
enigszins gekeerd. Ico Maly valt van zijn paard wanneer ik het heb over een
positief verhaal, maar men kan moeilijk ontkennen dat de strijd van de partij
voor een onafhankelijk Vlaanderen in het discours over de samenleving juist aan
de ergernis van velen over het eenduidig positieve discours van progressieven
lucht heeft gegeven en hoop op andere benaderingen. Men kan de discussie over
de hervormingsdrift van onderwijssociologen en
-pedagogen aangrijpen als voorbeeld over hoe de partij bepaalde bakens
verzette en inderdaad een conservatieve reflex weer acceptabel en salonfähig
maakte, zonder dat de partij zelf een advocaat van de gouden vergangenheid
werd. Overigens, in ethische kwesties
bleek de partij vrij vooruitstrevend.
We
beleven boeiende tijden, ontregelende tijden ook en men zal toch opmerken dat
Vakbonden vaak om begrijpelijke redenen op hun strepen staan en op de verworven
rechten hameren. Men zal toch begrijpen dat Groen mee tegen TTIP en verdere
globaliserende handelsakkoorden in het geweer en verweer gaat, waarbij dat ook
niet bepaald progressief mag heten. Maar over de relatie met onze nieuwe
medeburgers liggen de krijtlijnen vast: of men wil ze weg - zeggen zij die
menen dat ze zonder meer alle kansen moeten krijgen, onvoorwaardelijk. Die
tweedeling doet de samenleving en vele burgers tekort, maar wie zich als
Avondlander bedreigd voelt, zal in het discours van Wilders en co best thuis
voelen, terwijl dat avondlandje in de huidige constellatie niet zoveel meer
betekent. Jawel, ook wie zich als Europeaan moreel superieur waant, zal dat
Europa verdedigen, maar wie zich door de vluchtelingenstroom bedreigd weet, zal
wel degelijk aan dat gedoe over de Aufklärung en Verlichtingswaarden weinig gelegen
laten. De weg leidt ergens anders heen dan we in 1989 hadden gehoopt, ook al
omdat de verwachtingen niet altijd op goede kennis van de omgevingsfactoren
berusttend, zoals het vredesdividend, dat nu is opgedroogd, van realisme
gespeend bleken.
Voor
politici en voor commentatoren volgt sinds 2001, maar vooral sinds 2008, toen
een andere uiting van de globalisering, van het financieel kapitalisme met een
dreun op ons neerkwam, bleek het bijna onmogelijk die ene zin uit te spreken:
je vous ai compris. Meer nog, politici zouden de empathie kunnen opbrengen zij
die dwalen - blijk geven van enig racisme - een begrijpende blik te geven,
zonder hen daarom gelijk te geven. Men zou toch wel eens kunnen nagaan wat
bepaalde straffe programma's aan schade hebben veroorzaakt, zoals de grote
pleidooien voor meer Europa, waar Guy Verhofstadt graag mee uitpakt. Overkill
kills, denk ik dan. Bij het bestrijden van racisme en het bejegenen van mensen
die er zich aan laven, zal men dus best voor ogen houden dat die mensen een
visie hanteren die weinig toekomst heeft, maar waar gretig uit wordt geput
omdat ze zo goed de eigen angst en onzekerheid vertolkt en verzacht, niet zo
gauw van visie zullen veranderen. Racisme schaadt het goede samenleven, maar
men kan het niet zomaar counteren. Moeten we dan lijdzaam dat gevaar ondergaan?
Geen denken aan, maar toch, uit de schok van de ideeën komt niet alleen licht
of altijd licht te voorschijn.
Al
te zachtzinnig moet men leidinggevende figuren die racisme aanwakkeren nu ook
niet bejegenen, maar hen helemaal uit het debat weren - een debat dat vaak op
een opeenvolging van monologen lijkt - want dat zet ook geen zoden aan de dijk.
Onverdoofd slachten? Dierenleed voorkomen voor de een, de moslims en joden een
hak zetten voor anderen, de godsdienstvrijheid op de tocht zetten voor
betrokkenen en, merkwaardig genoeg, ook een wapen in de strijd tegen
islamiseren. Maar laten we wel wezen, bepaalde godsdienstige voorschriften,
zoals de vrouwenbesnijdenis en zelfs het dragen van een hoofddoek, zijn binnen
de islam ook wel eens voorwerp van controverse en nu vooral een dam tegen de
modernisering van moslima's.
Racisme
tot slot verschoof wat de betekenis aangaat, waarbij men er de afkeer,
afwijzing en haat ten aanzien van anderen die ons, de autochtone meerderheid
zouden verdringen uit behield, maar het puur raciale blijkt steeds moeilijker
te handhaven. Het gevolg is dat afkeer en afwijzing zich richten op een
almagaam van facetten, die het eigene van het andere onderscheiden. Wie dat vat
van ressentimenten kan aanspreken, zal wellicht gehoor krijgen, maar te
bemerken valt dat het moeilijk blijkt te blijven scoren - ook Wilders kende
electoraal ups and downs, ook al omdat zijn "politiek personeel" niet
altijd even goed ingewijd was. Wilders is dan ook een merk op zich geworden,
dat mensen aanspreekt, maar die ook niet dulden dat hij salonfähig zal worden.
Want behalve een afkeer voor vreemdelingen,
hebben velen ook een afkeer voor bestuurlijke elites, zonder dat ze dan
kunnen voorstellen wie het schip van staat moet leiden.
Racisme
was dus een antwoord op een dramatische verandering in de samenleving en ook nu
weer zou men dat zo kunnen overzien. Niet iedereen die vraagtekens plaatst bij
TTIP of bij de globalisering, bij de aankomende robotisering van de industrie
en de samenleving, zal zich racistisch opstellen, niet iedereen die voor
bescherming van de eigen arbeidsmarkt is, mag men links noemen, niet iedereen
die... de moderniteit wel wil voor eigen comfort maar niet als het onbehagelijk
wordt, heeft politieke antwoorden, maar het soms heftige racisme kan men
moeilijk los van de maatschappelijke evoluties beschermen. Vergeten we niet dat
de digitale samenleving voor de meesten onder ons een heilzame en vruchtbare
ontwikkeling is geweest voor mensen met lagere diploma's - al zal men hier echt
moeten letten op de details - vaak een uitsluiting uit de arbeidsmarkt heeft
meegebracht.
Tegelijk,
men kan mensen die dingen zien waar ze geen vat op hebben, er ongerust, soms
verschrikt op reageren, niet zomaar een stempel van domheid op het voorhoofd branden.
Of het Avondland in gevaar is, blijft nog maar de vraag, want men kan toch ook
vaststellen dat hoezeer mensen in het Midden-Oosten ook roepen dat ze het
Westen haten, afwijzen, het ook graag zouden vervoegen. Mensen vallen niet
altijd simpel te lezen. Racisme mag de sfeer niet bederven maar zomaar een
verbod opleggen, gaat de spanningen niet oplossen en wie politicus wil zijn,
betrokken burger kan niet altijd weer de gewone schuldige aanwijzen, de bange
blanke man.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten