tegen elitisme en Elitehaat
Reflectie
Elitehaat
bron of kanalisering
Trump en Wilders, zelfs
Erdogan poken het graag op, de elitehaat, maar wie behoort tot de
elite en kan in een samenleving als de onze nog wel sprake zijn van een af te
lijnen elite, die alle touwtjes in handen heeft? Mocht de tekst lang uitvallen, tja, het fenomeen valt dan ook lastig te vatten, zeker als je niet als indignado wil opereren of buiten het zwaartekrachtveld van Piketty blijft.
We
weten wel zeker wie tot de elite behoort, maar wie wij denken ertoe te behoren
zal het graag afwijzen en negeren, bewerend de veilige weg van de working class
hero te hebben bewandeld. Echter, cultuurpsychologisch blijkt het moeilijk aan
te geven wie aan de touwtjes trekt. De stap maken bij deze naar complotdenken
ligt voor de hand, maar we zullen bij voorkeur een andere weg bewandelen, die
van afkeer voor de bazen, terwijl we graag leiders en wonderen der natuur
bewonderen, zij die volgens media schijnen uit te munten op een of ander
terrein of politiek de boel aan het draaien houden.
Mag
men stellen dat de elite diffuus is, we vernemen dag na dag, telkens het over
iemand als Trump gaat, dat hij de elite in Washington aanvalt, die van
Wallstreet ook, de bankiers, brookers en opiniemakers. Risicoanalisten als
Standard & Poors? Elite? IMF? Elite. Het Pentagon? Rand Corporation die als
denktank sinds 1946 het beleid wil aansturen en daar ook wel in lukt. Maar er
moet maar een Daniel Ellsberg op de proppen komen en de hele onderneming wordt
helder en verliest aan gewicht, maar 45 jaar later blijkt ook dat alweer minder
het geval te zijn.
Washington?
Jawel, het is een wat bijzondere biotoop, maar hoe of iemand in het bijzonder
soevereine macht uitoefent, valt te zien. Het is, zoals Harry Mulisch schreef
in “De ontdekking van de Hemel” achter het scherm van de macht net zo een bende
als ervoor en wie hoopt helderheid over besluitvorming te krijgen, botst niet
alleen op het kluwen van groepen die zich met de macht inlaten, van lobbyisten
tot leden van de senaat en de crew van de West Wing, enfin de staf van
adviseurs van de president. Bekijkt men de besluitvorming in het Congres, de
grote conflicten, vaak onopgelost in Washington, dan vallen de uitvallen van de
heer Trump moeilijk te begrijpen. Misschien werkt het bestel niet naar behoren,
maar het valt moeilijk hard te maken dat een partij of gestructureerd organisme
het beleid kan sturen, hoogstens de handelingsbekwaamheid van de overheid kan
verstoren. De elite aldaar zou zich bezondigen aan potverteren en teren op het
zweet van de rednecks, wat voor de hand ligt in de mate dat de inkomsten van de
staat uit belastingen voortkomen en ondernemers als Trump liefst zo weinig
mogelijk belastingen betalen.
De
macht in een moderne staat komt niet (meer) op een transparante wijze tot
stand, altijd zijn er ook arkana imperii, de geheimen van het imperium. Het
gaat niet om dingen die ergens verstopt worden, in een soort drievoudig
verzegelde archiefkoffer, maar om het feit dat men bijvoorbeeld bij Trump nooit
een woord zal horen over de NRA, terwijl die het Congres gijzelt om ook maar
een jota toe te voegen of af te doen aan het Second Amendment. Wordt het volk
belazerd? Jazeker, maar mensen die zogenaamd namens dat volk waken over het
recht wapens te bezitten en te dragen, tot in de universiteit toe, doen het
hardste hun best.
Brexit?
Een uiting van elitehaat? Het zal wel, aangepookt door jongens die samen in Eaton
en Oxford het mooie weer maakten en behoorden tot de elite. Ik zal blijven
herhalen dat David Cameron in een moment van helderheid stelde dat men voor de
regering en de publieke administratie aan de top uit onevenredig veel mensen
uit de public schools blijft rekruteren wat enerzijds de sociale mobiliteit
stremt en toelaat de macht en machthebbers net wel zeer gemakkelijk als elitair
te wegzetten. Wie kan dan onbewogen vaststellen dat net een elitair figuur bij
uitstek, Boris Johnson de stem van het volk gaat vertolken tegen de elite in
Brussel?
In
Nederland ziet men dat er zich sinds WO II een nieuwe klasse van regenten heeft
ontwikkeld en de contestatie van Mei ‘68, Provo en actie tomaat hebben de
elitevorming alleen maar versterkt, maar de mensen die de dienst uitmaken
werden uit die contestatie gerekruteerd en konden een boeiende loopbaan maken,
terwijl ze zich blijven voorstellen als leden van de working class en hoogstens
heroes in die voege konden zijn, want
burgerlijk of elitair wilde men niet zijn. In de volgende periode was de
contestatie ver zoek, maar wie zich in die traditie plaatste kon wel op enige
aandacht rekenen. Hoe onder paars de gedachte veld won dat wie ‘conservatief’
leek op een ondoordringbaar scherm botste, enkele uitzonderingen niet te na
gesproken, blijft nog steeds verbazen. Onder meer Mia Doornaert heeft voor de
conservatieve benadering ingezet om ze niet helemaal politiek en
maatschappelijk uit te sluiten, maar doorgaans werd dat op een welwillende
glimlach onthaald. Men legde bij de discussie over Links vs. rechts,
progressief en conservatief snel de link tussen volks en elitair, maar het volk
draaide het beeld vlotjes om, ontdekte hoezeer die weldenkende progressie club
finaal zeer elitair en selectief te werk ging.
Een
partijvoorzitter komt terecht in de bestuurlijke elite, maar dat wil men niet
geweten hebben, want dan maakt men zich bij het al even moeilijk te omschrijven
volk onmogelijk. Dehaene was geen volksmens, behoorde tot de bourgeoisie in
Brugge en toch, journalisten waren hem zeer ter wille die “nederige” positie in
beeld te brengen. Dehaene behoorde, zeker na 1999 en nadat hij de Conventie ter
voorbereiding van een Europese grondwet een hoofdrol had vervuld, tot de elite.
Ook andere mensen, van Koen Wouters tot Jef Vermassen noemen zich graag volks,
buiten de elite staande, zelfs de dirigent en psychiater Philippe Herreweghe,
nochtans met 12 jaar onderwijs bij de Jezuïeten en zeer gecultiveerd dichtte
zich een jeugd in een bescheiden milieu toe. Enkel een Eddy Merckx of een Will
Tura kunnen aan die tegenspraak ontstijgen en bijzonder zijn en toch,
werkelijk, bescheiden tot het volk komen.
Tegen
die nauwelijks af te lijnen elite nu woedt een haatdiscours met als
belangrijkste gevolg dat het zicht op macht en wie macht heeft vertroebeld
wordt. Want in een democratie werd en
werkte de macht zeer diffuus, onder meer omdat de chef nooit alleen dan in naam
de chef kan zijn. Vondel beschreef in Lucifer de onrechtmatige opstand, omdat
hij, als stedehouder tegen God, de baas optrok zonder ander motief dan eigen
ambities en persoonlijk voordeel. Vondel vond wel dat er rechtmatige opstand
mogelijk is - iemand uit de Republiek zal het moeilijk anders hebben kunnen
bedenken - maar was zelf wel lid van de bestuurlijke elite in die Republiek,
tot zijn overgang naar de RKK zelfs van de Muiderkring rond P.C Hooft.
Anderzijds brengt hij nog een andere suggestie: de strijd tussen Voethius en
zijn strenge observatoren van de juiste lijn, een soort religieuze politie en
rechtbank, ging uiteraard tegen mensen als Adriaan Koerbagh, maar vooral tegen
de handelselite in Amsterdam. Voethius is niet de eerste, maar tijdens het
eerste stadhouderloze tijdperk, waar Johan de Witt de Ware Vrijheid vorm gaf,
was de positie van de dominee met stille steun van Willem III en diens omgeving
er een van scherpe oppositie. liet al zien hoezeer de elite zelf alles behalve
eenvormig was.
In
het Pruisen van Hardenberg enerzijds, dat van Bismarck anderzijds zien we hoe
elitevorming niet altijd progressief of ipso facto conservatief handelen zou.
Ook in Frankrijk, waar een elite rond 1900 ijverde voor de scheiding van kerk
en staat en het monopolie van de kerk in het onderwijs wilde doorbreken, riep
dat hevige reacties op, binnen het parlement en in de samenleving. De
voorlopers en promotoren van die scheiding waren hugenoten, nazaten van de
protesten die in Frankrijk in de zestiende en zeventiende eeuw de strijd
aangingen tegen de katholieken en de vorsten; Henri IV was het dan geen moeite
om zijn protestantse kerk te verlaten omdat Parijs wel een mis waard is.
Beide
bewegingen, wie voor de scheiding ijverde en zij die voor het status quo waren,
zouden elkaar op andere terreinen treffen, al blijkt bij nader toezien dat
sommige breuklijnen elkaar doorsneden, zodat het niet duidelijk was wie waar
stond. De moeilijkheid is niet dat iemand progressief of conservatief is, maar,
zoals Philipp Blom opmerkt in zijn schets van de “Bel Epoque” - De
duizelingwekkende jaren - blijken mensen op het ene terrein behoorlijk
voortvarend bij te dragen aan de
vooruitgang van wetenschappen, technologie, kwaliteit van leven, op andere
terreinen dan weer conservatief uit de hoek te komen. Vooral bij de elites kan
men er niet onderuit dat hun positie niet altijd even helder te duiden valt.
Het
voorwerp van elitehaat blijft dus altijd vaag en diffuus en dat betekent ook
dat wie er mensen toe aanzet in feite mensen de kans ontneemt er zich
rekenschap van te geven dat iemand die een zekere macht of gezag heeft ook voor
hen goed kan doen en dat vaak ook weet te realiseren.
Elitehaat
is even diffuus als xenofobie, maar in een samenleving hebben we nu eenmaal een
verdeling van formele macht en ook is er weer dat fenomeen van informele macht,
waar we niet graag over spreken. Toch proberen populisten als Trump of Wilders
graag uitpakken met boodschappen over de elites in Washington, respectievelijk
Brussel die niet de belangen van klein Pierke ter harte zouden nemen, terwijl
het bestel toch - als men de kleine kwestietjes en grote discussies in
overweging neemt, wel behoorlijk blijkt te functioneren. Het kan des
gemakkelijker, lichtvaardiger omdat men nog weinig moeite doet om instellingen
uit te leggen aan mensen. Wie beslist in de VS over een wet? De doctrine van de
Checs and Balances leert dat de president het congres kan vetoën, maar ook dat
het congres besluiten van de president ongedaan kan maken. De enige
mogelijkheid om tot slagvaardig beleid te komen, betekent samenwerking of
minstens open debat over hangende kwesties, zoals de shootings door burgers
tegen burgers als gevolg van een eenzijdige en irrelevante interpretatie van
een grondwetsartikel, c.q. het Tweede amendement, door een lobby, de NRA.
In
de VSA, Canada, Australië en Europa ziet men dat macht en vooral staatsmacht
diffuus werkt, maar dat kwesties die met veel gedruis behandeld worden, in de
praktijk het leven van alledag niet zo raken als men wil aannemen. Ook wordt de
soep doorgaans niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend; in de VSA valt wel
op dat sinds twintig jaar de bereidheid van de GOP, de Republikeinen om tot
werkbare en vruchtbare besluitvorming te komen, zeer is afgenomen en het
conflictmodel stevig zich stevig heeft genesteld in de politieke zeden. Anders
dan heer Trump wil doen geloven zingt hij in dat koor van lobbyisten graag zijn
deuntje mee.
Elitehaat
is niet enkel zonder voorwerp, het kiemt op een bedje van ressentiment en
blijkt doorgaans daar te woekeren waar machteloosheid op het niveau van
persoonlijke levens niet door een enkeling ervaren wordt. Het komt dus vaak
voort uit de beleving van machteloosheid vanwege mensen die hun eigen leven
niet in handen kunnen nemen, om meerdere redenen, die zich vaak laten resumeren
tot onwetendheid, maar wellicht is dat niet de hoofdzaak. Want op het terrein
waar mensen met allerlei administraties te maken krijgen zal men merken dat de
onvrede veel minder diep zit, dan uitspraken over de (bestuurlijke) elites
laten vermoeden. Overigens merken onderzoekers graag op dat wij "het"
niet weten, terwijl er niet altijd inspanningen gedaan worden om bepaalde
procedures onder de aandacht te brengen. A qui la faute?
Hoe
kan men het gedoe dat zich uitdrukt als elitehaat evalueren in de actuele
politieke constellatie? want dat is wat men toch begrijpen zal: massale onvrede
ten aanzien van het bestel kan veel op de helling zetten. Van links tot rechts
zijn er die de hele samenleving op z’n kop willen zetten, maar dat levert
doorgaans hoogstens een wisseling van politiek personeel op, soms ook van
magistraten, militaire chefs en rectoren van de universiteiten, maar als het
diepgaander is, ondergraaft het wellicht ook het vertrouwen in het bestel,
zoals tijdens het Interbellum te zien is geweest. Kan men nog met overtuiging
betoging dat deze, onze wereld helemaal veranderen moet? Men kan het zich vaak
niet inbeelden en doorgaans wil men niet alles veranderen.
Nu
pas ik voor een eenduidige benadering, zeker op een Europese schaal, want wie
wat dieper op de zaak ingaat, zal merken dat zowel extreem Links als extreem
rechts de samenleving op helling zetten en elkaar in afwachting in de straten
van Berlijn, Hamburg of Keulen naar het leven stonden. De elite was de kop van
jut, maar uit wat na januari 1933 is gebleken in Duitsland, namelijk het verdomd lastig was die uit te schakelen,
want een enkele generaal, een paar directeuren van gymnasia en nog wat groepjes
zouden zich verzet hebben, maar in de praktijk hebben we slechts een beperkt
zicht op die eerste periode. Feit is dat de NSDAP, Hitler op kop wel zeker de
steun van de industriële elite zocht en kreeg, Berta Krupp in de voorste
gelederen, maar dat tegelijk de slachtoffers van de recessies tussen 1919 en
1933 in wezen niet meer wisten waar ze heil vandaan konden zien komen. Het
geval van de Entartete Kunst? Publiek veroordelen, in het geniep proberen de
grootste werken zelf te verwerven, zowel Hitler, Göring als Goebbels, ze lagen
op de loer, maar hun uitspraken lieten er geen twijfel over bestaan, die kunst
van Klimt en Kandinski was verdorven, mocht zelfs geen kunst heten en dus moest
Marcel Duchamp eraan geloven, net als die anderen, op een Le Corbusier na. Nu
zijn ze en vogue, meer nog, zelfs sommige kunstenaars die vervolgd werden,
dachten in gemoede dat Hitler de boel zou opkuisen, de lucht zou uitklaren.
Elitehaat
promoten roept vragen over de betrokkenen uit, maar het is altijd een handige
manier gebleken om een politieke strijd op leven en dood te voeren om zelf alle
macht helder en klaar in handen te krijgen. Stalin was de onbetwiste leider,
maar de stoomketel waarop de SU functioneerde, de communistische partij was een
kluwen van belangen. Mensen willen zich onderscheiden, macht laten blijken of
juist doen alsof er iets valt te representeren. De haat tegen deze lui in de SU
was welbekend, maar ruimte voor een breed gedragen opstand was er niet en de hulp kwam van bovenaf: Perestrojka,
glasnost, weet u wel. Maar het venster ging wel open, hoe het nu verder zal
gaan, blijft onduidelijk, maar soms krijgt men de indruk dat Poetin, Erdogan er
best goed in slagen te doen alsof ze zich geroepen weten hun onderdanen tegen
binnenlandse vijanden, zoals de oligarchen, (verdoken) elites te beschermen.
Een
samenleving zal altijd wel elites voortbrengen en hoe meer er sprake is van
specialisatie en er meer taken belangrijke kennis en vaardigeden vergen zal
vooral de middenklasse uitbreiden. Adam Smith heeft dat trouwens al in de
achttiende eeuw aangegeven en kijken we naar wie volgens de canon der
Verlichting van belang is, dan zien we dat Denis Diderot zoon was van een
gespecialiseerde ambachtsman of prille ondernemer - in de betekenis van
protokapitalistische ondernemer - en dat Voltaire tot een familie van juristen
bij het Parlement van Parijs behoort maar er zich aan onttrok. D'Holbach was
dan weer van adel en er kan zo een mooie prosopografie uitgewerkt worden,
waarbij opvallende figuren een plaats krijgen in een sociale en culturele,
professionele context. Voor de achttiende eeuw lukt dat voor deze lui, maar
uiteraard ook voor hun publiek, de lezers van de Confessions of de Lettres
Anglaises, Jacques le Fataliste et son maître... want die doen er bij de
evolutie van de achttiende eeuw evenzeer toe.
Overigens,
dat zij voor ons doorgaans verborgen blijven, mag geen wonder heten, want er
zijn niet zo heel veel historici die zich met de ideeëngeschiedenis bezig
houden, nog minder zijn er die zich toeleggen op de receptie van die ideeën,
middels archieven van boekhandels en staten van goed. Voor ons is de Franse
elite nagenoeg amorf, zeker als we Jean-Christophe Petitfils erbij nemen, die
schreef over onder meer de regering van Louis XV, waarbij de historicus volop
aandacht heeft voor de kwesties die speelden en van de geliefde koning een
gehate koning zouden maken. Maar daar spelen hevige conflicten tussen
adelsfacties mee, discussies over een pauselijke brief en nog wat van die
dingen. Er was een elite in Frankrijk, zoals er een was in Londen, Berlijn,
Wenen, misschien minder in Madrid, zou men denken, maar ja, wat weten we nu
helemaal over Madrid in de 18de eeuw? En Holland, met de buitenhuizen, met
Belle van Zuylen, Aagje Deken &
Betty Wolf... maar ook de wetenschappers in Leiden en die regenten die wel eens
tijd hadden om na te denken.
Voor
mij vormt de achttiende eeuw, een tijd die meer vrede kende dan de eraan vooraf
gaande eeuw - al waren uiteraard ook oorlogen en vooral dynastieke conflicten,
maar ook een geniale zet van net Louis XV, die de alliantie met Wenen, Habsburg
sloot en zo de Europese machtsbalans omkeerde en Pruisen, Polen - dat volledig
van de kaart verdween - zorgen diende te baren, maar ook voor het UK wellicht
problematisch kon uitpakken. Het huwelijk van Marie-Antoinette met de Dauphin
en kleinzoon van le roi Bien-Aimé, had meer om het lijf dan alleen een
dynastieke frivoliteit. Intussen zorgde die koning voor onderwijs en
wegeniswerken, zodat geleidelijk meer afgelegen en van de buitenwereld
afgesneden gebieden ontsloten werden. Vooral ging wat wij als elite zien, de
adel, maar ook de hoge burgerij anders functioneren en was de koning een studax
en geinteresseerd in nieuwe dingen en inzichten; vooral zijn maîtresse Madame
Poisson, marquise de Pompadour heeft veel aan het creatieve klimaat in Frankrijk bijgedragen. Had ze politieke
invloed? Ongetwijfeld, maar hoe dat functioneert, heeft nu juist met het
representeren van een idee te maken en nog eens, met arcana imperii en daarin
spelen elites hun rol.
Het
zou evenwel zo zijn, leest men wel eens, dat elitehaat bij het volk ontstaat
omwille van de afgunst, omwille van de aperte domheid van een baron of markies,
omwille van dingen die met het begrip elite weinig uitstaans hebben. Toen
Ludwig von Beethoven zijn vernieuwende muziek schreef en liet uitvoeren, waren
het zowel aristocraten als betere burgers van Wenen die door hun interesse voor
zijn werken en door ervoor te betalen hem toelieten redelijk welstellend te
leven. Alleen, men krijgt graag te horen dat de bozige van Beethoven in armoede
leven moest.
Daar
gaat het dan om, de idee dat een elite a priori de rijksten van het land onder
een noemer vatten zal, maar die rijksten zijn vaak onzichtbaar, ook in onze
tijd en hun activiteiten hebben wel eens gunstige gevolgen, bijvoorbeeld de
bezigheden van een Prins de Merode in een Congolees natuurpark. Ziet men de
man, men zou er geen cent om verwedden dat hij een prins is, of ik denk aan de
rol van baron Piet van Waeyenberghe, die met zijn vermogen ook wel iets rond
muziekcultuur, onroerend erfgoed en zoveel meer uitricht, maar we hoeven het
niet te weten, maar het is een vorm van bescheiden goed handelen met gunstige
gevolgen.
Net
tijdens de Franse revolutie werd een cliché gemunt over potverterende
aristocraten en rijk geworden burgers, zeer rijk geworden burgers - die finaal
ook een adellijke titel kregen, omwille van enige verdienste dus - waarop de
elitehaat nu nog floreert: zij bestelen
ons, het gewone volk en leven enkel voor zichzelf. Het kan voorvallen,
natuurlijk, maar wat leest men over het fonds Baillet-Latour? Dat die nu gespijsd
wordt door de familie Vandamme, van AB Inbev, het vroegere Stella Artois, heel
lang geleden.
Nu,
men kan ook tot andere elites behoren, een geestelijke elite, die ook vaak al
even onzichtbaar is, of beperkt tot kringen van kenners en vaak zijn het ondernemers,
burgers, hoge ambtenaren die jonge mensen de kansen kregen die ze van thuis
niet meekregen, onder meer contacten en stimuli. Bovendien, leerde een
hoogleraar me, die zich graag als eerder volks presenteerde, nooit vergeten dat zijn vader een wever was,
een echte, dat een samenleving, cultuur noch economisch noch cultureel lineair
groeien, maar dat wat voor de historicus van betekenis is, niet altijd afdoende
is om fenomenen te begrijpen. Omgekeerd stelde ikzelf toen vast dat de
aanwezigheid van fenomenen toelaat te veronderstellen dat er zich ook andere
fenomenen zullen voordoen, waarbij het niet a priori om causaliteit gaat, maar
omdat het een en het ander nu eenmaal samengaan: geen walvis zonder een Pieterman,
toch?
Elitehaat
is dus iets zonder voorwerp, maar doet ook het zicht op de samenleving geen
goed. Mensen als Piketty kunnen veel niet uitleggen, behalve de op zich al
evidente ongelijkheid in de samenleving. Marxisme heeft ons geleerd de
eigenaren van grote fortuinen te wantrouwen en cultuursociologen leren in het
spoor van Bourdieu dat elitaire cultuur juist tot bespotting van den armen zou
leiden en dat wie er niet mee met de paplepel is opgegroeid nooit het culturele
en sociale kapitaal zullen verwerven. Hieruit kwam een nieuw anti-elitisme uit
voort dat nog schokkender is dan elitehaat al kan zijn, omdat ze voor mensen
die nog alles te leren hebben en zeker te ontdekken al a priori de deur
gesloten werd/wordt voor wat niet tot hun directe leefwereld behoort.
Mediamensen
neigen ertoe die elitehaat te voeden en anti-elitisme te voeden, soms door in
geval van berichtgeving over kunsten dan werk van Damian Hirst of Jan Fabre te
presenteren als grootse kunst, de Kunst van deze tijd. Daar valt minstens een
boom over op te zetten en in beschaafde middens gebeurt dat ook, waardoor je
rustig kan stellen, dat we van charlatanerie niet gediend zijn. Neen, het
alternatief is niet brave Biedermeierkunst, wel bijvoorbeeld wat Michaël
Borremans brengt of in onze lokale galerijen te vinden is en dankzij
kieskeurige connoisseurs kan leven, opbloeien. Helaas, omdat we liever harde
oordelen vellen, ontgaat ons het genoegen van de overvloed, veelheid, die de
ware elite kan ervaren.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten