Europese geschiedenis en integratie
Reflectie
De geschiedenis die we willen
over integratie, assimilatie en metissage
Europa
heeft het niet onder de markt en bovendien blijkt het niet simpel zoiets als
een Europese identiteit benaderend te omschrijven. Tegelijk kan men de
nationale geschiedenissen niet los van elkaar bezien, maar vormen ze in fine
een groter geheel. Voor wie van buitenaf naar Europa kijkt ligt dat meer voor
de hand dan voor onszelf. Zeker als we terug willen plooien op het klassieke
beeld van de natiestaat. Het gaat om vragen die niet enkel het verleden ter
discussie stellen, wel over hoe we onze toekomst zien en die van onze nazaten.
Het
beeld van het verleden dat we centraal stellen en waar we zeer aan hechten, dat
blijft de crux van het gebrek aan debat over dat verleden. Kan men zich nog een
voorstelling maken van het leven ten tijde van Karel V of van de wijze waarop aan
het einde van de 19de eeuw vrouwen voor hun zelfbeschikking opkwamen, stemrecht
eisten en de toegang tot de universiteit afdwongen. Het kan gaan om wat
Huizinga een keer de "sublieme historische sensatie" noemde, waarbij
hij er zich rekenschap van gaf dat hij zich opgenomen voelde in een gebeurtenis
die hij bestudeerde. Frank Ankersmit onderzocht de mogelijkheden van een
onbemiddelde historische ervaring, subliem of subjectief en voert daarmee een
kritiek uit van de talige grenzen van de academische geschiedschrijving. Dat we
alleen via taal iets over het verleden kunnen vertellen, draagt ertoe bij dat
we dat verleden nooit volkomen recht kunnen doen. Maar als we - zoals Huizinga
beschreef - aan de hand van een voorwerp dat niet echt met contextlagen
overdekt is - dat verleden kunnen betreden, ervaren, dan nog zal die ervaring,
wil men er ruchtbaarheid aan geven, toch een talige versie aannemen. Toch denk
ik dat de theoretische oefening van Huizinga en van Ankersmitt ons de ruimte
geven de weg tonen om het verleden als een set van ervaringen te benaderen,
waarvan wij in het beste geval de echo horen.
Toen
ik me met het werk van Huizinga vertrouwd maakte is me opgevallen dat de
historicus en de antropoloog de taalkundige nooit terzijde schuiven wilden. Maar
hij vond wel, begreep ik, dat je via diepgaande kennis van een bepaalde
periode, plaats, mensen inderdaad tot zo een onbemiddelde ervaring kan komen en
zo het klimaat beter vatten kan waarin bepaalde momenten van grote
transformaties mogelijk waren. Historische kennis verwerven kan alleen via
bronnenuitgaven en bronnen zelf, maar soms is het schadelijk die al te vaak uit
de archieven te halen. Goede bronnenedities laten toe te zien hoe men teksten
die misschien onvolledig tot ons gekomen zijn, toch afdoende te ontsluiten.
Maar
wat dan? Als men de bekende bron naleest die Galbert van Brugge over de moord
op Karel de Goede, Graaf van Vlaanderen (1119-1127) ons heeft nagelaten en waar
we door de ongewone omstandigheden van de moord en de moeizame erfopvolging de
verhoudingen uitgespeld krijgen in een omvangrijk egodocument, dan komt men wel
tot een inzicht dat de weliswaar bemiddelde ervaring toch dichter bij de
toenmalige gebeurtenissen kunnen komen. Maar moeilijk blijft dat wel, omdat we
ons nauwelijks een beeld van de stad kunnen vormen in 1127, noch van de wijze
waarop de graaf en zijn kanselier met elkaar omgingen. Het is een verhaal over
de graaf en diens positie in de samenleving toen - hij wist onder meer tijdens
een dreigende hongersnood door het kweken van bonen aan te bevelen een extreme
hongersnood te voorkomen. Hij lijkt ook de wetgeving in het graafschap te
hebben willen ordenen, omdat hij als rechtssprekende instantie met de gevallen
van tegenspraak daarin te maken kreeg. De gevolgen van de moord op de graaf en de afwikkeling van
de erfopvolging die bij Diederik van den Elzas uitkwam, nadat Willem Clito door
de Vlaamse steden was afgewezen, mogen dan wel ver van onze dagelijkse zorgen
afstaan, het was wel een moment waarop het vorstendom een politieke eenheid
bleek en de intrusie van de Franse Koning, Louis VI, werd afgewezen. Ook andere
facetten komen aan het licht zoals het begrip marktvrede.
Zoals
ook andere momenten in die geschiedenis van het oude graafschap, de strijd
tussen de graven van Vlaanderen en die van Henegouwen, waaruit interne
troebelen volgden in Vlaanderen en Filips IV dacht eindelijk Vlaanderen bij het
kroondomein te kunnen voegen, zijn geen mythen, zoals sommige historici vandaag
menen te mogen stellen, verwijzend naar de romanschrijver Hendrik Conscience,
want Conscience wist dat hij een verhaal schreef, dat de Belgische identiteit
had moeten ondersteunen, maar het duurde niet lang of de Vlaamse Beweging ging
ermee aan de haal. Maar dat betekent niet dat er in de periode 1280 - 1314 geen
ernstige conflicten de verhoudingen hebben beinvloed, want Filips IV de Schone
had wel degelijk plannen om het hele graafschap te annexeren en deed dat ook,
maar de weerstand, het verzet was groot vanwege de steden en de landadel. Gent
nam daarbij een afwijkende positie in omdat het bepaalde voorrechten dacht te
kunnen krijgen van de Franse koning, die het spel uitstekend beheerste
verdeeldheid te zaaien.
In
een volgende fase van de strijd tussen de Franse Kroon en Vlaanderen zou Gent
dan weer een grotere rol opeisen, toen Jacob van Artevelde gemene zaak maakte
met de Engelse kroon tegen Frankrijk in, maar toen was Filips IV al lang en
breed van het toneel verdwenen. Toch kan men ook niet voorbij aan de wijze
waarop de Franse koning het land bestuurde en zijn greep op de ridderschap wist
te vergroten, terwijl zijn naaste medewerker Enguerrand de Marigny net tot de
lagere landadel behoorde en meritocratisch zijn positie kon verwerven.
De
geschiedenis van het graafschap Vlaanderen binnen de context van elkaar
concurrentie aandoende politieke entiteiten laat zien hoe de verhoudingen in de
loop der eeuwen merkbaar veranderden. Wanneer Ernest Lavisse zijn histoire de
la France en vooral die over de Franse Koning aanvat, aan het einde van de
negentiende eeuw, heeft hij uitgesproken politiek-maatschappelijke
doelstellingen: Frankrijks grootse verleden doen herleven en de schande van
1870 uitwissen. Voor ons is 1870 nauwelijks te begrijpen, voor de geschiedenis
van Europa is het een keerpunt, zoals Christopher Clark aanstipt, want voor het
eerst komt er in het centrum van Europa een politieke soevereine entiteit tot
stand die eigenmachtig de verhoudingen op het continent kan wijzigen. Sinds
1648 had Frankrijk er alles aan gedaan om de politieke eenheid van Duitsland
onmogelijk te maken, terwijl Louis XV onverwacht een verdrag wist te sluiten
met Oostenrijk tegen de opkomende macht die Pruisen onmiskenbaar was geworden.
Lavisse noemt Louis XV een zwakke koning omdat hij gebiedsdelen verloren had
moet laten gaan, zeker ook in de nieuwe wereld, maar tegelijk versterkte de
koning de interne economische en sociale ontwikkelingen en nam de rijkdom in
Frankrijk toe, ook van de burgerij en de ambachtslui. Het zijn ontwikkelingen
die verder reiken dan een toevallige overwinning in een oorlog, want men zal
opmerken dat na 1648 ondanks de vele oorlogen niemand Frankrijk echt enige
gebiedsuitbreiding gunde, zodat Louis XIV wel de man was die overal oorlog ging
voeren, met grote budgettaire problemen tot gevolg zodat Louis XV begreep dat
zomaar een oorlogje opzetten geen zin had. Maar net omdat Lavisse het beeld van
de sterke politieke leiding voorop wilde stellen, zag hij niet dat Frankrijk
tussen 1715 en 1774 intern aan kracht en economische slagvaardigheid had
gewonnen. Ongetwijfeld hebben velen onder ons geleerd dat de Franse Revolutie
voort is gekomen uit hongersnoden in 1787 en 1788, maar ook dat de schatkist
leeg was en de koning niet anders kon dan de Staten-Generaal van het koninkrijk
samen te roepen. Een deel van de adel en de clerus waren ervan overtuigd dat het
bestel niet langer kon functioneerden en verkozen tijdens de werkzaamheden
plaats te nemen op de banken van de derde stand, waarna de val van het oude
regime snel zijn beslag kreeg. Dan klinken verhalen over de bestorming van de
Bastille aangenaam in het oor, de fundamentele veranderingen hadden plaats in
hoofde van de bestuurlijke elite. Dat zij snel zou verjaagd worden en dat er
dus een aantal edellieden naar de Duitse landen zijn gevlucht om hun terugkeer
met de wapens af te dwingen, moet men dan ook in kaart brengen net als het
gegeven dat de oorlog tussen het revolutionaire Frankrijk en de buurlanden,
onder meer onder invloed van het directoire een gewone veroveringsoorlog kon
worden, die amper 14 jaar stand kon houden, blijven we dan ook best in gedachten
houden. Intussen stond de wereld elders ook niet stil.
Hoe
ook men naar die geschiedenis wil kijken, zonder grondige studie van staten en
regio's die zich bij momenten als eenheid presenteerden en dan weer verbrokkeld
verder gingen, in het kader van een begrijpelijk maken van de geschiedenis van
wat we nu als Europa zien en ervaren, kan men niet tot inzichten komen in wat
de geschiedenissen met elkaar delen. Hoe zat het nu met Polen tijdens de 18de
en 19de eeuw? Waarom we dat moeten weten? Omdat we dan wellicht iets meer
begrijpen van wat de huidige regering in Warschau bezielt. En dan komen we uit
bij Tsjechië of zelfs Oostenrijk, waarvan we ook maar fragmenten kennen.
Het
opvallende nu is dat onder meer de brede media ons laten geloven dat we dat
allemaal niet hoeven te weten, want ze berichten er nauwelijks over, noch over
de actuele situatie in die landen noch over de geschiedenis. Het liefste heeft
men autochtone auteurs, journalisten die dan naar de landen van derwaarts over
trekken, voorbij de Elbe en de Oder-Neisse om ons iets te vertellen, dat
doorgaans de systematische benadering ontbeert die een historicus erin kan
leggen. De omgang met die landen is in debatten over asielzoekers of zelfs
integratie ver buiten beeld gebleven, waardoor men wederzijds zonder goede
argumenten een moeilijk debat moet aangaan. De belofte van homogene natiestaten
die na WO II tot het fenomeen van de displaced persons leidde, miljoenen
Duitsers die naar Duitsland gedreven werden, maar ook Polen die uit Oekraïne en
Belarus werden verdreven en omgekeerd, heeft in recente tijden vele politici
geinspireerd om niet zo happig te wezen als het over opvang van asielzoekers.
Populisten van links en van rechts doen er hun voordeel mee, maar ze maken de
Europese integratie tot een gimmick.
Want
Europese integratie betekent dat we ertoe komen de onderlinge en uiteraard op
het niveau van de gebeurtenissen/feiten tegengestelde verhalen toch een eenheid
van handeling mee te geven, wat beter
lukt als het over de vorming van de cultuur gaat of over kenmerken van de
samenleving, de langere termijn dus, want dan blijkt die Europese geschiedenis
een grote samenhang te vertonen. Men kan daartegen inbrengen dat niemand die
lange periodes kan overzien, maar het ligt juist in de mogelijkheden van
historici om die wel overzichtelijk te maken. De geschiedenis van het recht,
van het kapitalisme en het financiële systeem behelzen ontwikkelingen die vele
generaties overspannen, waarbij dan toch van tijd opmerkelijke figuren
verschijnen, zoals Jean Bodin of Hugo Grotius. Het feit dat we van geschiedenis
zouden moeten verwachten dat het tot data te herleiden valt, maakt dat het
begrijpelijk maken van historische evoluties niet meer op de voorgrond komt. Het
concept van de natiestaat bijvoorbeeld verdient echt wel meer aandacht...
De
Tweede Industriële revolutie, toen chemie en allerlei nieuwe materialen hun
intrede deden hebben de samenleving even grondig gewijzigd als de eerste, zij
het op een andere manier. Zo ook zien we dat de toekomstige elektrische
huishoudapparaten nog voor WO II ontwikkeld worden, maar pas na die oorlog zal
de huishouding compleet van karaker veranderen, met stofzuigers, diepvriezers,
ijskasten, fornuizen en wat al niet meer... elektrische messen en toasters. Men
kan zich die veranderingen post factum niet geheel indenken als men er geen
weet van heeft dat het er allemaal niet was.
Heeft
men vrouwen bevrijd van zwaar huishoudelijk werk, men heeft hen de mogelijkheid
geboden zelf buitenshuis te werken of anders van de vrije tijd die men verwierf
iets te maken, jawel, ook koffiebabbels. Het blijft evident nuttig om die
ontwikkelingen die ook kritisch bejegend werden, want men vond altijd wel
redenen om die producten verdacht te maken, maar de publiciteit deed wel haar
werk. En wij, of liever de generatie voor ons? Die zagen er wel de voordelen
van in en gingen voor de inzet van die apparaten. Een evolutie blijft
merkwaardig: hoewel de magnetron al gebouwd was rond 1945, bleek het in Europa
tot het einde van de jaren 1980 duren voor het apparaat echt ingeburgerd raakte.
Dan nog bleef de discussie duren of het wel zo gezond was of is voedsel op te
warmen in de microgolf. Sommige mensen gebruiken dat apparaat dan ook maar
spaarzaam, omdat ze vinden dat de gewone bereidingswijze best gemakkelijk is,
als men er even tijd voor maakt. Ook verneemt men dat sommige bouwpromotoren
expliciet vragen of men een uitgeruste keuken wil, dan hoogstens een
kookplaatje en wat klein gereedschap, maar zonder uitgebreid fornuis.
De
wereld veranderde de afgelopen eeuw en levensritmes waren niet minder
onderhevig aan een heftige versnelling, al zou men ook mogen beweren dat het
leven opgerekt werd en daardoor levensfases. Toen de leerplicht op 14 jaar lag
en een deel van de jongeren nog op die leeftijd van school gingen, zag men een
groot onderscheid tussen zij die een lange schooltijd en eventueel hogeschool
voor ogen hadden en zij die met veertien gingen werken en op twintig al
trouwden en aan kindjes begonnen. Vandaag is dat onderscheid nog nauwelijks
zichtbaar. Al zijn er wel die vroegtijdig, zonder diploma de school verlaten en
anderen die hogeschool en universiteit bezoeken en zo toegerust het leven
instappen.
Vooral
aan het einde van het leven valt die vertraging op, want mensen van zestig,
zeventig zijn nog fit en kunnen nog genieten van vele dingen des levens. Pas
wanneer men de kaap van 80 rond krijgen mensen het krap lastig, maar er zijn er
die moeiteloos 90, 95 halen en nog deel hebben aan het leven.
Men
zal vaststellen dat we die hoge leeftijd halen omdat we gezonder konden leven,
steeds meer gevrijwaard werden van honger, dorst, kinderziekten en dat we ook
tijdens het werkzame leven minder in extreme omstandigheden het dagelijkse
brood verdienden. Deze evolutie lijkt nog niet geheel verdisconteerd in onze
levenswijze en opvattingen over het goede leven. Dat men zeer veel aandacht
besteedt aan gezond leven kan op zich wel begrijpelijk blijken, het valt op dat
men er een ideologie van dreigt te maken, waarbij ziekte opnieuw een schande
wordt en het ouder worden niet geaccepteerd. Dat het ook anders kan en dat men
na een lang en boeiend leven weet dat het einde komen zal, kan ons dichter bij
de epicuristische levenswijze brengen. Maar dat is buiten de waard gerekend en
de moralisten.
Met
andere woorden, men kan over geschiedenis spreken op verschillende manieren,
men kan dus de relatie tussen onze levenswijze en een aantal opvattingen over
het metafysische of het hiernamaals anders gaan invullen, maar dat mensen wel
eens bedenken dat er meer moet zijn, kan zijn dan we zonder bemiddeling
waarnemen, moet men ook niet zonder argumenten belachelijk maken. In die zin
kan men de discussie over integratie en assimilatie niet goed voeren, omdat we
zelf nog nauwelijks zicht hebben over hoe we in deze nieuwe tijd het beste
kunnen leven. Dat er intussen steeds meer sprake is van metissage, waarbij
mensen uit verschillende culturen met elkaar samen leven en samen kinderen
krijgen, ligt in de lijn der verwachtingen. Toch blijkt men nog niet zo vaak
aan de betekenis van de kruisbestuiving tussen culturen na te denken.
Let
wel, voor mij is diversiteit of superdiversiteit geen gewenste toestand, iets
waar we fier op zouden moeten zijn, die diversiteit is er gewoon gekomen en zal
ook niet meer weg gaan, want de globalisatie zorgt voor volksverhuizingen, of
we dat nu prettig vinden of niet. Maar we kunnen niet zomaar beweren dat onze
cultuur dan maar zichzelf moet opheffen, wat ook niet zal gebeuren, al zijn er
die vinden dat we maar beter moslim kunnen worden of chinees studeren. Het ligt
er ook aan dat we niet meer de indruk hebben dat we met het verleden als bron
van ontwikkelingen die we gunstig achten geen uitstaans meer hebben. Van het
verleden kan men niet zomaar iets leren, wel kan men via die ontwikkelingen de
menselijke conditie beter vatten. Of nog: monumentenzorg kan best, maar als het
alleen om toeristische redenen is, dan blijft het wel van zin verstoken. Een
standbeeld zoals van Luis Vives of van Simon Stevin? Ze vertellen iets over het
ontdekken van de wereld, van de geest en van de cijfers. Beide beelden staan in
Brugge maar voor gidsen zijn het geen plaatsen die men niet mag missen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten