Politici meer dan professionals
Dezer Dagen
Politiek meer dan een beroep
over pensioenrechten en het harde werk
Al
sinds 1989 had ik vaak en met genoegen - doorgaans toch - contact met politici,
zoals Hugo Schiltz, van wie ik als jongeling veel mocht leren. Een van de
kwesties die bij tijd en wijle behandeld werd, was de status van de politicus
en hoe politic vol goede wil zelf vaak mee om zeep hielpen, zoals met de
aangifte van de aanwas van patrimonium. Toen las ik voor het eerst Max Weber,
Politiek als beroep. Zouden we daar dan niet vaker op terug moeten komen?
Weber
vindt dat politiek als ze waarachtig wil zijn niet zozeer principes huldigen
moet, wel het algemeen belang dienen en daarvoor dus als politicus al eens het
hoofd op het kapblok leggen kan wenselijk zijn, al kan men best beginnen met
het afleggen van verantwoording over hoe men het algemeen belang heeft willen
dienen. Weber sprak deze rede uit na een autodestructieve oorlog, die begon als
een groots avontuur, voor een deel van de Duitse burgers - anderen weigerden
vaak dienst of zochten vergeefs uitwegen. De burgers, zoals Thomas Mann, die de
oorlog gerechtvaardigd bevonden, zouden er later op terug komen en begrijpen
dat hun nationalisme tot inhumaniteit leidde en mensen in posities heeft
gebracht die men niet van hen kan eisen.
Weber
schreef in een ander tijdgewricht, zoveel is duidelijk, maar zijn zorg om de
politicus aan te sporen ernstig te denken over de eigen verantwoordelijkheid in
plaats van eigen principes te huldigen, kan vandaag op weinig goedkeuring
rekenen: politici moeten beginselvast voor de eigen overtuiging opkomen. Meer
is er niet te zeggen, hoor ik wel eens, al lijken er nog altijd politici rond
te lopen in de Wetstraat of het Binnenhof, het EP ook, die durven na te denken
over hoe ze het best mogelijke antwoord gaan verzinnen.
Hoort
u dat ook wel eens: fact free politics? Ik vind het behoorlijk
huiveringwekkend, want dat betekent dat politici zich aan de feiten niet
storen. Nu, wie facts free handelt is me evenwel niet altijd duidelijk en dat
komt omdat zowel links als rechts politici een bepaald concept huldigen van wat
politiek correct moet heten. PoCo? Ik heb het woord altijd van verre van mij
gehouden omdat men zo de indruk wekt te weten hoe we met kwesties moeten
omgaan: de morele meetlat erbij halen en gaan meten. Paul Goossens mag dan
schrijven dat alleen hersenloze linkse rakkers voor een wereld zonder grenzen
zijn - of zonder geld - in de praktijk zegt hij dat wie nadenkt begrijpt dat er
grenzen blijven in deze wereld, alleen, voor Goossens en andere zijn grenzen in
principe ondoordringbaar, terwijl juist grenzen zorgen voor handel en verkeer.
Het
grappige is dat we zo nog altijd niet weten welke grenzen heer Goossens in
gedachten hebben zou, want het kunnen de grenzen van het dorp zijn of die van
de stadstaat Vlaanderen of Europa? Soms kunnen de Belgische grenzen nog ergens
toe dienen, maar vaak om statistische truckjes uit te halen, eerder dan om naar
waarheid problemen te behandelen, zoals het aantal opleidingen men nodig heeft
en hoeveel artsen na vruchtbare studies dan hun beroep mogen uitoefenen - en
hoe?
Natuurlijk
zijn er grenzen, maar in Europa zijn de grenzen tot vorig jaar geleidelijk vervaagd
om plots weer te verschijnen, na de aanslagen in Parijs en nu staan er
dagelijks files in Aalbeke. In de Panne werken de grenzen andersom, willen wij
Franse ellende buiten de deur houden, terwijl de Britten verder de boel
verzieken. Want de Britten houden open deur voor wie erdoor heen kan glippen en
laten de ellende op de stranden van
Duinkerken en Calais verder voortbestaan. Waarom het UK nog altijd zo geliefd
is voor asielzoekers valt dan weer moeilijk te verklaren, aangezien bepaalde
disfuncties in het Britse systeem - behalve de ID-kaart - toch wel opgelost
raken, blijft onduidelijk. Gemakkelijk verdwijnen in de massa moet er een van
zijn.
In
die zin is het voor Politici dezer dagen geen pretje om dagelijks aan de
knoppen te zitten, wat men er ook van vertellen mag. Elk moment kan een minister
op een gezagsdepartement in de problemen komen, omdat er ergens iets mis gaat
met terreur-misdadigers of pedofielen. Elk moment kan de eerste minister of een
minister van onderwijs ervan verdacht worden de kluit te hebben belazerd,
terwijl het anderen zijn die in hun naam en middels delegatie van bevoegdheden
een vergissing hebben begaan. Ik denk aan Markies Mark Eyskens, die vond dat
hij in dit apenland niet hoefde af te treden of zijn portefeuille buitenlandse
zaken hoefde in te leveren omdat een terrorist op de Grote Markt in Brussel was
gespot. Formeel had de man gelijk, in de feiten vonden velen dat hij zwaar in
de fout was gegaan, omwille van de referentie aan het apenland.
Moet
men dan compassie hebben met die politici die toch maar zakkenvullers zouden
zijn? Ik dacht het niet, maar wel zal men begrijpen dat zeker nu elke
uitglijder een einde kan maken aan een loopbaan, nu elke slip of the tongue zo
verknipt kan blijken dat men mensen beledigt en burgers voor de aap houdt
zorgen voor een roemloos einde, ook als er niet echt iets aan de hand is.
Politieke schandalen zijn zelden in verhouding tot de daden die ze oproepen.
Meestal weet men die schandaaltjes mooi onder de pet te houden, tot het nuttig
kan zijn er breed mee uit te pakken. Soms komt er niets aan het licht omdat niemand
er belang bij heeft en dan blijkt na verloop van tijd dat er toch iets aan de
knikker hangt.
Toch
kan men niet anders dan vaststellen dat politicus m/v worden doorgaans een
bizar moet heten, waarbij men aan de top komt zonder dat men er echt alles voor
in de waagschaal gelegd heeft, terwijl anderen er alles voor over hebben en
eindigen als de goede mensen van Nil Baram, dat wil zeggen tussen de raderen
van het systeem. Bij Baram worden de goede mensen opgepakt als verraders
terwijl ze denken de uitgelezen uitvoerders te zijn van de opdrachten die men
hen heeft gegeven. Politiek bedrijven lijkt soms op het uitvoeren van inzichten
van anderen, die men dan zo goed mogelijk tracht tevreden te stellen. Zeldzaam
zijn die politici die op het cruciale moment durven te kiezen voor de zaak,
niet voor de eigen persoonlijke resultaten, zegt men vaak, maar ik weet niet of
dat werkelijk zo uitpakt. tegelijk kan men veel tegen opportunisme inbrengen, doorgaans blijkt dat ook de beste
resultaten op te leveren, als het opportunisme erop neer komt dat men inderdaad
luistert naar kiezers en niet zomaar een gerucht oppikt en ermee aan de slag
gaat.
De
weg ligt open om aan politiek te doen, hoorde ik goed dertig jaar geleden, maar
dan moet je tijdig een partijkaart kopen en de kleine hand- en spandiensten
verlenen die deuren doen opengaan. Ik vond dat weinig passend maar later zou ik
merken hoe men mensen rekruteerde en dat men inderdaad veel hand- en
spandiensten dient te verlenen, nuttig zijn voor de organisatie. Deels kan men
die aanpak billijken, maar tegelijk merkt men dat zo mensen hun eigen inbreng
versmacht zien worden.
Politiek
bedrijven is gebaseerd op het verwerven van mandaat, eerst lokaal en vervolgens
steeds hoger in de hiërarchie van de partij en de politieke assemblees. Men kan
hier niet onderuit, maar verliest er wel eens de focus bij. De gedachte dat men
aan politiek moet doen om de wereld en mensen te veranderen, blijft dan wel
merkwaardig, want hoe kan men zich inzetten voor mensen zoals die zijn, de
lafhartige criticasters, de moedige mensen, de plan- en lijntrekkers, de slimme
en zij die denken dat ze het weten, de menslievende luiden en zij die het
mensdom hartgrondig haten, zij die ervan houden in de modder te staan en zij
die in het heldere licht van de zuivere ideeën menen te verblijven? Hoe ook,
het is voor die mensen dat een politicus m/v zich uitslooft en dat nog graag
doet ook, al is het niet altijd duidelijk wat het allemaal opbrengen zal in een
pluralistisch politiek kader, want wie finaal voordeel haalt n een debat,
blijft altijd, bijna altijd onduidelijk. 'Yes, we can' blijkt volgens sommigen
even vergiftigd als "wir schaffen das". Beide uitspraken kwamen na
een periode van ongedecideerd beleid en drukten het vertrouwen uit in de
samenleving, dat inderdaad het individuele oversteeg, overstijgt, wanneer we
aannemen dat we meer verwezenlijken als we op een aantal punten dezelfde
doeleinden nastreven. In een sfeer van polarisatie valt het moeilijk die
eensgezindheid te vinden, in een democratie is het moeilijk die polarisatie te
vermijden. Toch bestond die sfeer tijdens de zogenaamde "Trente
glorieuses", de periode na WO II van ongekende groei en innovatie op tal
van gebieden. Vergeten we niet dat men die "glorieuze decennia" niet
alleen politiek kan verklaren, omdat de politiek veel op het getouw heeft
gezet, zoals de sociale zekerheid, maar burgers hebben zeker minstens zoveel
bijgedragen, niet enkel in belastingen, maar ook door hun investering in hun
beroep, huis, gezin.
Vandaag
gelooft vrijwel iedereen, zowel links als rechts dat we in een economisch en
moreel moeras verzonken zijn, terwijl duidelijk is dat politici vaak hun
basistaken vergeten lijken, zoals juiste analyses maken en vooral kijken hoe
men mogelijk feilen kan verbeteren, aan het overheidssysteem. Men gaat er in
politicis gemakkelijk en lichtzinnig van uit dat men mensen moet verbeteren en
uiteraard ook de wereld. Wellicht ligt daar het verschil tussen de
conservatieve politicus en de progressieve politicus, of beter een
conservatieve dan wel progressieve benadering van de samenleving, van het
fenomeen dat mens heet en van de wereld als zodanig. De conservatief sluit
verandering niet uit, slaat de handen aan de ploeg maar niet omdat het alles
niet aan zijn idee van de goede wereld beantwoordt, maar omdat er mogelijkheden
zijn aan de dingen die zijn een nieuwe touch
te geven. Het verschil is dus afkeer van wat is versus de aanname dat de dingen
en mensen die zijn er nu eenmaal zijn en dat het allemaal zo kwaad niet is,
zeker de mensen die men ontmoeten mag, blijken doorgaans mee te vallen.
Het
verschil in beleid is niet hart versus hard, zoals men het graag voorstelt,
want wie de wereld wil veranderen, grondig en ten gronde moet best hard en
hardhandig te werk gaan zoals men in de twintigste eeuw ampel heeft bewezen.
Mensen hun ding laten doen, binnen een goed uitgebalanceerd wettelijk stelsel
blijkt dan veel interessanter, wat echter veel vertrouwen vraagt en ook
terughoudendheid van politici. Maar er zijn momenten dat een politicus doortastend
mag zijn, om bepaalde breuklijnen te lijmen of om concreet beleid mogelijk te
maken, ook wars van ideaaltypes, maar in de werkelijkheid van alledag. Wie
zegde het ook weer, van de modder van de Palatijn versus de politicus die op de
agora van Athene de rede laat triomferen.
Men
is nu tevreden, dat politici 45 jaar zullen moeten werken, zeggende dat
politici geen voorrechten mogen hebben. Maar het systeem dat men na vier of
vijf ambtstermijnen gediend te hebben een goed pensioen mag verdienen - over de
hoogte kan altijd ook nog gezeurd worden - was praktisch en niet voor elke
verkozene weg gelegd. Dat een loopbaan in de politiek niet los staat van een
loopbaan buiten de politiek spreekt voor zich, maar velen beginnen hun loopbaan
in de weelderig uitgebouwde hofhouding van de partijen en groeien door, krijgen
een goede plaats op de lijst, raken verkozen en al te vaak klinkt het "j'y
suis et j'y reste". Zorgen tijdig met iets spitants in de media te komen,
kan dan volstaan. Of men zo tevreden kan wezen over het geleverde werk is een
goede tweede.
Men
zegt dat die politici geen voorrechten mogen hebben, maar verlegt tevens de
macht van bij de burger - theoretisch volgens sommigen de drager als natie van
de soevereiniteit - nog meer naar de partijleiding en de rekrutering wordt nog
belangrijker dan het persoonlijke engagement. Het blijft dus finaal de vraag of
men zonder het apparaat iets kan bereiken en dus of burgers wel de kans krijgen
zich positief voor een politicus m/v uit te spreken. Neem de discussie over de
onderwijshervormingen, waar het primaat van de politiek soms ver te zoeken is,
dat wil zeggen dat in deze andere krachten de drift om de boel op de schop te
nemen de politici vrijwel gedachteloos het discours heeft opgedrongen, terwijl
men weet, weten kan dat men daarbij met data sjoemelt, om toch maar dat
zogenaamde ideale onderwijs op te bouwen, waarvan in nabije buitenlanden is
gebleken dat het vooral fout is gegaan. Toch zijn er maar weinig politici die
de uitgangspunten van de hervormers ernstig hebben genomen en dus daarom
onderzocht hebben. Gelijkheid, gelijke kansen en rechtvaardigheid? Prachtig,
maar in welke mate voldeed het reeds gedemocratiseerde onderwijs niet aan die
vereiste? Helemaal niet, krijg ik dan te horen, terwijl de cijfers iets anders
uitwijzen, namelijk dat wie wilde en zich inzette wel de eindmeet kon bereiken.
Op
bijna alle domeinen zien we de neiging opduiken dat politici vijandig tegenover
de samenleving en de wereld zouden moeten staan wil men mensen verbeteren. Nog
minder dan Augustus, zoals John Wiliams die beschreef, zijn zij bij machte iets
te veranderen en de vraag is of een democratisch bestel hen daartoe enige
legitimatie aanreikt. Mogen zij dan niets doen? Dat ook weer niet, maar de
grote verwachting meer dan een steen in een rivier te verleggen, moet men niet
voeden: toch blijkt dat tjollen langs de wegen niet zinloos en dat spreken met
mensen, hoe lastig de verhoudingen en verwachtingen ook zijn, van belang.
Sommige verkozenen verdienen meer dan het zout op de aardappelen - als dat
vandaag nog begrepen wordt - maar tegelijk is het vaak moeilijk die afweging te
maken, omdat ideologische voorkeuren zwaar wegen.
Daarom
denk ik dat men politiek bedrijven niet moet zien als professioneel in de
betekenis van een loopbaan, wel mogen we verwachten dat een politicus
professioneel te werk gaat, met kennis van zaken, met het oog op een goed
samenleven, waarbij men geen oplossingen aanreikt voor problemen die er niet
zijn, tenzij wanneer men met een ideologische blik naar de wereld kijkt. Het
kan ook niet anders dat men een kijk heeft op mensen en dingen, een ideologie
dus en daar zit het hele eiereneten van de politiek, men moet het eigen gelijk
per fas et nefas hoog houden en toch, als men eerlijk zou willen zijn de fouten
in de eigen redenering durven te erkennen.
Neem
de ecologische beweging, waarvoor men veel kan inbrengen, maar waar het naar
mijn inzicht fout gaat is dat men niet gelooft binnen de groene beweging dat
anderen het goed voorhebben met de natuur. Wat we als natuur beschouwen vormt
dan al een probleem op zich. Toch kan men de inbreng van ecologische partijen
in het politieke debat niet onderschatten, ook al omdat ze deels een evidente
benadering hebben geformuleerd, althans, zo lijkt het en daar doet men hard
zijn of haar best voor dat ook zo evident als mogelijk te laten overkomen. Alle
partijen vinden nu dat de voorrechten van politici overdreven waren, maar de
hardnekkige jacht op de ingesleten slechte gewoonten, maakt het voor politici
nagenoeg onmogelijk zomaar afscheid te nemen van hun mandaten. En partijen
proberen vooral betrouwbare kandidaten te brengen - logisch toch - en zorgen
ervoor dat een kring vrij veilig aan het werk kan blijven, waardoor de kloof
tussen de kern en de beweging, de mensen die eigener beweging hun engagement
voor de partij willen vorm geven nog groter wordt - wat jongerenafdelingen
opvangen door soms heel verregaande voorstellen te doen, die men dan weer niet
durft af te schieten. De invoering van nieuwe pensioenregels voor politici
juichen we luide toe, maar men ziet niet in dat zo een nog maar eens versterkte
particratie het debat nog sterker hypothekeren zal.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten