Mateloos drijvend op onrust
Recensie
Rusteloosheid en onrust
toch pleidooi voor mateloosheid
Ignaas
Devisch, Rusteloosheid. Een pleidooi voor
mateloosheid. De bezige Bij 2016. 272 pp. € 19,90
Schrijf een boek over onthaasting en je krijgt
zo je plaatsje in damesbladen of zelfs in de wetenschapsbladzijden van een
betere krant. Maar heb je het over mateloosheid, rusteloosheid en onrust, over
het vervelende gevolg van teveel rust, namelijk verveling en dat mocht ons
leven in balans zijn, dan zou het
alles zo voorspelbaar zijn dat er geen lol meer aan was, dit boek wel degelijk
aandacht krijgt, maar dezelfde bladen willen ons blijven aansporen tot
onthaasting. Wie is bang van verveling en klaagt over te druk, druk, druk?
In
een dankwoord aan het eind van het boek zegt de auteur dat hij hoopt dat ook
wie niet dagelijks met vakfilosofie bezig is het boek kan lezen en savoureren
en ik denk dat hij daar behoorlijk in geslaagd is. Maar hebben filosofen er
iets aan? Ik denk dat de ordening van het materiaal en de bronnen van zijn reflecties
over rust en onrust, drukte en rusteloosheid minstens kanttekeningen plaatst
bij hoe we ons eigen leven regisseren en het wordt interessant als we ons
afvragen of Ignaas Devisch iets weet te brengen over de vraag of we niet bang
zijn de greep op het leven verloren te hebben en of we er baat bij hebben om
voldoende vaak in onze activiteiten in de flow te komen, ergens helemaal in op
te gaan. Toen ik de boekvoorstelling bij mocht wonen in Brugge, ging het over
rusteloosheid en onrust, maar nu ik het boek gelezen heb, bedenk ik me dat het
boek ons kan ondersteunen in het zoeken naar scenario's waarin we de drukte en
vele bezigheden wel weten te waarderen, zonder in een fragmentatiebom te
veranderen.
Verloren
in het eigen leven, omdat men zoveel doen wil en kan doen, veel verwachtingen
scheppen en zelf ook van alles willen proeven, zonder te willen kiezen. We
klagen ons te pletter en investeren in boeken over rust vinden en oefenen ons
in yoga-technieken, maar soms lijkt ook dat niet tot vrede te leiden. Welke
vrede?
De
gemoedsrust die sommigen zoeken, vinden ze niet als ze op of in hun kamer
blijven, maar ook buiten komen we niet tot rust, tot gemoedsrust. Nietzsche al
aan die idee van Blaise Pascal een andere gedachte verbinden, waarbij de sterke
mens ook nog eens bewust de wereld betreedt, fier en zonder schaamte, welbewust
en de rusteloosheid voor lief nemen, terwijl de laatste mensen zich overal door
laten meeslepen. En good old Arthur Schopenhauer vond uiteindelijk dat al ons
jachten en sjacheren, sjokken en tjsollen nergens toe leiden zal. Alleen, zoals
Coornhert al wist, of beter, zijn vriend, kan men wel streven naar gemoedsrust,
maar weten dat we dan slapen en als we teveel slapen, tja, dan raken we in coma
of sterven we. Die drift om bezig te blijven, tijdsbesteding te zoeken en ons
leven aan iets te wijden, kan men gemakkelijk afdoen als een afwijking, zelf
denk ik dat onze verbeelding ons dan parten speelt maar betreuren, neen, dat
hoeft niet, want dan verliezen we ook onszelf.
Doorheen
het boek brengt Ignaas Devisch ons stap voor stap naar de gedachte dat we vrede
moeten hebben met onze onrust en neiging tot mateloosheid. De grote filosofen
en ook vergeten mensen komen aan bod, om aan te geven bijvoorbeeld waarom onze
verlangens soms zo lijken op die van onze buren. Mimetische begeerte, zegde
René Girard heeft ons dan aangeraakt en we willen niet onderdoen voor anderen,
de gelijken of zij die nog iets hoger staan volgens de eigen maatstaven. Die
maatstaven hebben met veel te maken, met onze wens ons van anderen te
onderscheiden. Het is maar dat het streven naar iets ons eigen leven vorm kan
geven het gevolg is van twee tendensen, een die sinds Augustinus in onze
cultuur vorm heeft gekregen en een die in het handelen van bijvoorbeeld een van
die eerste handelslui die een buiten oprichtten om er te rusten en zich uit de
drukte van de stad en de wereld terug te trekken.
Laat
het dus zo zijn, wij mensen zijn wankelmoedig en als we dan op het strand bij
Saint-Tropez liggen, kunnen we het niet nalaten op jacht te gaan, naar een
avontuurtje, of zoeken we de mogelijkheid op om te gaan duiken voor de kust, te
zeilen op een catamaran en andere bezigheden te zoeken, die ons bezig houden.
Die mateloosheid hoeft evenwel niet te verleiden tot tomeloosheid, maar - en
dat miste ik in het boek - het belang van het volkomen opgaan in iets, of het
nu gewoon koken is om een lekkere maaltijd te bereiden dan wel bezig zijn als
hobbyschilder of beroepsmatig bepaalde kwesties afhandelen. In die zin kan ik
de vraag om rust begrijpen, maar het gaat om nog iets anders, om het vermogen
zich van de hectiek af te sluiten en gewoon te doen wat moet.
Een
interessante kwestie gaat Ignaas Devisch niet uit de weg, namelijk hoe of de
onttroning van het ego, toch de verdienste van de vroege Verlichting, van
mensen als Descartes en Rousseau, door de inzichten van Freud aan onze
rusteloosheid heeft bijgedragen. Feit is dat velen nu vinden dat Sigmund en
Lacan alle credit hebben verloren, terwijl juist dat onderzoek naar de
verhouding tussen het Ich, Es en Ueber-Ich aangeeft waarom we in wezen niet
geneigd zijn rust te vinden en in rust welbevinden. Slavoj Zizek stelt vast dat
het afschaffen van autoriteiten, te beginnen met het vaderlijke gezag de mensen
niet meer vrede met zichzelf heeft opgeleverd. De culturele revolutie waarvan
Mei '68 het kristalisatiepunt is, waarbij regels moesten wijken, waarbij
autoriteit verdacht werd, kan men zien als vadermoord, maar we vonden noch
vinden - al moet dit misschien overdreven heten - tevredenheid over de nieuwe
situatie terug. Sinds ik ergens in mijn tienerjaren over het Es en het Ich
hoorde en las, ben ik altijd verbaasd geweest dat we met ons driftleven zo
moeilijk omgang vinden en dat wie deze inherente dynamiek in onze
persoonlijkheid ontkent - zoals de vloeibare kern en mantel de aarde een
magnetisch veld bezorgd, terwijl de aardkorst een dunne laag is dat het
mogelijk maakt op deze bewegelijke zee van IJzer te bewegen, kan dus ook de rol
van het Ueber-Ich niet erkennen in het beschavingsmodel, dat wij aanhangen.
Het
zou te ver voeren de consequentie van deze gedachte uit te werken, maar juist
in zowel de discussie over kledingrichtlijnen in godsdiensten als in de
weigering de moderniteit te aanvaarden, speelt mee dat wij de indruk wekken dat
we geen goed woord hebben voor wat we de erfenis van Mei'68 noemen, terwijl net
de voor sommigen vermaledijde Freud er de bijl aan had gelegd, aan de normen en
autoriteit van de vader, maar ook van de wet. Waar Es war, moet Ik worden.
Freud schreef overigens ook over de kleine dictator die het kind is, dat
opgevoed wordt tot... een Es aangedreven, door het Ueber-Ich geregelde
normbesef, de realiteit gekneusde mens die alsnog als Ich met die krachten moet
weten om te gaan. De kritiek op Freud is dus ook altijd een poging om het
onbestemde en niet rationele in gedrag en inzichten te bezweren. Zonder
illusies leven? Nou, als je al de illusie van een volkomen rationele omgang met
het zelf voorop stelt, waar blijft de waarheid dan?
Dan
komen wij bij dat andere heikele punt, dat het boek wel aansnijdt, maar niet
verder uitwerkt, met name de regie van het eigen leven. Gezien de inzichten van
Freud zou men dat vergeefse moeite kunnen vinden, maar toch is dat wat het Ich
betracht, in dat krachtenveld een zekere sturing mogelijk te maken. Begrijpelijk
is dat niet voldoende, want waar Ignaas Devisch het heeft over gemoedsrust en
de wrevel over de druk die we ervaren, zien we niet hoe of we dat min of meer
in de hand kunnen houden. Het pleidooi voor mateloosheid lijkt ons een andere
weg op te sturen, maar het gaat niet aan te veronderstellen dat de filosoof
meteen zou willen, dat we gewoon maar razen, maar als we razen, dat we dan
weten waarheen en waartoe.
In
die zin kan men de boekjes die ons helpen rust te vinden wel opzij schuiven,
want de auteurs stellen rust voor als iets zeer wenselijk, maar het is evenmin
onze biotoop als een voortdurende overprikkeling van de zintuigen. Maar hoe
organiseren we de prikkels waaraan we onderhevig zijn? In steden en op openbare
plaatsen valt dat niet altijd te regelen, want daar zijn we afhankelijk van de
beslissingen van anderen. Het organiseren van tal van manifestaties op openbare
plaatsen, op een strandboulevard of in een stadspark ontneemt anderen dan weer
de kans om naar eigen inzicht te genieten van die ruimte. Daarom blijft de
organisatie van pretparken zo geniaal, want wie niet geprikkeld wil worden,
blijft er weg.
Toch
zou men dan wel eens iets kunnen missen en ook dat vormt een aanjager van onze
drukte, want een festivalzomer, daar mogen we niets van missen, vooral niet
omdat er onvergetelijke ervaringen geprogrammeerd staan, want dat krijgen we
altijd weer te horen. De aankleding is doorgaans superieur, de geluidskwaliteit
evenzeer, maar niet iedereen houdt van dezelfde deuntjes toch? Okay, zo een kampeerverblijf
bij een festivalweide kan best boeiend zijn, contacten met nieuwe mensen of
verdieping met oude bekenden opleveren en ja, we moeten, jong zijnde wel eens
experimenteren met allerlei genoegens die men thuis niet(s) aangereikt krijgt.
Het missen van iets blijft een groot risico voor wie op de kamer blijft zitten,
maar ook voor wie altijd weer dezelfde routes volgt en in routines verankerd
raakt, kan verveling dodelijk blijken, al valt men pas uit zijn rol als die
routines niet meer het vertrouwen blijken te geven dat men er in gevonden had.
Dan kan zo een reeks van dagelijkse routines ontnuchterend blijken: waarom heb
ik daar nu al mijn energie in gestopt.
Alles
willen, schrijft Ignaas Devisch en dat kan ons uit balans halen, maar tegelijk
kan het zijn dat we door veel te willen, ervaringen, mogelijkheden beproeven
ons leven rijker maken en vervullen. Het kan zijn dat we sommige ervaringen
niet lusten, maar dat we tegelijk begrijpen dat we het dan ook niet hoeven te
doen. Wel denk ik te lezen in dit essay dat men enerzijds wel moet aan de weet
zien te komen wat we graag doen, waar we goed in zijn, maar dat we daar wel
eens tijd voor moeten leren. Men kan niet zomaar judo onder de knie krijgen,
want het vergt oefening en bovendien is de competitie, het vechten om te
winnen, maar ook om het trainen van de bewegingen, het laten inslijpen. Het is
in die zin dat we de auteur zouden willen vragen hoe hij aankijkt tegen de
chirurg die zich met het aangezicht inlaat en daarvoor talloze uren moet werken
en steeds beter de bewegingen onder de knie krijgen. Zelfs een beetje kok moet
heel wat bewegingen in de vingers krijgen, wil hij of zij de cruciale
technieken zonder nog te hoeven nadenken kan uivoeren. Het ontwikkelen van
routines helpt ons om meesterschap te verwerpen, maar die oefeningen storen ons
vaak, vinden we overbodig, terwijl ze wel een noodzakelijke voorwaarde vormen
om het ambacht om de job goed te kunnen uitvoeren. En de verfijning van
uitvoering kan pas als men het allemaal goed onder de knie heeft, terwijl ook
bedacht kan worden dat men pas iets graag doet als men voelt dat men het goed
kan.
Mateloosheid
kan men bepleiten, graag verkiezen we die boven vrijwillige beperking, maar
soms kan het goed blijken zich op iets toe te leggen, maar dan ook weer
mateloos. Time management bestaat er dan in dat men die volkomen inzet kan
realiseren, terwijl het leven ook andere eisen stelt. Wie succesvolle sporters
volgt tijdens hun jeugd merkt dat sommigen het reguliere onderwijs volgen en
toch goed scoren. Hun vele uren training na de schooluren maakt dat de
dagelijkse agenda vol zit en ook zeer sterk gestructureerd is, maar de
adrenaline van de competities en succeservaringen maken het alles wel de moeite
waard. Feestjes geven ze op, maar ze krijgen hun eigen festijnen van kunnen en
slagen.
Het
gaat er dus om dat we wel weten dat geld tijd is en tijd geld, maar dat we er
vaak geen zicht op hebben hoe we daar het beste mee omgaan, want als we te snel
iets willen bereiken, lopen we geheid tegen een muur, maar kansen verspelen kan
evengoed door laattijdig tot een besluit te komen. In die zin is de
begripsomschrijving van het secularisatieproces in dit boek best boeiend: we
weten dat er geen hiernamaals meer is en dat we dus niet moeten rekenen op een
tweede kans in een ander leven. Het secularisatieproces heeft evenwel niet
enkel onttovering gebracht, wel kan men vaststellen dat we vaak de ene soort
zekerheden, die van de kerk, dogma's en leerstellingen dus, hebben vervangen
door andere zekerheden. De tijd nodig om te denken, blijkt ook hier, kan misschien
wel geld kosten, maar kan ons tot goede raadsbesluiten brengen, altijd met het
risico dat we niet over afdoende informatie beschikken. Sommige mensen hebben
er dan geen probleem mee, wel integendeel, want gebrek aan kennis van derden
kan heel wat opbrengen.
Al
met al brengt het essay van Ignaas Devisch over rusteloosheid en diens pleidooi
voor mateloos ons aan het denken. We kunnen maar beter niet teveel naar rust
verlangen, want dan dreigen we stil te vallen. Dient het hollen en tjollen ons
dan alleen maar vermoeide leden, of laat het ons voelen dat we leven? Juist op
dat punt kan men zich afvragen of we de tijd hebben en nemen om ergens een
domein te vinden waar we in de zone, the
flow, komen. Niet altijd lukt dat in ons beroepsleven en als we zien dat
sommige bedrijfsleiders en politici ook graag laten zien dat ze een hobby
hebben waar ze ook graag in uitblinken. Kan iemand zich in golf verliezen, dan
zijn er ook die aan de piano of op een zeilboot hun grootse genoegen - buiten
hun beroep - hun fijnste uren beleven. Soms vallen hobby en leven samen, maar
ik zou graag vernemen van Ignaas Devisch of hij niet ook een pleidooi zou
ondersteunen om mensen juist in amateurisme hun fijnste tijd te laten beleven
en als media en commentatoren er graag de spot mee drijven, dan denk ik dat dit
een gebrek aan beschaving blijkt.
Of
nog, al die dingen die we doen, van wandelen door de stad tot het schrijven van
kreupelverzen kunnen voor iemand van betekenis wezen, al vinden anderen dit dan
weer banaal. Dat is wat we zelf met onze tijd kunnen uitrichten. Ik ben geen
aanhanger van motorcross, maar ik vind het erg dat mensen niet de kansen
krijgen hun sport te beoefenen. Waar ligt de grens? Neen, hier gaat het niet om
wat we individueel willen voor onszelf, wel over dat waartoe we anderen de kans
willen geven, of niet. Zonder deze benadering van Ignaas Devisch zou men er
zich gemakkelijk van kunnen afmaken en zeggen dat het nergens toe leidt. Het is
precies eigen aan onze cultuur dat veel van wat wij nu evident menen te mogen
noemen, juist door mensen is gerealiseerd die er hun dode tijd mee vulden of
beter er hun tijd aan wilden besteden. Dat zal, valt te vrezen, bij de verdere
automatisering, nog meer uitgebreide inzet van robots aan de orde komen. En dan
zal blijken of we die gegenereerde middelen zullen willen verdelen,
herverdeling. Dit is geen vraag of socialisme of kapitalisme, maar over hoe we
met de tijdswinst zullen omspringen.
Tot
slot, de auteur spreekt over zijn grootmoeder die 10 kinderen moest opkweken en
geen tijd had voor vakantie. Maar vaak hadden die mensen naast hectische
momenten, de slacht in november of het oogsten van de tarwe, de rogge of de
klaver ook rustige momenten, waar er naast de routines van het melken en het
uitmesten van de konijnenkoten of de varkensstal weinig te doen viel. Die
ritmes in het leven, zoals Stijn Streuvels dat beschreef in "Langs de
Wegen" is wat mensen als Jan Vindeveugel die van het grote erf was
vertrokken, gaandeweg missen, zeker als hun eigen onderneming blijkt te falen. Rust
is het niet, jachten of jagen ook niet. Toch
kan men op historische gronden ook vaststellen dat boeren niet zomaar op het
ritme van de seizoenen leefden, want de kleine boeren en landsknechten deden
aan huisnijverheid en grotere boeren vonden vaak ook bezigheden buitenshuis,
zoals in het bestuur van wateringen of soms zelfs in nevenactiviteiten als een
molen, mout bereiden en dergelijke. We zoeken activiteit, niet altijd voor het
geld, maar omdat we bezighouding van doen hebben voor onze rusteloze geest.
Mateloosheid toelaten, poco ma non troppo, 't en zal wel paradoxaal klinken,
maar is dat niet wat het gevecht tussen Es en Ueber-Ich oplevert, een ik dat
voortdurend zoekt de regie te voeren en weet dat te strakke regie de tomen kan
doen scheuren.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten