Vlaamse Beweging en N-VA?
Dezer
Dagen
Vele levens voor een
partij
Het omgaan met de pragmatiek van alledag
Met
onverholen leedvermaak schrijft men over de dure lessen die Bart De Wever moet
betalen voor zijn arrogantie en streven naar macht, voor het streven van zijn
partij de uitgelezen volkspartij te maken. Maar die discussie gaat voorbij aan
de vraag of men in een democratie dan echt nog bij dat adagium moet zweren dat
men moet doden om zelf niet gedood te worden. Oh ja, kiezers zijn niet dom,
niet allemaal tegelijk noch op dezelfde wijze.
Op
15 september 2001, een regenachtige zaterdag werden de stemmen geteld in de
partijraad van de VU in articulo mortis en bleek de groep Bourgeois de grootste
maar net te weinig om de naam VU ofte Volksunie verder te kunnen gebruiken. Na
een reis door de woestijn, haakte men de N-VA vast aan de CD&V en werd de
partij van salonfähig plots zeer aantrekkelijk voor kiezers die met het artikel
1 niet zo heel veel ophadden, met een onafhankelijk Vlaanderen. Toch kon de
partij doorgroeien en werd ze de grootste in het land en dus zeker in
Vlaanderen. Allerlei ongezellige referenties aan een duister verleden ten
spijt, bleek de partij tijdens die groeispurt best in staat de democratische
waarden en ingesteldheid te kunnen cultiveren, maar de buitenwacht stelde graag
het opdoemende craquelé vast, diepere scheuren waren ook welkom.
De
vraag die zich stelde en stelt is niet of de partij de Vlaamse Beweging trouw
blijft, dan wel of de Vlaamse Beweging de baten van het succes van de partij
kan genieten en er zelf enig voordeel mee doen. Dat laatste blijkt frustrerend
genoeg niet het geval, want de nieuwe kiezers van N-VA en de Vlaamse Beweging,
daar liggen weinig bruggen en passages, maar toch, de ideeën van de Vlaamse
Beweging blijken bij momenten dieper in het Vlaamse Weefsel vertakt te zijn dan
men graag voorhoudt. Een voorbeeld? De discussie over de toewijzing van
RIZIV-nummers voor artsen en tandartsen en de wijze waarop de Vlaamse overheid
de toegang tot de studies geneeskunde heeft beperkt terwijl de regering van de
Franse gemeenschap de toegang nauwelijks of niet beperkte.
Partijen
functioneren niet enkel volgens de wetten van individuele willetjes en ego's,
maar die ego's zijn wel nodig opdat de partij voor het anonieme publiek
aantrekkelijk zou worden. Jaren geleden waren er nogal wat discussies in de
familie over rechtse en andere partijen en hoe die partijen de wensen van de
sprekers, ooms en de bompa, later ook wijzelf zouden vervullen. Mijn vader
maakte daar in zekere mate abstractie van want een regering moet niet mikken op
voldoen van wensen van individuele burgers of groepen, noch de bourgeoisie noch
die van de vakbonden. De regering moet regeren, maar ook hij kloeg vaak over de
doorgedreven regeldrift, terwijl hij via de vereniging van tandartsen merkte
dat sommige dossiers over conserverende tandheelkunde of de tegemoetkomingen
voor kinderen en voor zelfstandigen, het zogenaamde klein versus groot risico
soms voor problemen kon zorgen bij dure behandelingen, zoals orthodontie.
Het
heeft me in die jaren dan wel niet immuun gemaakt voor idealisme, maar het
leerde me dat mensen die met laarzen in de modder staan soms meer te vertellen
hebben, als ze niet gaan klagen over het feit dat het allemaal niet volmaakt
is. Maar doorgaans zijn het wel mensen die van aanpakken weten en tegelijk
weten dat je niet alles geregeld moet willen hebben, want dan verlies je soms
kansen op een bijzonder resultaat.
Toen
ik via Vlaanderen Morgen in de Vlaamse Beweging en de VU terecht kwam, merkte
ik wel eens de versmachtende greep die men wilde hebben op de smaak van mensen.
Ik hou van de Vlaamse letteren en dat is meer dan Boontje en Claus, van de
Nederlandse Letteren, maar ook van andere literaire universa, ook de Franse en
sommige medestanders vonden dat vreemd. Maar wie kan nu voorbij aan "La
dame aux camélias"? Of Stendhal, "Le rouge et le noir"?
Bovendien vormen beide romans noodzakelijke stapstenen in het literaire
universum, zoals ook Goethe met Faust er een in de aanbieding had of ... er
zijn er teveel om op te noemen, waarbij ik Thomas Mann en Hesse toch niet
onvermeld wil laten.
Het
moet overigens gezegd, aan het adres van de Vlaamse Beweging dat ik via
ontdekkingen in de Europese - en Amerikaanse - vaak de eigen literatuur opnieuw
leerde waarderen. De taal, het Nederlands, al dan niet als idioom naar eigen
genoegen en behoefte hersmeed, zoals bij Streuvels en Buysse, bij Timmermans en
Schouwenaars gehanteerd en ingezet, was en bleef voor mij ook een zaak van een
cultuurtaal. In de Vlaamse Beweging was er, enkele uitzonderingen niet te na
gesproken, viel die aandacht voor het ABN - toegegeven, het was soms een strak
stramien waarin men niet altijd wonen kon - weg of kreeg het verwijt net teveel
op de letter te spreken en te schrijven.
In
mijn jonge jaren ben ik een keer naar de IJzerbedevaart gegaan, want het was
toen al, voor mijn vader onder meer, duidelijk dat de Vlaamse Beweging en de
cultuurfondsen hun beste tijd gehad hadden, al bleef mijn vader trouw aan het
Davidsfonds, dat sinds kort haar uitgeefactiviteiten heeft overgedaan aan een
commerciële uitgeverij. Wat rest? Amechtig activiteiten inrichten en even
amechtig de eigen relevantie onder de aandacht van politici houden.
Men
kan me mijn ambivalente houding tegenover de Vlaamse Beweging euvel duiden, ik
denk wel dat ik de politieke strijd - sinds Egmont - en ook in de tijd van het
Sint-Michielsakkoord niet echt goed toevertrouwd zag aan de Vlaamse Beweging.
Evengoed merkte ik hoezeer men in de beweging aan een soort romantiek vasthield
die, naar het wijze woord van Rudiger Safranski - jaren later gelezen - alles
kleiner en beslotener maakte dan nodig is.
Edoch,
de VU onder Bert Anciaux en opvolgers verloor ook aan relevantie, niet enkel
omdat de doelen bereikt leken, wel omdat men de link niet meer zag tussen
institutionele hervormingen en maatschappelijk welbevinden. Sommige mensen
streden tegen België, maar daarom nog niet voor Vlaanderen, laat staan voor de
Vlamingen. Toch vond ik ook dat de weerstand
in intellectuele kring tegen de Vlaamse Beweging echt wel overdreven was
en van grond gespeend: men woont in Vlaanderen en kan over de politieke
discussies het zijne denken, binnen Europa en België heeft men ook een Vlaamse
identiteit, die niet per se van grond gespeend is. Neen, voor mij heeft de Slag
der Gulden Sporen alles te maken met een hoog oplopend conflict in een
middeleeuwse context tussen minstens vier partijen. Henri Conscience heeft er
een legende van gemaakt - ten behoeve van België, zoals men beeldhouwwerken
Ambiorix en Willem van Oranje, Egmont en Hoorne, Simon Stevin neerzette, iets
waar de Vlomse Beweging even weinig aandacht aan besteedde als de Belgicistische
praatvaren dat deden. Erasmus was van Rotterdam, maar maakte een deel van zijn
carrière in Leuven en Bazel, Luis Vives kwam in Brugge terecht en eeuwen
voordien had Christian de Troyes wellicht zijn Parcival aan het hof van Philips
van den Elzas geschreven (12de eeuw), alle aangehaalde voorbeelden laten zien
hoe Europa wel degelijk bestond in de 16de eeuw. Maar toen werden
ook de Nederlanden tot een grotere politieke eenheid gesmeed, onder invloed van
Karel V, maar ook met instemming van de leden van de Staten-generaal en van de
leden van de adel en de ondernemers in de steden. De opkomst van het
Lutheranisme en het Calvinisme hebben er anders over beslist, wat niet wegneemt
dat vooral in het Zuiden van de Nederlanden deze bewegingen in eerste instantie
meer aanhang hadden; de val van Antwerpen is een historisch gegeven dat men
niet kan betreuren, wat ook weer zo een wrevel opwekkend issue is gebleken:
geschiedenis is onveranderlijk, onze kennis ervan mag oppervlakkig blijken of
oppervlakkig voorgesteld worden, zoals de Vlaamse elite van spraakmakende en
beeldvullende intellectuelen het graag pleegt te doen, de geschiedenis zelf
verdraagt veel meer intense studie en ook wel enige reflectie, maar veranderen
zal men haar niet.
Dat
geldt a fortiori voor wat de geschiedenis van de twintigste eeuw betreft. Want
schreef Daniël van Acker nog een indrukwekkend boek over het activisme - toch
wel gekleurd bij nader inzien - dan valt het op dat men met het doctoraat van
Bruno de Wever in de maag zat niet, enkel de Flaminganten van dienst, maar ook
hun tegenstanders. Jawel, het VNV collaboreerde, zoals ook Devlag het Nazisme
omarmde en een deel van het Verdinaso die weg is opgegaan; ook waren VNV en
andere organisaties in die tijd, anno domini 1933 autoritair en liet Staf de
Clerk zich graag fêteren als de grote leider, dan nog zag men dat mensen wel
degelijk begrepen dat er gevaren in zaten. Nogal wat mensen wilden geen tweede
activisme - zoals de collaboratie met de Duitse bezetter in WO I werd genoemd -
maar men kon niet aan de lokroep van macht, prestige en overwinningsroes
voorbij, al smaakte die algauw bitter, zoals bij de rekrutering van soldaten
voor het Oostfront is gebleken, de strijd tegen de Communisten. Na WO II heeft
men aan de ene kant veel rancune gekoesterd tegen la Belgique à papa en aan de
andere kant werden nieuwe bewegingen gedreven door een oprecht
internationalisme of koket geëtaleerd kosmopolitisme, waar dan weer de Vlaamse
Beweging behoorlijk kregel van werd.
In
die omstandigheden begon Bert Anciaux en een deel van het VU-kader de oude
strijdpunten naar de achtergrond te verdringen en na het aantreden van de
Vlaamse Regering met Patrick Dewael, werd naarstig meegewerkt aan het
ontmantelen van wat vele aanhangers van een niet-politieke Vlaamse Beweging
voor belangrijk hield. Intussen had men de Vlaamse letteren al gereduceerd tot
enkele namen, vier of zo, met voorop Boon en Claus, maar zonder bijvoorbeeld
Daisne, Lampo of Raymond Brulez, om Maurice Gilliams niet te vernoemen. Zelfs
sommige experimentelen kregen geen aandacht meer. Mijn loyauteit ging uit naar
de gedachten van onder meer Eric Defoort, die onder meer het boekje van Marc
Reynebeau, het Klauwen van de Leeuw, met grote aandacht had gefileerd, naar
Geert Bourgeois die vond dat de strijd niet geleverd was en dus, jawel, was ik
op 15 september naar Brussel getrokken.
De
actuele discussie tussen de Vlaamse Beweging en de N-VA had men wel kunnen
verwachten, temeer omdat Bart Maddens, professor aan de KU Leuven er veel aan
gedaan heeft om de N-VA op haar pragmatische aanpak aan te spreken. De grondwet
vormt nog steeds een grendel op een grotere onafhankelijkheid van Vlaanderen
binnen Europa, maar N-VA heeft met Sander Loones wel de vergissing begaan die affiniteit
met de Europese Constructie los te maken. Dat men niet met de EVP of de
liberalen van Verhofstadt in het EP parlement wilde zetelen kan men begrijpen,
maar het eurorealisme dat men nu predikt, ligt ver van wat sinds decennia in de
Vlaamse Beweging ook werd gedacht. Wel hebben sommige politici van Europa een
nogal persoonlijk project gemaakt en de discussie van de instellingen afgeleid.
Nu over CETA en TTIP moet nagedacht en besloten worden, blijkt dat wel eens
ruis op de boodschap te brengen. Toch kan men om die discussies niet heen: de
gevaren van verder gaande globalisering maakt mensen onzeker terwijl anderzijds
de voorgestelde verdragen een geslaagde poging mogen heten de grote economieën ronde
de Noord-Atlantische Oceaan minder afhankelijk te worden van meer autoritaire
regimes in Zuid-Oostazië, van Rusland ook. Er schuilt ook een aanmerkelijk
lastig akkoord in over het feit dat bedrijven van de ene in de besluitvorming
van de andere mogen ingrijpen, al is het altijd nog zo dat een bijzondere
instantie als rechter de geschillen moet beslechten.
Kortom,
de discussie over de communautaire koers van de N-VA speelt zich af tegen een
achtergrond van tal van consideraties die zelden in het discours van de Vlaamse
Beweging een plaats hebben gekregen. Nu moet men natuurlijk wel
eerlijkheidshalve aangeven dat de Vlaamse Beweging zelden intern veel eenheid
heeft vertoond, wel tegenover de vermeende vijand, la Belgique. Maar toch,
zoals Schiltz aanliep tegen het Nee van de toen nog grote cultuurfondsen, zo
lijkt de Vlaamse Beweging gereduceerd tot de kringetjes van en rond VVB, dat op
zijn beurt wel een netwerk mag heten, waar vaak net de dezelfde mensen in
allerlei organisaties de dienst uitmaken. Onafhankelijk daarvan heb je dan nog
zoiets als de Gravensteengroep, die progressief en Vlaams zijn best vindt kunnen.
Na
de faux pas van de voorzitter in L'Echo - al weet niemand of de heer de Wever
echt een faux pas heeft begaan, want hij weet wel dat ook in Franstalig België
de "koers" van de PS kan dalen en tegelijk, hij moet de eigen koers
vast weten te houden. Daar denk ik dat de partij sinds een paar jaar een
vergissing beging, door zich niet aan de "hoge" cultuur te wagen en
zich wel eens populistisch op te stellen. Natuurlijk draai je op een
nieuwjaarsfeest dansbare muziek waar mensen voor in beweging komen, het gaat er
vooral om dat men de strijd is aangegaan met de cultuurmensen, die de hoge
cultuur zelf ook aanvielen en met de soms zelfgenoegzame producenten van
officiële kunst, zoals Tuymans of Tom Lanoye. Het feit dat de N-VA die keuzes
diende te maken, mag niet verwonderen, want sinds goed dertig jaar ontsnapt
geen enkele partij eraan en mensen als Ico Maly hebben het verkeerd voor als
hij beweert dat de N-VA zou gekozen hebben voor een conservatieve, suikeren
romantiek. Toch koos de N-VA niet voor wat er in Vlaanderen bij kunstkenners
van gewicht was, maar voor een soort internationale smaak en voor wat men dan
met enige goede wil couleur locale mag noemen, schlagerzangers en co. Dat valt wel
enigszins te betreuren, omdat op die manier de N-VA inderdaad een arrivistisch
trekje kreeg, maar hier kan er geen kloof ontstaan met de Vlaamse Beweging,
toch?
Blijft
de vraag of men nieuwe eisen kan stellen terwijl men afsprak dat communautaire
kwesties begraven zijn? Het dispuut over de artsen en de verdeling van
toegangsplaatsen voor beginnende artsen in Vlaanderen en Franstalig België
heeft wel meer mensen geraakt, omdat men de mening is toegedaan dat de
Franstalige bewindslui bewust het been stijf hebben gehouden en onbeperkt
mensen RIZIV-nummers hebben laten uitdelen aan afgestudeerde artsen, ver boven
het aantal dat hun per jaar toekwam. Dat nummer is het toegangsticket voor
afgestudeerde artsen die het beroep willen uitoefenen, waarmee ze voorschriften
kunnen uitreiken en attesten van consultaties en behandelingen. Men kan dus
niet anders dan Rik Torfs goed begrijpen als hij stelt dat elke toegeving aan
Marcourt en co een casus belli vormt met de Vlaamse artsen én patiënten, de
Vlaamse samenleving ook. Dit probleem is onderweg opgedoken en de N-VA heeft,
voor zover men kan zien geweigerd welke toegeving dan ook te doen, maar in de
brede media, waar men nochtans graag voor rechtvaardige zaken ten strijde trekt,
vormt dit dossier maar een van de vele, maar voor wie er aandacht voor heeft,
blijkt het een lakmoesproef: wil Franstalig België nog wel meer doen dan
profiteren van het systeem en het gegeven woord gestand doen?
Men
ziet het, de N-VA had in de oppositie enkel
en alleen kunnen fulmineren tegen de toegevingen, het opgeven van de
verdeelsleutel van 40 nummers voor Franstalige artsen tegen 60 voor
Nederlandstalige op 100. Hierbij komt dat een aantal nummers ook wel eens
ingenomen door buitenlandse artsen die uiteindelijk toch in Nederland aan de
slag gaan.
Maar
de N-VA heeft de vijandigheid jegens België geleidelijk omgebogen naar een
strijd tegen het langjarige overwicht van die ene partij in Franstalig België,
de PS en dat heeft niet iedereen kunnen overtuigen. Drie jaar voor de volgende
verkiezingen wordt er derhalve over de keien gerold en zegt men wederzijds oude
vriendschappen op. De N-VA en de Vlaamse Beweging? Het zullen de media zijn die enkele figuren in
de Vlaamse beweging groot zullen maken in de hoop de N-VA te helpen kapseizen.
De Vlaamse Beweging vecht om relevantie, sluit zich wel eens aan bij Pegida en
andere clubs, maar heeft, voor zover een redelijk mens dat kan zien geen
aandacht meer voor het institutionele: alles is te weinig en te laat. De Partij
zal niet zomaar alles realiseren en moet ook het geschikte moment afwachten.
Daar is uw dienaar gerust over. Wel heb ik het niet voor een populistisch en
opportunistisch meespelen met de dierenrechtenbeweging, niet enkel tegen
onverdoofd slachten, maar ook omdat dit vooral veel overdreven veel regelgeving
met zich dreigt te brengen en mensen onnodig op kosten kan jagen.
Vooral
de gedachte dat men alle verkeersongevallen kan tegengaan en daarom het aantal
snelheidscontroles wil verhogen en ook het drankmisbruik bij bestuurders van
auto's, terwijl de risicofactoren ook uitgaan van drugs, telefoneren achter het
stuur en nog wat van die dingen. Natuurlijk streeft men naar veilig verkeer,
maar nu blijkt men de onveiligheid te vergroten, door bestuurders onzinnige
omwegen te laten maken in de steden. Autoverkeer staat eenieder ten dienste
maar men slaagt er niet in het verkeer via openbaar vervoer te verbeteren en
aangenamer te maken. Kijk, als men de bus neemt over tien minuten, dan moet men
niet per se zitten, maar als men dertig km moet reizen en een uur op de bus
zitten, dan is enig comfort wel gewenst. Ook treinen dient men meer aan te
bieden en dat kost geld. Nu heeft de NMBS al jaren grote tekorten en daar
geraakt men niet vanaf. Waarom niet mateloos innoveren? Automatische
treinstellen, die volledig met GPS of andere automatische pilootsystemen
aangestuurd worden. Maar nu bouwt men het aanbod eerder af.
De
toekomst van de N-VA? Die reikt verder dan van de Vlaamse (Volks-)beweging, al
willen die graag doen geloven, zoals Jan Jambon en Peter De Roover ten tijde
van het Sint-Michielsakkoord, waar zij dus heftig tegen fulmineerden - dat zij
de laatste verdedigers zijn van de Vlaamse zaak zouden zijn. De
verkiezingsresultaten van de N-VA bewijzen inderdaad dat de partij (enige tijd)
de Beweging niet nodig had, wat tot dit debat aanleiding heeft gegeven. De
beweging mag sterker blijken, dan ze nu opereert, maar niet met valse pretenties
en al helemaal niet usurperend de politieke macht van de partij. Uiteraard moet
men begrijpen dat politiek soms op lijnvissen lijkt, je moet je tijd afwachten,
of op het uitroken van de tegenstander, ook daar moet je wel even geduld hebben.
In
die zin vond ik het optreden van die man van VVB verbazingwekkend, want hij
begon over Catalunya en hoe die regio erin geslaagd is het nationale elan op te
krikken. Met hele en halve leugens: "wij zijn de Duitsers van het Iberisch
schiereiland" terwijl intussen de oude industrie teloor ging en er weinig
in de plaats kwam. Ook scoort de regio hoog op de rankings van corruptie en
gebrek aan transparantie. Als Vlaming
voel ik me niet aangetrokken me met zo een regio te verbinden of verbonden te
weten. Oh ja, en als ja tegelijk Cervantes (geboren in Alcalà de Henares en
overleden in Madrid) en Christophorus Columbus, de zeereiziger die naar India
voer en Amerika ontdekte voor je kar wil spannen, dan klinkt dat wellicht
overtuigend; storend is vooral dat de Catalanean een uitgesproken dédain aan de
dag leggen voor al wie in Spanje geen Catalaan is. Dat soort Nationalisme kan
ik niet delen en ik denk ook niet dat de N-VA daar echt voeling mee moet
zoeken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten