Crisette en beschadigd vertrouwen
Kritiek
Meer dan een
parfum van crisis
democratische instituties, ideologie en concepten
De
een vindt dat de democratie in Europa en de VSA aan het einde van de rit
gekomen is en dat men er zich geen blijf meer mee weet, want de resultaten, wat
wij burgers ervan merken alleen rampspoed zou brengen, politici zou toelaten te
graaien en de bron van onrecht zou wezen. Sta mij toe hierbij enkele vragen te
stellen. Populisten leggen uit waarom mensen ongenoegen koesteren, de behoeders
van de wet weten niet wat te zeggen. Wij burgers kijken toe en vragen ons af
waar het op uit zou kunnen draaien.
Al
jaren volg ik discussies over de kwaliteit van het bestuur, over democratie en
nieuwe politieke cultuur en stel steeds weer vast dat er in het debat ergens
een zwart gat zit, waar alle energie naartoe blijkt te gaan, namelijk dat we
volkomen afhankelijk zouden zijn van de macht, de machthebbers en de
voorzieningen. Het klinkt wat cru, maar als je dagelijks hoort dat er in onze
welvaartstaat, welvarende staat armoede is, maar uiteindelijk niet altijd weet
begrijpelijk te maken wat de context is, dan ga je denken dat het allemaal fout
zit. Of dat zo is, valt dan niet meer te bestrijden en dat lijkt mij een
kwalijke zaak. Maar het ligt niet altijd aan de besluitvorming die we
democratisch noemen, maar in opvattingen en praktijken van bestuur. Het gaat
dan over de vraag of alle debatten bij besluitvorming publiek moeten of mogen
worden. Wat kan als men zich verantwoorden moet? Democratisch bestuur heeft te
maken met directe inspraak van iedereen, zegt de ene ideoloog, terwijl de
andere meent dat men via het representatieve systeem tot het beste beleid komt,
terwijl men besluitvormend soms voorbij blijkt te gaan aan de techniciteit van
wet, normen, administratieve aanpak. Nu moet gezegd, herhaald, dat de ambtenaar
vandaag niet meer een soldaat in een groot leger of een grote organisatie is,
maar vaak een zekere mate van machtsdelegatie kreeg die hij of zij naar best
behoren probeert uit te voeren, ook tot welzijn van burgers.
De
hele discussie over rechtvaardige belastingen laat zien dat men heel ver kan
gaan in het streven naar iets dat hoe nobel ook praktisch niet haalbaar is,
toch niet in absolute zin, omdat recht en rechtvaardigheid termen zijn die men
niet aan een meetlat kan afmeten, ook al omdat mensen recht en onrecht,
(on-)rechtvaardigheid anders ervaren, afhankelijk van omstandigheden. De
overheid kan dus niet elk onrecht dat mensen in het dagelijkse leven ervaren oplossen,
zeker als het niet om iets strafbaars gaat of omdat er geen juridische gronden
voor zijn, verhelpen. Wel merkt men dat vele conflicten vandaag wel
gejuridiseerd worden, of leiden tot nieuwe wetgeving of in de rechtbank een
nieuwe betekenis. Een leerling haalt zwakke rapportcijfers en kan naar een
geschillencommissie, ook als iedereen weet, de ouders incluis dat zoonlief of
dochterlief er niets van gebakken heeft. Gelukkig gaan die commissies er niet
altijd op in.
Tegelijk
merken we niet dat we zelf ons leven minder in de handen hebben, minder
autonoom worden en dat zorgt voor een nieuw ongenoegen. We willen van alles outsourcen en vergeten dat
het samenleven organisatie vergt, die ons toelaten kan onze vrijheid en
autonomie te vieren. Veiligheid? Natuurlijk, maar als ik geen wapen draag kan
ik niemand neerschieten, neersteken, noch om foute redenen noch om goede
redenen. Sociale zekerheid? Het systeem in stand houden en toch klagen over de
gebreken van de gemengde vrije markt, het Rijnlandmodel. De ideologische
zuiverheid nastreven en blind blijven voor de onbedoelde maar daarom niet
minder reële neveneffecten, het leed dat men derden, doorgaans ongekend,
onbekend, onbemind blindelings aandoet, dat vormt dezer dagen een kernvraagstuk.
In welke mate kan een overheid mensen vrij maken of juist, door ongestuurd
machtsstreven, ondoordacht invoeren van regels knechten en fnuiken?
Kan
ik de gedachte delen dat onze instellingen niet altijd meer adequaat blijken,
dan denk ik toch dat we eerst meer inspanningen zouden kunnen opbrengen om die
instellingen, ook vakbonden, werkgeversorganisaties, het middenveld hun rol te
laten spelen, wetende dat macht altijd meespeelt kan men tegelijk ook van
elkaar verwachten, zeker van de top van die organisaties dat ze elkaars
posities en hun eigen bestaansreden gestand doen. Men kan duizend keer pleiten
voor solidariteit en ik denk nog altijd
dat een "Broederschap" een betere term is, maar als je die
solidariteit beperkt tot een zogenaamde klasse, de "werkende klasse"
dan riskeer je hun belangen in het gedrang te brengen. Strijdbaarheid is nodig,
zegt men mij dan, want anders loopt men over ons heen. Waarvoor strijdt men
dan? Voor het welzijn toch van die werknemers, arbeiders en bedienden - termen die
nieuwtalig geschrapt werden - want zij zijn altijd de dupe? Als een bedrijf
sluiting aankondigt van een productie-eenheid, dan is het omdat het nog meer
winst wil maken, om de aandeelhouders te plezieren. Maar pensioenfondsen hebben
complex samengestelde portefeuilles die mee bedrijven financieren om onze
pensioenen op peil te houden. Sinds het drama van Renault Vilvoorde is me die
paradox duidelijk geworden.
Goed
samenleven in een complexe samenleving, waar belangen niet altijd convergeren,
vergt overleg, overtuigen, maar ook verantwoording, waarbij de eigen belangen
dienen wel gewettigd is, maar ook aandacht opbrengen voor de prijs die men
betalen kan, moet. Verantwoorden wat men doet als politicus, maar ook als
ambtenaar, als burger, het hoeft niet altijd expliciet, want dan komt het er
vaak op neer dat men zich bepaalt tot de argumenten die de anderen willen
horen. Verantwoordelijkheid in publieke ambten ter sprake brengen, het blijft
een moeilijke klus, want niemand durft van een ander nog te beweren dat die
onverantwoordelijk zou zijn. Terwijl men zieken voor hun verantwoordelijkheid
wil plaatsen, valt het bijzonder moeilijk met politici en andere "big
shots" daarover te spreken.
Het
heeft te maken met wat we onder verantwoording en verantwoordelijkheid
begrijpen, want het is meer dan te beweren dat men het goed voorheeft met de
samenleving, wetende dat statistieken veel kunnen verbergen. Verantwoording afleggen
betekent zowel spreken over wat men bereiken wil en hoe men dat wil bereiken.
Burgers mogen van de overheid een en ander verwachten, maar vaak begrijpen we
niet dat wat politici voor ogen hebben staan niet door hen gerealiseerd wordt.
Politiek bedrijven, dossierkennis opbouwen en mensen uitleggen wat men doet, in
de Rotary en bij jeugdverenigingen.
We
weten dat net dit laatste zelden gebeurt en ook dat politici het moeilijk
hebben om werkelijk te luisteren naar wat mensen te vertellen hebben, want dat
vergt tijd. Wie in twaalf woorden of dertig seconden in de lift aan de mouw van
een politicus m/v trekt, kan geen potten breken: ofwel klinkt men schel en
ongenuanceerd ofwel te braaf. Maar politici rijden hun provincie rond, soms ver
daarbuiten om hun verhaal te doen, komen er vragen dan zijn die mooi
geselecteerd. Voor politici is het handig te geloven dat mensen er niets van
begrijpen, dat burgers alleen maar publiek zijn.
Bij
de media rust dan ook een grote verantwoordelijkheid aan te geven wie dat
publiek is, hoe divers het is, hoe mensen nooit zo hoog geschoold geweest zijn
en zelf ook ervaring hebben in het leven. Mensen lezen geen kranten meer - uw
dienaar beperkt zich daar niet in, maar stelt vast dat de binnenlandse kranten
nog nauwelijks een smoel hebben, een uitgesproken visie op mens en samenleving,
tenzij dan iets dat we soft-gauchisme moeten noemen. De spagaat is dan ook vaak
groot tussen artikelen over kinderarmoede en vervolgens een uitbundig verslag
brengen van een cruise op de Baltische zee of hoe aangenaam het toeven het is
met een dj op Ibiza. In het Vlaams parlement stelt men onverdroten dat het niet
kan dat kinderen in armoede leven, laat staan dat ze dakloos zouden zijn. De
oorzaken alleen zoeken bij de ouders kan men niet, dat mensen in problemen
kunnen komen, moet men stilaan toch weten. Maar dat men zegt dat men daar in
Brussel de problemen eens zal oplossen, zowel vanwege meerderheid als oppositie
komt ongeloofwaardig over.
Sommige
stemmen pleiten voor een technocratisch bestuur, dat volkomen objectief en zonder
aanziens des persoons zou functioneren, wat men wel kan doen op het niveau van
de wetgeving, bij de uitvoering, voor de mensen die men aanspreken moet of die
de overheid aanspreken, kan het mis lopen als men geen oog heeft voor
particuliere omstandigheden. Lex, dura lex sed lex? Men vindt dat dit gelden
moet voor anderen, niet als we zelf aangesproken worden.
Nu
de regering geconfronteerd wordt met conflicterende inzichten, wat in een
coalitieregering altijd wel het geval is, zou men dus best de doorsnede
proberen te maken van Gesinnungsethik en Verantwortungsethik. De verantwoording
komt er dan op neer dat men anderen ervan overtuigt, de eigen achterban, maar
ook de anderen van zowel de intenties als van de gevolgen. Zonder enige
bevlogenheid gaat dat evenwel niet, een perspectief bieden is dus wel aan de
orde en een dat meer is dan: het is goed voor uw geldbeugel.
Men
zegt dat de gelijkheid in het gedrang is, maar er is, wat dit land betreft ook
sprake van een vrij billijke spreiding van de welvaart, al zou het nooit genoeg
zijn. In de discussie over de fiscale ongelijkheid zit dan ook ressentiment en
woede opgeslagen, terwijl men vergeet dat men graag zelf ook beloond wordt als
men het goed doet; welvaart komt niet tot stand als men mensen de vruchten
hunner arbeid ontneemt. Maar tegelijk ziet men mensen soms inspanningen
opbrengen om anderen bij te staan, als die in hoge nood verkeren.
In
deze crisissfeer, die naarstig opgefokt wordt zonder dat we nog goed weten wat
de inzet is, stellen we ook vast dat een deel van dit land, de vele parlementen
en regeringen die Franstalig België rijk is, zich verzetten tegen een
handelsakkoord waarvoor de partijen die daar het heft in handen hebben zelf hun
toestemming gegeven hebben. Of CETA goed is? Waarom zou het slecht zijn?A) te
kapitalistisch en b) niet duurzaam en c) te gunstig voor Vlaanderen terwijl het
om Europees-Canadese onderhandelingen en een verdrag gaat. De argumenten
overtuigen niet omdat men niet de moeite doet, zoals bij de Brexit het geval is
onzin en werkelijkheid duidelijk onder de aandacht te brengen. Men klaagt dat
bedrijven regeringen zouden kunnen aanklagen en verhaal halen bij een
bijzondere arbitrage-instantie als een regering wetgeving zou doorvoeren die
deze bedrijven in hun activiteit kunnen schaden. Niemand zegt a priori dat
bedrijven het pleit vanzelf zullen winnen, want ook de regering mag en moet
zich verantwoorden. Het gaat ook over voedselveiligheid en het gebruik van
ggo's, maar ook over bosbouw en over intellectuele rechten.
Als
burger begrijp ik dat regeringen het niet altijd onder de markt hebben, vaak
onvoorstelbaar moeilijk te overbruggen belangenconflicten moeten verzoenen en
tegelijk begrijpen dat burgers zekerheid, rechtszekerheid van node hebben
willen ze hun leven zelf vorm geven, ondernemen, investeren, plannen maken voor
de toekomst. Links is moe, schreef Tony Judt, die zelf niet bepaald rechts mag
heten. Het valt op dat men oude paradigma's blijft hanteren, terwijl
staatsgeleide economieën het er niet bijster goed vanaf gebracht hebben. Men
kan ook niet beweren dat hier en nu in Europa het wilde kapitalisme zou
heersen. Wel heeft de val van de Muur in 1989 en de uitbreiding van de EU in
2004 een aantal grenzen verlegd en bovendien zijn er de opkomende economieën,
China, India, Zuid-Afrika, Brazilië en nog een aantal andere die in staat zijn
producten veel goedkoper te produceren. De vragen die dat meebrengt zijn legio,
onder meer over onderwijs, maar ook over hoe men met nieuwe technologie zou
omspringen.
De
vaststelling dat de armoede toeneemt, zoals men slag om slinger beweert, de
kwetsbaarheid die mensen op de rand van armoede brengen kan, neemt ook toe,
terwijl mensen, jongeren, medioren, zelfs senioren best in staat blijken hun
boontjes te doppen. Maar als men hen vraagt of ze zich welvarend weten, dan
zeggen velen dat ze dat niet durven te beweren. Vraagt men mensen of ze moeten
krasselen om het einde van de maand te halen, dan klinkt het eenstemmig
"Ja", maar kijkt men naar spaartegoeden en eigendommen, dan blijken
mensen een zekere welstand te kennen. De overheid en vooral de oppositie hebben
dezer dagen weer eens gezegd hoe slecht het met ons land gesteld is, zelfs met
deze wereld. Terwijl het aantal mensen in armoede wereldwijd langzaam daalt,
sommige landen een betere ondersteuning weten te realiseren en de economieën
veranderen, blijft men hier de deuntjes van veertig jaar geleden, met enige zin
voor variatie herhalen.
Het
punt is dat we ons niet mogen verkijken op reële problemen van individuele
burgers, ook al hebben zij er soms wel iets aan toe bijgedragen, maar dat ervan
uitgaan dat elke problematische situatie door wetten ingeperkt moet worden, ook
tot nieuw onrecht kan leiden: een vrouw met kinderen, zonder echtgenoot is een
vogel voor de kat, zegt men, waarbij men dan nog eens mogelijke vluchtige
vriendschappen als bezwarend voorstelt en dus zal - zoals in Nederland gebeurde
- de kinderen uit huis plaatsen, waarna voor die kinderen de hel pas echt
losbreekt, omdat de opvoeding in instellingen niet altijd goed uitpakt. Zoals
Paul Frissen schrijft in "De fatale staat", zal men nooit elk
probleem kunnen oplossen van elke individuele burger. Laat het duidelijk wezen,
men helpt mensen die in nood zijn, maar ook zorgt men dat mensen zichzelf
kunnen redden. De overheid voorziet daartoe middelen, zette wetgeving op die
mensen toelaat daartoe voorzieningen op te richten en dat werkt wel degelijk.
Helaas, alleen als er problemen zijn horen we er iets van. Mensen die in alle
stilte hun ding doen, hun leven met hun naasten, magen en vrienden leven, hoort
men niet. Activisten die menen dat alles fout is, horen we des te meer.
Gelukkig zien velen door die sluier heen.
Alleen
als het op publieke verantwoording aankomt, zien we dat men de wijze les van
John Williams, zoals die in "Augustus" aan de orde komt, vergeet:
politici, vorsten of verkozenen moeten niet willen beslissen wat goed is voor
de mensen. Maar zij kunnen wel kaders scheppen waarin mensen zelf kunnen
oordelen wat goed is voor henzelf maar ook voor anderen. Teveel overheid?
Juist, dat beweerden Reagan of Tatcher, om baby-tatcher niet te vergeten,
terwijl teveel overheid over meer gaat dan over de kosten ervan, maar ook over
teveel willen regelen, omdat men "entscheidend" wil zijn, soeverein
wil bepalen wat goed is. Weber en Carl Schmitt mogen wat vaker het publieke
debat over de res publica kruiden. En die crisis, die gaat wel over, al lijken
mensen het allemaal wel te geloven,of niet meer. Wil men hen niet van de res
publica vervreemden, dan kan men hen beter ernstig nemen. En wij, burgers, wij
kunnen ons beter ook een beetje ernstiger nemen en
politici aanspreken, niet over onze kleine besognes, maar over wat goed is tot
nut van 't algemeen.
Bart
Haers
PS
de krant vraagt waar we bang voor zin? Voor den duivel en zijn moer niet.
Moslims leven met ons samen, laten we hen niet doen geloven dat ze aan onze
samenleving geen deel hebben? Velen groeiden hier op, spreken onze taal vaardig
en willen ook hun huisje, tuintje en ander genoegen in veiligheid en zonder
aangestaard te worden. Kranten zouden ook eens kunnen onderzoeken waar we hier
wel fier op zijn, maar dat zou wellicht niet genoeg choqueren.
Reacties
Een reactie posten