Aude sapere in brons
Kleinbeeld
Het Zot Geweld
Kunst in veelvoud
Wanneer ontdekte ik het werk van Rik
Wouters? De vraag is niet zo zinloos als men denkt, want het was in wezen een
schok. De beeldhouwer en de schilder, of de tekenaar? Ook dat heeft zin, want Rik
Wouters heeft te maken met veel in mijn kijken naar de wereld te maken, omdat
kunst een plaats heeft in het leven en het is groter dan gewoon het
divertissement in verloren uren. Het kijken naar kunst an sich is wel niet zo
gewichtig, maar het moment dat het kijken een belevenis wordt, maakt het tot
iets bijzonders en kleurt het de dag. Dat kan men van televisie ook zeggen,
natuurlijk, maar het gaat om iets anders, om wat iemand maakte en dat aan de wereld
laat zien. Kunstenaars zijn wel eens ijdel, maar vooral kabbelt het werk op een
bizar mengsel van kunnen en willen, proberen dus. Dat we nu in Mechelen een
iconisch beeld centraal zagen staan in een expositie van kunstwerken, vormt
daarvan de explicitatie. Het kunstwerk dat zelf groeit uit wat de kunstenaar
kan en wil, kent en ervaart, maar dat zelf weer een plaats krijgt bij anderen,
wij dus, het publiek. Maar wil kunst leven, dan moet het moet publiek toegang
krijgen, wat dezer dagen met de collectie van de Brusselse musea niet altijd
het geval is. Dat het ook nog eens een politiek debat is, maakt de zaak er
alleen nog erger op.
Rik
Wouters is in wezen nooit zo iconisch geworden bij een breder publiek, terwijl
zijn oeuvre toch wel omvangrijk mag heten. Wat daar de reden voor mag zijn,
blijft altijd een raadsel, maar dat hij niet lijkt te passen in de klassieke
opdelingen die kunstwetenschappers graag maken, of dat hij niet ingezet kan
worden voor een of andere propaganda, vooral het feit dat hij was gedreven te maken
wat net niet doenbaar leek. In die zin is hij wellicht met Ensor dat
buitenbeentje dat ons in al zijn werken op een of andere manier verzoekt goed
te zien wat er is. Jong al stierf hij aan kanker en men zegt dat hij in Brussel
mismeesterd is geworden door een arts die hem - de Vlaming - niet kon
waarderen, dat hij te vaak op zijn vrouw zat en andere fraaiigheden. De vader
was geen keuterboerke, geen arbeider in een fabriek maar had een eigen meubelatelier,
al was dat voor Emile Wouters een leven van ondernemen en ook wel verliezen.
Meubelmakers en houtsnijders zijn in Mechelen niet ongewoon. Maar toch vond men
blijkbaar dat hij als Vlaming van een mindere soort was. In zekere zin kan men
naast Rik Wouters dan ook iemand als Frans Masereel zien, want ook die kwam
niet uit een armzalig milieu, ging eigen wegen en leefde voor zijn kunst.
Wouters wel bijzonder veelzijdig, tekenen, schilderen, beeldhouwen, etsen...
Het
zot geweld dus, het iconische beeld dat ik ooit zag in Antwerpen, waar ik
langer bij verwijlde dan bij de meer hedendaagse werken. Altijd weer blijft het
werk aanspreken en men kan het gemakkelijk klassiek noemen, in de betekenis die
Goethe aan dat begrip gaf: datgene wat iedereen kent en weet te waarderen.
Wellicht bedacht Goethe ook dat ook een klassiek werk niet gewaardeerd moet worden
omdat het klassiek is, maar elkeen komt er op enig moment bij uit dat het lijkt
alsof het er altijd geweest is en dat men het zich eigen kan maken, dat wil
zeggen dat het altijd wel ergens kan opdoemen, als men gaat denken of in de
herinnering zoeken wat er nu wel eens echt belangrijk zou kunnen zijn.
Wie
die zaal op min twee betreedt waar het werk staat en waarom heen veel staat
uitgestald, waant zich even in het kabinet van Boorman, de man van het
Wereldtijdschrift, maar bij het rondwandelen, zoekend naar een begin, ontdekte
ik dat het geen stapeling was, maar met aandacht bijeen gebrachte stukken, die
de vele facetten van dat beeld, het zotte geweld/de dwaze maagd uitspellen,
waarbij zo ongeveer alle media aan de orde komen, video op verschillende schermen,
beelden, doeken, tekeningen en daarbij blijken de referenties niet enkel naar
Frankrijk en de Franse canon te verwijzen, ook de Duitse kunst, Karel Appel,
Nederlander hun plaats hebben.
Maar
voor je er binnengaat, moet je eerst Mechelen bereiken, per trein of wagen,
waarbij je reizend merkt dat al die kreten over onze landschappen, over de
steden, hoe erg het is, in wezen al in die tijd, toen dat hof van Buysleiden
werd gebouwd, aan de orde was, alleen bereikten we de afgelopen decennia een
schaal van bouwdrift die nooit gekend zou zijn, maar dat hangt gewoon samen met
de ontwikkeling van de demografie: we zijn nu met veel meer op deze lap grond.
Mechelen zelf verdient zeer zeker een bezoek en de gedacht dat de
tentoonstelling ergens anders opgesteld kon worden, blijkt naderhand steken in
de vaststelling dat er weinig museale ruimtes zijn waar zoveel bij elkaar
gebracht kan worden. Is het organisch, dan omdat het beeld refereert aan het
eigenzinnige dansen van Isodara Duncan, die de beeldhouwer geinspireerd zou
hebben. Maar hij had ook aan de dans bij Breugel gedacht en het verhaal van de
dwaze maagden kon hem ook bekoren. Als een pleidooi voor zorgeloosheid? Dat was
misschien wel een wensdroom.
En
hoewel er een chronologische lijn in de tentoonstelling zit, kan men ook andere
lijnen trekken. Op dat vlak ervoer ik de tentoonstelling als geslaagd, want ik
kwam er buiten met een genoegen dat ik niet altijd meemaak. Mijn gezelschap was
even lovend en toch, er blijft ook wel iets om te onderzoeken.
Wat
is modernisme in de kunst? Ik vraag het me altijd weer af, net omdat het beeld
dat Wouters maakte er altijd al geweest lijkt te zijn, maar ook omdat het als
beeld van een vrouw in een zotte, dolle bui zich helemaal uitleeft. Isidora Duncan
danste niet meer volgens de regels van het klassieke ballet maar zocht in de
natuurlijke beweging de schoonheid, zoals onder meer Anna-Theresa de Keersmaeker in onze dagen doet, maar
Duncan brak, terwijl de Keersmaeker een nieuwe traditie voortzet. Moderniteit
veronderstelt een breuk met wat als normaal geldt, maar wordt vaak naderhand
algemeen erkend als goed en normaal. Het beeld van Rik Wouters, als je erbij
staat, geeft de beweging weer, meer dan bijvoorbeeld de balletdansersjes van
Degas. Het beeld van de sater en de nimf is dan weer een klassiek thema, al zit
er een heel verhaal in. Beeldhouwde men graag dansende tienermeisjes als
nimfen, dan om de kans te krijgen een naakt te maken, maar ook voor het
genoegen van het publiek dat serieus en voyeuristisch kon savoureren.
Toch
zit Wouters met zijn beeld in een ander register, waar de beweging zelf
voorwerp wordt. Arno Breker zal ook die beweging brengen, net als de klassieken
deden, maar hier is het toch de uitbundigheid en niet bijvoorbeeld de triomf
van de atletische beheersing. Wat doet hij dan? Herwig Todts, die deze
tentoonstelling bedacht, laat zien hoe 100 jaar in de kunst die beweging uniek
is gebleven. Het gaat om een volkomen vrij zijn van het model, waarbij ze zich
helemaal los gooit. Duncan zelf gedroeg zich niet conformistisch, was bisexueel
en hield van het leven, wat schril afstak bij de wat de norm - tot 1914 -
voorschreef voor vrouwen. Mannen wilden het voor het zeggen hebben en vrouwen
hielden elkaar ook wel bij het handje. Toch was het een bloeitijd van
excentriciteit naar de normen van toen, zoals bijvoorbeeld ook Louis Couperus
tot leven wekte in verschillende romans, niet zozeer in Eline Vere, wel in
"Langs wegen van geleidelijkheid" en "De boeken der kleine
zielen", waarin op allerlei manieren de spanning tussen burgerlijkheid en
eigengereid uitgespeld wordt. In De Dwaze Maagd, krijgt het afwijzen van de
ernst om de ernst een uitdrukking maar ook krijgt Nel, krijgt een vrouw de
mogelijkheid zich helemaal uit te leven.
Het
begrip "hysterie" komt in gedachten, maar meteen ook de gedachte dat
dit vooral in een milieu tot stand zou komen wanneer men zich strak aan
fatsoensregels zou houden en dat ook van andere dames verwacht. Nog eens, waren
de mannen zelf eerder bandeloos, het waren vrouwen die elkaar de duvel aandeden
bij overschrijdingen. Hysterie heeft te maken met seksuele frustratie, dat bij
vrouwen en meisjes uit de middenklasse een vruchtbare voedingsbodem zou gekend
hebben of kennen. Uitgelaten vrouwen, het werd en wordt vaak als vulgair
voorgesteld of aangevoeld, terwijl we ze vandaag vaak zien opduiken in reclames
of in sitcoms, maar vrouwen die zich volledig laten gaan, los gaan, zullen dat
niet zo gauw als mannen publiek doen. Eens de fase van het gillen voor tieneridolen
voorbij, krijgt dat exalterende iets van een tekortkoming.
Rik
Wouters gaf zich daar blijkbaar rekenschap van, als we de tentoonstelling nog
eens doorwandelen en merken we dat Herwig Todts c.s. de idee hadden die
trouvaille van Wouters te gaan confronteren met andere werken van de schilder
en beeldhouwer, zoals een model in rust, dat ook weer een zelfbewustzijn in
plaats van ingehouden reserve weergeeft. Want hoe lang is het geleden dat
meisjes te horen kregen "soyez correctes", gedraag u, zet u zo in de
zetel dat de knietjes mooi tegen elkaar rusten en de onderbenen in een
bevallige hoek op de grond rusten? Toch is zot geweld altijd een aansporing tot
vitalisme gebleken, een "aude sapere" in brons.
Men
zegt wel eens dat Vlaanderen de trein van het modernisme heeft gemist, vooral
in Franstalig België schijnt dat een excuus om de kunst van Wouters en
tijdgenoten te negeren. Minne versus Rodin? Men hoeft ze niet tegen elkaar af
te zetten, wel begrijpen dat Joris Minne wel een generatie na Rodin komt, maar
niets zegt dat hij gewoon volgde. Minne verloor met de jaren, na 1900 wel zijn
flair en durf, werd ingehaald door zijn succes en hoefde ook niet zo nodig
meer. Dat geldt wel voor meer kunstenaars die ergens in hun loopbaan hun succes
konden verzilveren. Zover is het met Rik Wouters niet kunnen komen, want hij
was nog aan de weg aan het timmeren toen kanker hem velde. 33 jaar oud en
sterven, dat betekent dat veel niet is gerealiseerd en toch, hij laat een
omvangrijk oeuvre na.
Ik
zal dus dringend dat boek van Erik Min doornemen, want ik heb de indruk, na het
bezoek aan de tentoonstelling, dat er in het werk van Rik Wouters nog veel zit,
dat het overdenken waard is. Of ik dat beeld dan mooi vindt, doet wel degelijk
ter zake en het gaat uiteraard om een persoonlijke waardering. Sinds een bezoek
aan het voormalige Musée du Jeux de Paume, in Parijs, waar al die impressionisten
opgesteld stonden, hingen, ervoer ik de obligate opdeling van stijlen steeds
meer als een hinderpaal om het werk te genieten. Ook bleek het impressionisme
voor de dijkbreuk van het academisme te zorgen, maar nog lang na de ontdekking
van het doek "Impression, soleil levant" zouden schilders zich van
die benadering van licht, kleur en vormen bedienen, maar er ontstonden vele
vormen van impressionisme en allerlei afsplitsingen, waarbij het humeur en temperament
van de schilder bepaalde hoe het er ging uitzien. Was er zoiets als een
impressionistische norm?
Dat
probleem van de norm komt in het werk van Wouters zo te zien vaker aan bod,
want hij tekende mooie vrouwen, maar ging ook zover een meer ruwe verbeelding
van het vrouwelijkheid te presenteren, maar is rond en rondborstig per se lomp?
Of waarom zou lomp niet ook een charme hebben? In de tentoonstelling zien we
overigens dat de kunstwetenschap soms met zichzelf in de clinch komt, maar
misschien is dat ook de bedoeling, laten zien dat kunst individueel is en toch
gedeeld wordt. De beelden van Marlène Dumas hangen er pontificaal, want hoewel
picturaal lijkt in de vijf gestalten een derde dimensie aan bod. Het gaat niet
om het zot geweld bij Dumas, maar eerder om gestalten die getekend zijn door
hun conditie.
Kortom,
als zo een tentoonstelling slaagt, dan is het meteen ook aanleiding voor
gesprekken, die je kan hebben in gezelschap, als je rustig savourerend allerlei
kunstwerken, uit vele periodes tegen elkaar afgewogen ziet of gewoon elkaar
versterkend. Zo een bronzen mercurius, de goddelijke postbode in brons uit de
achttiende eeuw of een punk-schilderij, video's zoals gezegd en
boekillustraties. Pratend over een en ander blijken we het niet altijd eens te
zijn met de commentaren bij de werken, maar dat levert dan weer nieuwe
bedenkingen op.
Ergens
onderweg bedacht ik mij dat ook Minne nog eens een uitgebreidere presentatie
verdient, want als men toch houdt van ronde getallen, dan is 150 jaar... Of hoe
Jef Lambeaux toch altijd weer onze zinnen prikkelt, dat was ook de bedoeling. De
verbeelding, de illusie leeft in die kunst sterk, maar wat modern moet heten,
hangt niet altijd af van de brute behandeling van de stof, want de nuffige
dansende nimfen, waar een sensualiteit van afstraalt die Nel ontgroeid lijkt,
maar die zij rijper uitstraalt, doet denken aan David Hamilton, aan de
verhaaltjes van Pierre Loys, die zich over deze etherische sensualiteit
ontfermde. Omdat de tentoonstelling ons beelden toont die alle lijken te
stralen naar dat ene beeld, vraag ik me ook wel af of we de uitleg van Herwig Todts
altijd als ernstige statements moeten zien. Kan het dat hij de kijker al eens
op het verkeerde been wil zetten?
Op 4
oktober 1923, bij het verscheiden van de kunstverzamelaar Georges Giroux,
schrijft Karel van de Woestijne hoe zonder de steun van Giroux Rik Wouters
nooit zoveel had kunnen presteren. Wellicht is van de Woestijne niet geheel
adequaat of begrijp ik niet goed wat hij bedoelde met de frase dat Rik Wouters
voordien uit de hand van deze of gene meubelmaker had geleefd - Wouters sr. had
een meubelatelier - ofwel wilde hij de kracht van Rik juist in de verf zetten,
maar hij wil ook het mecenaat van Giroux eren en vergeeft hem diens
inhaligheid, want daarzonder had hij nooit dat kunnen maken, wat we kennen van
Rik Wouters[i]. Karel
Van de Woestijne moet een buur geweest zijn van Wouters...
Spreken
over Wouters als (jonge) kunstenaar, het is meteen een toegang van het
artistieke leven in Brussel en ook Mechelen, met de aanpak van zijn vader, de
academies, prijzen en geldsteun van het Mechelse stadsbestuur. In Mechelen is
houtsnijkunst natuurlijk een cruciaal ambacht, maar Wouters wordt getrokken tot
het modelleren. Via al die details wordt het ietwat geromantiseerde beeld dat
Nel in haar memoires ophing, bijgesteld maar de kern is toch dat Rik Wouters
enorm gedreven moet geweest zijn om het als kunstenaar te maken. Hij kende
Ensor blijkbaar en bewonderde hem, maar ging eigen paden. Schreven we hoger of
we bij Wouters de stempel 'Fauvist" of "Impressionist"
moeten/mogen drukken, dan denk ik dat zoals wel vaker de termen het werk wel
enigszins plaatsen, maar een paar werken laat zien hoe Wouters een persoonlijk
realisme betrachtte[ii].
Het bezoek aan de tentoonstelling was dan ook een groot genoegen en tegelijk,
merkwaardig genoeg, een beleving van wat kunst vermag, al brachten de
samenstellers ook meer "gebruikskunst" binnen zodat het Zotte
Geweld/de Dwaze Maagd ook in die burgerlijke connectie gesitueerd kan worden.
Nu, aan burgerlijkheid hebben wij allen natuurlijk een broertje dood, maar zij
waren het wel, de burgers, de mannen van het jaar nul, zijn het die ook weten
te geven en (jonge) kunstenaars een kans geven. De woede van Rik Wouters, die
kunnen we niet invoelen, zijn levensvreugde dan? Zotte razernij zien we ook
vandaag niet zo graag, vrees ik, als ik zie hoe de extravaganza aan een soort
theater van de smaak wordt geoutsourced, zonder dat we de verschrikkingen van
Winehouse en andere iconen willen ervaren.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten