Medische hulp bij zelfdoding voor levensmoede mensen
Brief
over levenshulp
Brugge, 22 november 2016
Geachte heer prof. dr. Ignaas Devisch,
Het helpt niet te zeuren en te klagen over
wat de media brengen, want door de band is de oogst behoorlijk, al betreur ik
dan wel eens dat dit onderwerp of dat andere issue te weinig aandacht krijgen,
we zullen ook wel moeten vaststellen dat er ook veel goeds afkomt. Het hangt
er, valt te vrezen, van af, of we vooral politiek nieuws willen, dan wel of
nieuws willen over hoe we dezer dagen kunnen leven, of we er de zin van zien.
Opmerkelijk dat u een lans breekt voor een
ondersteuning van levensmoede mensen om in hun leven, het late leven, nog enig
genoegen te vinden, als intussen de organen zwijgen en het lichaam of de ziel
niet ondermijnen, het bewustzijn en de mentale vermogens nog okay zijn. Kortom,
als mensen op hoge leeftijd nog kranig en kras door het leven kunnen gaan, maar
een zware last lijkt te liggen op hun leven. U reageert hiermee op wat de
Nederlandse minister Edith Schippers geeft aangegeven, dat mensen die levensmoe
zijn en er de zin niet meer toe hebben verder te leven, beroep zouden mogen
doen op stervensbegeleiding en hulp bij zelfdoding. Het is de ultieme vorm van
zelfbeschikking, heet het, maar u plaatst daar vraagtekens bij. U verwijst naar
eerdere stukken en naar de reacties, dat u die mensen in hun
zelfbeschikkingsrecht zou aantasten, zelf meent u dat het gaat om de gedachte
dat de overheid aan de kant van het leven moet blijven staan.
In uw hoedanigheid van hoogleraar ethiek
en medische filosofie en in uw hoedanigheid van ondervoorzitter van de "de
Maakbare Mens" houdt u zich bezig met wat nieuwe technologie en medische
inzichten voor mensen kunnen betekenen, waarbij lotsverbetering van individuele
mensen en perspectieven voor mensen van deze tijd prioritair zijn. Maar niet elk
nieuw inzicht is zomaar verbetering of brengt alleen maar soelaas. U stelt in
uw stuk in de krant moeilijke vragen, over wat de overheid zou kunnen doen voor
wie zelfdoding overweegt, zoals wettelijke hulp bij zelfdoding aanbieden, en
waar dat voor de samenleving en voor ons toe zou leiden? U noemt al die mensen
die potentieel levensmoe kunnen zijn. U meent ook dat dit de Geestelijke
Gezondheidszorg in een lastig parket zou brengen.
Taedium vitae, een aandoening van het
levensgevoel, waarbij men hoopt dat het spoedig afgelopen mag zijn, omdat men
alleen de last van het bestaan lijkt te ervaren zonder de vreugden ervan nog te
proeven, te kunnen genieten. Nu ja, als men dag na dag te lezen krijgt dat al
die vreugden van het bestaan toch niet veel voorstellen en bovendien
levensbedreigend zouden wezen, zou men wel eens de lust zien wegsmelten. Men
moet zich afvragen, zoals u aangeeft, of we al die kennis over allerlei
stofjes, van nicotine over tannine tot morfine,
die in onze samenleving een zekere plaats hebben verkregen, al zal men morfine
alleen onder medisch toezicht gebruiken, echt moet interpreteren als voldoende
grond voor een totaalverbod op wijn en tabak, opdat we langer zouden leven.
Wie zijn of haar leeftijdgenoten ziet
wegvallen, wie meent eenzaam te zijn, terwijl er nog altijd mensen op bezoek
komen, niet elke dag, maar toch, die kan de indruk krijgen dat het vet van de
soep is, maar of dat moet leiden tot een diepe levensmoeheid, die elk plezier
in het leven miskent of niet meer kan zien, zal dus volgens minister Edith
Schippers beroep mogen doen op stervenshulp, hulp bij zelfdoding zonder
medische redenen. Psychisch lijden? Zou dat onomkeerbaar blijken, dan zou men
iets kunnen ondernemen, maar u meent dat men eerst nog eens aan levenshulp zou
moeten denken.
Hoe krijg je levensmoede mensen terug
zover dat ze een babbeltje weer gaan waarderen of blij zijn bij het ontwaken,
omdat ze nog eens naar hun bank aan het water kunnen of een boek lezen,
dochter- of zoonlief op bezoek krijgen? Soms ontmoet men nog eens iemand die
ver de 80 voorbij nog volop van haar of zijn leven kan genieten en de kleine
plaagjes of de verminderde vermogens best meester blijkt te zijn. De vraag is
dan nog eens waarom die mensen die 90 jaar oud nog verlangen te leven terwijl
anderen zeggen dat ze het gehad hebben en tegen hun zin leven. Ergens kwam er
een reactie op een schrijven dat een oude moeder het allemaal liet schieten en
dat de auteur zou moeten geloven dat ze geen levenslust meer had, maar in diepe
rouw verkeerde. Hoe zal men dat keren?
Door stelling in te nemen en te betogen
dat de overheid aan de kant van het leven hoort te staan, zal men ook moeten
zorgen dat deze mensen ondersteuning krijgen. Levenslust kan men niet
aanpraten, de zin om te leven terug vinden, kan men via de eigen veerkracht,
waar anderen de toegang toe helpen te vinden. Zou het standpunt van mevrouw
Edith Schippers een poging zijn om kosten te besparen in de gezondheidszorg en
de GGZ? Men mag het niet gedroomd hebben, want dat zou betekenen dat de
overheid meent dat men niet meer moet verwachten van artsen dat ze in principe
elke levensmoeheid welwillend tegemoet zal treden, dat wil zeggen, geen
pogingen meer doen om zo iemand toch terug wat levenslust te laten vinden.
Goethe beschrijft hoe hijzelf in zijn
jonge jaren met een dolk bij de hand leefde en zich dat taedium vitae zelfs wat
liet welgevallen, maar net deze man zou 82 jaar oud worden en nog op hoge
leeftijd verliefd zou worden op en jonge deerne en die voelde zich daar wel
bij, zoals zij ook wel iets voor hem voelde. In "Wilhelm Meister's
Lehrjahre" komt Goethe op de idee de dolk als medicijn tegen de pijn van
het zijn te vervangen door een sterk gif, dat een wondarts altijd bij zich
heeft en waarmee wel een ongeval gebeurt. Maar ten gronde is de gedachte dat we
levenslust kunnen putten uit het feit dat we er altijd uit kunnen stappen. In die
zin getuigen artsen ook dat mensen die uitzichtloos lijden, eens ze hun vraag
hebben kunnen uitdrukken om mooi te mogen sterven en verzekerd werden van de
mogelijkheden, weer rust vinden en er niet meer om lijken te verzoeken. Men
meent dat vooral mensen die geen euthanasie willen (helpen) uitvoeren dit
argument aanwenden, maar vaak zit de onrust en beklemming net in het feit dat
men in een uitzichtloze toestand gekomen is. De mogelijkheid aanbieden kan dan
helpen toch de levensmoeheid achter zich te laten. Maar dat gebeurt dan
natuurlijk niet in de publieke sfeer, maar behoort tot het colloque singulier.
Zelfdoding en hulp bij zelfdoding is in
onze cultuur geen taboe meer, maar anders dan Goethe leggen we daarbij weinig
verbeeldingskracht aan de dag, noch voor onszelf, noch voor anderen. Een man
van 90, jaargenoot en klasgenoot van wijlen mijn vader vertelde een paar jaar
geleden bij een bezoek, bij de koffie, dat hij nog wel schik had in het leven,
maar als het moest, dan zou hij het liefst in de nacht inslapen of in elk
zonder veel gedoe gewoon sterven. Voor zijn echtgenote was dat niet zo prettig,
maar zelf heb ik kort geleden mogen ervaren wat dat betekent, zo een plots
overlijden.
Geachte heer Ignaas Devisch, ik kan uw
redenering volgen en onderschrijven, terwijl ik een beetje vast lijk te lopen
als het over uw levenshulpbegeleider gaat, een aanpak die zo te zien niet per
se professioneel zou moeten zijn, want u meent dat we ons met elkaar mogen
moeien, dat zelfbeschikkingsrecht niet het enige is waar we iets mee hebben
maar ook vertrouwen en verwondering, genegenheid - waarom niet? - en dus ook
het vermogen de dag te plukken liggen binnen onze mogelijkheden. Als het
allemaal weg lijkt te vallen, dan kan men nog altijd zelf beslissen wanneer en
hoe het eindigt. Graag leven? Volgens sommige wijze lieden moeten we daar toch
vooral niet op rekenen, want het zou een illusie wezen. Misschien zou mevrouw
Edith Visser kunnen bedenken dat het voor de geneeskunde en de samenleving
lastig zou zijn om nog voor het leven van patiënten te vechten als die toch de
exit op eigen verzoek kunnen kiezen en daarbij geholpen worden.
Het is belangrijk dat u in uw hoedanigheid
van ethicus en filosoof die weg naar het (tijdelijk) hervinden van de
levenslust ook op de agenda plaatst. Hoe dat moet? Kom ik op bezoek in het
rustoord waar mijn moeder nu leven moet, dan merk ik hoe vrijwilligers en
professionele verzorgenden met die ouder wordende en dementerende mensen
omgaan. Mijn moeder zou nooit de moed hebben opgegeven, maar nu kan ze niet
meer bevestigen dat ze graag wil leven. Komen klein- en achterkleinkinderen
langs, dan leeft ze op. Mensen zijn bijzondere wezens, heb ik geleerd, die soms
tot het uiterste hun vreugde te (hebben) mogen leven uitstralen. Want dat
blijft altijd toch dat andere, dat we wel eens vergeten dat we ons leven hebben
gekregen en dat we dit als een geluk mogen beschouwen, ook als het niet perfect
is.
gegroet dus, professor, en ik hoop dat de
discussie over deze kwestie niet doodbloeden zal, want het is wel zo belangrijk
dat de voorstanders van de aanpak die minister Edith Schippers voorstelt, nu
maar eens laten horen waarom zij vinden dat het menswaardiger is, mensen op de
uitweg te helpen. In mijn achterhoofd speelt mee dat ik ooit Hermann Hesse, De
Steppenwolf heb gelezen, nog voor ik Goethe leerde waarderen, waarin ook Harry
met zelfdodingsplannen worstelt en via het magische theater de levenslust
hervindt. Of levenslust niet te veel is, voor mensen die liever levensmoe
willen gaan? Ik denk dat juist dat beproefd kan worden, maar nog eens, dat is
een kwestie van zachtmoedig aanklampen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten